| |
| |
| |
Reacties
-tsie/-sie
In het vorige nummer stond ter gelegenheid van onze vijftigste jaargang, een herdruk uit Onze Taal van februari 1948 over de uitspraak ‘politsie’ of ‘polisie’. Uit de reacties blijkt dat deze uitspraakkwestie nu, drieëndertig jaar later, nog steeds actueel is. De redactie ontving brieven van: J. de Bruijn, Hengelo; H.J. Cramer, Rolde; mevr. J. Daan, Barchem; mevr. P. Dijkhuizen-Middendorp, Overveen; L. Elzinga, Hilversum; G.D. Enzlin, Amsterdam; mevr. L.G. de Graaf, Leiden; P.C. Paardekooper, Leuven; O. Vandeputte, Kortrijk-Marke en A. Veenhoff, Eelde.
Hieronder een keuze uit de reacties.
| |
Nasie, naatsie en Nazi
De herdruk van het stukje uit Onze Taal van febr. '48 laat zien hoe langzaam het denken in Nederland gaat, - althans dat over sommige taalkwesties. Nog altijd kunnen we de uitspraakfeiten ongeveer als volgt samenvatten.
De grote meerderheid van de 20 miljoen Nederlands-taligen spreekt konsekwent nasie enz. Vooral in het westen en het noorden gebruikt een minderheid -sie en -tsie volkomen inkonsekwent door mekaar, omdat veel mensen denken dat ‘het’ voorschrift zo luidt. Ten onrechte natuurlijk.
Standaardisering ligt voor de hand. Net als in 1948 moeten we de mensen van de -tsie- dwang verlossen. (Z'n afkomst lijkt een minder belangrijke zaak: via het Italiaans - en het Kerklatijn? - is die ongetwijfeld Duits: zie de Nazi uit de titel.)
In elk opzicht ligt de -sie-uitspraak voor de hand: het is die van de meerderheid en voor een groot deel zelfs van de minderheid. Bovenal: het is de eenvoudigste.
Waarom zou je in honderden Nederlandse woorden een overbodige t gebruiken die je van je oostelijke buurman afgeluisterd hebt?
P.C. Paardekooper
hoogleraar taalkunde
Leuven
| |
Demokrasie of demokratie
We kennen de uitdrukking: ‘Haast-je, repje’ en lekker slordig zeggen we: ‘Haasje, repje’; niemand weet wat een repje is, maar een haasje tot reppen zetten, is een gehaaste conclusie.
Vereenvoudiging blijft niet eenvoudig (leesbaar met beide klemtoonvormen), zie maar:
compositie |
→ composisie |
→ compesisie |
petitie |
→ petisie |
→ pesisie |
positie |
→ posisie |
→ pesisie |
repetitie |
→ repetisie |
→ repesisie |
dus een repetitie is een herhaalde petitie of een terugkeer naar de oorspronkelijke plaats, naar keuze.
En toch...: komt er een p, c of een k voor de -tie uitgang, dan kunnen we niet anders. Productie, reductie, actie, scriptie, optie.
Maar ja, maar ja, komt een militair uit de milisie? Mersie wijst niet terug naar mertie en omdat spasie wordt uit spatie, hoeft spesie nog niet uit spetie te komen.
Hoewel... evacuatie zou overgaan in evacuasie en laten we daar het -cua- uit weg dan komen we op evasie en dat is zeer correct.
Als een nieuwslezer spreekt over ‘erosie’ en ik veronderstel een afkomst uit ‘erotie’, dan spits ik vergeefs de oren, zoöok als ik ‘discresie’ hoor en denk dat iemand dubbeldik gek is. Oh, het wordt moeilijk: lokasie - hèt modewoord van het ogenblik - is samengesteld uit de stam van het werkwoord lokken en het Rotterdamse verkleinwoord voor aas.
Ik ben er nog niet aan toe en houd het op tsie.
L. Elzinga
electronicus
Hilversum
| |
Winkeltaal
Hulde aan G.R. Visser te Amsterdam voor stukje Winkeltaal in O.T. van juli/augustus 1980! Moet er telkens aan denken als ik boodschappen doe, me tevens afvragend: Bestaat er nog een onderwijzer in Nederland die blokletters goed kan schrijven en goed les geeft in blokschrift?
Winkels zitten vol dingen die te koop zijn. Zo worden die er nu eenmaal aangeboden; aanbiedingen, allemaal aanbiedingen, denk ik dus, maar dat is niet juist. Ware AaNBieDiNgeN gaan maar over een deel van wat er op voorraad is. Dat deel is apart uitgestald, meestal in prijs verlaagd, en wat de rest betreft: ‘Géén aanbieding’, zegt de verkoopster, maar u mag 't wel kopen.’ Ja, zo gaat dat, ook in Twente. Men mag. ‘Goed’, antwoord ik, ‘dan wil ik uw barbèkspullen zien, juffrouw.’ Ze snapt er niets van. Dus staan we al gauw op de stoep te kijken naar haar etalage. Wijs naar een bord waarop geschreven staat: OP9ELEt! VOOR UW bARbEQUE A11ES VOORRADi9!ü
‘U las 't niet goed’, zegt die juffrouw en begint over braadpennetjes, spiritusblokjes, sausjes enzovoort. Zonder succes. Dat OP9ELEt! heeft me àl te kribbig gemaakt.
Denk nu dat barbeque de niet erkende, niet uit te vlakken spelling van barbecue in Nederland wordt, zoals pyama volgens de Dikke Van Dale al evenmin een erkende spelling is en naar mij dunkt nooit zal verdwijnen. Kennelijk zijn pyjama en piama wèl erkend. Winkeliers (m/v) geloven 't wel. Ben er niet één tegengekomen die erkende piama's schrijft of laat drukken. Schat dat 999 van de 1000 zakenmensen die erkende pyjama's verkopen, beweren dat 't niet erkende pyama's zijn - lekkertjes zònder j! Wanneer wordt eindelijk deze o zo populaire pyama erkend, die zeldzame pyjama als overjarig beschouwd en de piama, die vrijwel niemand aanstaat, uit de collectie gehaald? Houd intussen die barbeque in de gaten. Hij heeft de barbecue nog niet uit àlle winkels verdreven. Misschien komt er nog een woord als barbekjoe bij, dat vlot erkend wordt.
Kan zo wel doorgaan. Want ik lees nijlons voor nylons en byou-meervoud byou's (zo'n apostrof is ‘in’!) voor bijou-meervoud bijoux. ‘Omdat je in vreemde woorden natuurlijk geen Nederlandse lange ij mag schrijven’, legt een winkelier me uit.
‘En hoe zit 't dan met uw nijlons?’ wil ik weten. Hij wendt zich van mij af en hangt een schildje aan zijn deur. Er staat op: 's-MAAnDAGs GesLOtEn! ‘Doet me denken aan 's-Gravenhage en 's-Hertogenbosch’, merk ik op. Hij snapt er niets van. Hij komt daar niet zo vaak, zegt hij.
Ben dol op een winkel die in elektra doet. Daar ligt een zaklantaarntje, waarbij wordt verklaard: Nooit GeeN BAtteRytjeS NoDiG! Ken dat. Zo'n lampje had ik in een wandcontactdoos gestoken om het op te laden. Midden in de nacht sprong het met een knalletje, dat me wekte, uit elkaar en begon een brandje in mijn slaapkamer te stichten. ‘Nooit geen cent meer aan uitgeven’, zeg ik van de weeromstuit tegen mezelf.
Dan stopt er achter mij plotseling met veel gerammel een vrachtauto vol ijzer. Er staat op: IJzer- & Metaalhandel. ‘Welja!’ roep ik geschrokken uit, ‘Kabaalmaker! Alsof ijzer nooit geen metaal is!’ Een loodgieter, die de wagen voor zijn bedrijf stond op te wachten, kalmeert me: ‘'k Heb in 'n ijzer-
| |
| |
gieterij gewerkt, meneer, en dat was écht géén metaalgieterij. En die truuks maken nu eenmaal veel lawaai.’ Vaktaal.
Na enig nadenken dringt dit tot me door: Zeggen tukkers hier ‘truuks’, dan bedoelen ze geen trucs maar trucks. Onlangs heeft immers een winkeldame haar ‘pusels’ aan mij laten zien, toen ik een legpuzzel - voorkeurspelling! - zocht. Heb toen geen puzzel gekocht maar, volgens het opschrift, een puzzle. Gedachtig aan de collectie pyjama, pyama en piama meen ik dat pusel ook erkend moet worden, al ware 't slechts om Twentse middenstanders te gerieven.
Hier spreekt, schrijft en drukt men vaak heel zuiver in de geest van het Groene Boekje, want men maakt lukraak buitenlandse woorden kapot. Rauhfaser voor je interieur is zo goed als nergens te krijgen, wél raufaser, want die h irriteert toch maar. Iedereen is wel zó vertrouwd met de spencer als kledingstuk, dat winkeliers (m/v) er een hekel aan krijgen om een dispenser, b.v. plakband, te verkopen. Erkend of niet erkend, zulke dingen heten voortaan dispencers met een c!
‘Wor' u al geholpen?’ vragen ze je in winkels. Klanten moeten ze helpen, zelfs als 't gaat om de uitspraak van vreemde woorden. Daarom staat er op een lichtbak:... Parisiënne. Mooie bak. Drie puntjes keurig op een rij. Geen enkel buitenlands verschijnsel ontkomt aan onze bemoeizucht.
Om op die elektrazaak terug te komen: de pocketradio die ik wil hebben, vind ik er niet. De deskundige eigenaar demonstreert tevergeefs een onwelluidend ding; dat is - ik citeer hem - ‘zo'n transistor die werkt op elektriciteit of batterijen.’ Vaktaal.
Heb een quartzklok laten repareren. Ga die ophalen. In de bewuste winkel zijn we weliswaar erg tegen accenttekens, maar des te meer verzot op de apostrof. (Zo zie je maar weer dat die hiertelande ‘in’ is.) Deze zaak, zo lees ik, is ZateRda9's tot 17 UUR 9eOPeNd! En RePaRatie's dien je er a KONtaNt te betalen. Daar ligt nog wat afgeprijsd tafelzilver als een zogeheten AaNbiediN9 Cassette's te koop.
In dat milieu wordt mijn verontwaardiging gewekt door één lettergreep met één accent aigu. (Frans! Moet nodig toegetakeld worden!) De reparatienota bevat namelijk een postje voor dé- en montage... a (zoveel gulden, zoveel cent). Kan me gelukkig beheersen. Had willen schreeuwen: ‘Nooit van m'n leven heb ik nérgens niet één cent voor détage gedokt en, nu mag ü 's goed luisteren, ik vertik 't! Dat gedéteer moet maar 's uit zijn!’ In een warenhuisje koop ik een zeephouder. Hij werkt notabene MachNetiSch. Men wil daar offertes alleen S'MiDDagS. De plaats van die apostrof boeit me. Zou de chef(fin) soms O'Neill heten of D'Silva?
De rest is vlug verteld. Koop voor een jarige een bosje niet erkende gRYSAntEn en een fluitketel. Dan afscheid van het winkelcentrum: ‘Anders nog iets...? Daaag!’
Thuis vind ik een folder van een winkel die ermee te kennen geeft dat ik bepaalde kleding van corduroy o.a. om de modischer kleuren moet kopen.
O ja, nog dit: heb bijzonder geboft met de fluitketel. Hij is namelijk Voor ELeCtriCe of Gas!
H.E.W. Kielich
vertaler, Hengelo
| |
Spelfoutenrisico
Onze taal kent meer klanken (fonemen) dan lettertekens en het is dus logisch, dat we soms een klank weergeven door een combinatie van twee letters (ng, oe, au, enz.).
Het is allerminst logisch en bovendien verwarrend, dat we daarnaast een klank op meerdere manieren met letters kunnen weergeven. Men is daarmee zo ver gegaan, dat er nu slechts een vijftal klanken is waarvan men zeggen kan: één klank, één letter. Het zijn de: à, ö, è, w, en h, die dan ook nooit spelfouten veroorzaken.
Vooral de goede letter k zijn we heel ontrouw geworden door de concurrentie van veel buitenlandse invloeden. Zo zal het voor de gewone burger altijd wel een raadsel blijven, waarom we bijvoorbeeld typiste moeten schrijven met een Griekse letter. Vooral voor de 10% woordblinde kinderen is onze spelling een ware kwelling geworden. Zelfs het woordje fout ziet men in hun dictee's verkeerd gespeld en het wordt dan soms: vaud.
Wie alle variaties opzoekt, zal merken, dat er van dit kleine woordje acht schrijfwijzen naar de klank mogelijk zijn.
Veel erger wordt het met een wat langer woord als b.v. risico. Op een krantenfoto zag ik het fout gespeld en men had er riziko van gemaakt.
| |
| |
Bij nadere beschouwing blijkt, dat in dit woord slechts de letter r niet vervangbaar is.
Maar de overige vijf letters bieden de volgende mogelijkheden voor een spelling naar de klank:
R |
I |
S |
I |
C |
O |
|
IE |
Z |
IE |
K |
OO |
|
Y |
C |
Y |
|
|
Het gevolg hiervan is, dat men ‘risico’ op 128 manieren naar de klank kan spellen.
Wie dus toevallig dit woord nooit geschreven zag staan, heeft maar weinig kans, om het goede woordbeeld te raden.
Zelfs, het Latijn is een dode taal geworden. Hoe zal het Nederlands met zijn kleine taalgebied zich in de komende eeuwen kunnen handhaven, als we nu niet minstens zorgen, dat het een uiterst handzame en practisch bruikbare taal wordt? We moeten dan wel bereiken, dat iedereen ook de spelling probleemloos kan leren.
Die zal dan wel eenvoudiger en vooral logischer moeten worden. Nu noemt men onze taal nog ‘het Chinees van Europa’.
B.P. Visser, arts
Noorden (Z.H.)
| |
Maximeren - Miniseren
Het streven naar een zo groot (zo klein, zo gunstig) mogelijk resultaat: winst, risico en dergelijke, plegen we in het Nederlands aan te duiden met een werkwoord dat is afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord: maximaliseren, minimaliseren, optimaliseren. Vreemd genoeg kent Van Dale niet ‘maximaliseren’, maar wel ‘maximalist’ (een term die, naar ik meen, opduikt in de voorgeschiedenis van de Russische Comm. Partij).
Deze afleiding sluit ook niet aan bij het als omschrijving gebruikelijke ‘bepalen van het maximum’ en dergelijke, in het wiskunde-onderwijs ben ik eigenlijk de werkwoordelijke omschrijving in vraagstukken, ook examenopgaven, nauwelijks tegengekomen. Des te meer echter worden deze vormen gebruikt bij allerlei toepassingen, vooral in de economie, speltheorie en dergelijke.
Het Frans en het Engels kennen dergelijke werkwoorden, daar worden ze echter afgeleid van het zelfstandig naamwoord: ‘maximise(r)’. En zodoende ziet men in het Nederlands ook wel ‘minimiseren’, ‘maximiseren’, al komen ze niet in Van Dale voor. De term ‘maximeren’, respectievelijk ‘minimeren’ vinden we onder andere bij Theil-Boot-Kloek, ‘Voorspellen en beslissen’, Marko-boek 9, Utrecht 1964. Ik vermoed dat deze vorm beïnvloed is door het in het Amerikaans gebruikelijke streven naar kortere vormen, daar kent men bv. ook ‘geographic’, ‘geomorphic’ in plaats van de gewone vorm met uitgang ‘al’.
‘miniseren’ is volgens Van Dale een minder juiste vorm van ‘minimaliseren’, hetgeen ik waag te betwijfelen. Het woord hoort namelijk in mijn ervaring thuis in klein-burgerlijk, vooral Zuidhollands (Leiden, Den Haag, Delft) taalgebruik en wel in twee betekenissen. Enerzijds in de zin van ‘bezuinigen, bekrimpen’ (op tabak, met suiker en dergelijke), anderzijds in de zin van ‘kleineren’: ‘je moet iemand niet zo miniseren’. Ik vraag me af of we hier niet te doen hebben met een afleiding van het Franse ‘menuiser’, dat onder andere volgens Larousse ook ‘amincir’ kan betekenen, een bij de meubelmaker (pen-en-gatverbinding) gebruikelijke techniek. Vreemd genoeg kent Van Dale ook ‘menageren’ in deze betekenis (s.v. 3). Dit heeft overigens in het algemeen een dergelijke betekenis als ‘miniseren’: bezuinigen.
Juist in Leiden en omstreken kende men nogal wat enigszins verbasterde Franse termen: begrijpelijk gezien de toevloed van Zuidnederlandse textielarbeiders in de 16e en 17e eeuw. En bij deze woorden is de verschuiving van ‘e’ naar ‘i’ niet ongewoon: vinijn, sicuur, pinarie. Zodat de afleiding: ‘Menuiseren-meniseren-miniseren’ mijns inziens meer voor de hand ligt dan die van ‘menageren’, laat staan ‘minimaliseren’. Overigens liggen naar de betekenis de woorden ‘menager’ en ‘menuiser’ dicht bij elkaar, ook de huishouding is van oudsher het terrein van spaarzaam omgaan met schaarse goederen, van ‘economiseren’.
Ik noteerde in 1975 in de Nieuwe Rotterdamse Courant (8 mei) in een oproep van de ‘stroomgroep Stop Kalkar’:
‘Ook het miniseren van eigen privé-elektriciteitsgebruik kan bijdragen tot dit protest’. Of de term afkomstig is van de ondertekenaars, dr. B. v.d. Lek en Roel van Duyn of van de redactie was niet duidelijk. Maar ook daarna ben ik het woord ‘miniseren’ in de kolommen van de Nieuwe Rotterdamse Courant tegengekomen, ik meen een keer bij Kousbroek. Ik kende het woord uit mijn eigen jeugdomgeving in Leiden en Den Haag, het bleek me onlangs ook bekend te zijn bij collega's uit de omgeving van Delft. Zou na de Amsterdamse volkstaal ook het taaleigen van de Zuidhollandse ‘kleine luyden’ in de media doordringen?
W.J. Jong, Heemstede
| |
| |
| |
Spelling en Dyslectici
In een boeiend en leerzaam artikel (Onze Taal, december 1980) over ‘woordblindheid’ schrijft mijn collega B.P. Visser ‘Verreweg de meeste volwassenen, die denken dat ze de spelling beheersen, schrijven rustig “pyama” zonder te weten dat het fout is.’ Ik vermoed eerlijk gezegd dat iemand die regelmatig schrijft op volwassen leeftijd langzamerhand wel geleerd heeft dat het onmogelijk is, onze moderne spelling te beheersen zonder het groene boekje (de woordenlijst Nederlandse taal) onder handbereik te hebben.
Sinds de laatste spellingwijziging hebben - naar ik weet - velen net als ik, na op school 5 (sic) maal van spelling te hebben moeten wisselen, in boeken, tijdschriften, overheidsmededelingen enz. nog slechts een zeer chaotische spelling voor ogen gekregen. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is en iedere progressief schrijft zoals hij geluimd is, liefst met een geheel vrije en zelfs in één stuk wisselende spelling. Vooral woorden van buiten ons taalgebied zijn een prooi voor spellingvrijbuiters: sosjaal, adekwaad, kalsium, sjofeur, sjokola, konsiënsieus, konsert, ekstra, keu en sirkel zijn enkele voorbeelden, die ik overnam uit universitaire geschriften. Even leuke dingen voor de mensen vindt men overigens ook in het groene boekje zelf: spellingwijziging naast wetswijziging, eega naast ego, of, als tweede toegelaten spelling: koncert naast konklusie; kontradiktie mag wel maar kontrabande is niet toegestaan; korpus is voorkeurspelling maar korps mag niet eens. Quadraat mag maar quitantie niet, terwijl quantum voorkeurspelling is. Kortom, de spelling is moeilijker dan ooit voor hen die van het woordbeeld afhankelijk zijn; en dat zijn we allemaal altijd. Een verstandige, redelijke, verantwoorde spelling bestaat niet, maar een goed vastgelegde spelling is wel mogelijk. Door de grote wisseling van allerlei woordbeelden die de Nederlander voor ogen krijgt, is de moeilijkheid van (leren) schrijven voor hem een heel klein beetje te vergelijken met die van de dyslecticus.
En als conclusie van dit betoog: de spellingvrijheid van tegenwoordig veroorzaakt onnodige moeilijkheden bij het (leren) schrijven van de Nederlandse taal, bovenal voor kinderen, vreemdelingen en gehandicapten. Wij hebben een officiële spelling. Waarom schrijven we die niet? Spellingeenheid en -orde geven ons de zo broodnodige woordbeeldrust.
De gedachte dat ‘moeilijke’ spelling meer problemen zou geven bij de schrijflessen, wordt niet gesteund door de ervaringen in Engeland. Dyslectische kinderen in dat land met al heel lang de zelfde, onveranderde spelling - die overigens naar de smaak van onze ‘speldeskundigen’ een wanproduct en onmogelijk moeilijk moet zijn -, hebben het niet moeilijker dan Nederlandse dyslectische kinderen hier, integendeel.
L.B.W. Jongkees
Amsterdam
| |
Maximaal - optimaal
Mijn woordenboek zegt dat ‘maximaal’ betekent: grootst mogelijk, het maximum bereikend, en dat ‘minimaal’ betekent: zeer klein, zo klein mogelijk, het minimum uitmakend. Ik heb (dan ook) nog nooit iemand horen praten over ‘het meest maximaal, het meest minimaal, of zo maximaal mogelijk, zo minimaal mogelijk’. Blijkbaar voelt men goed aan dat er na het maximum niets meer komt en dat je niet dieper kunt zakken dan het minimum. Verwonderlijk is het dat men nogal eens hoort ‘zo optimaal mogelijk’ of ‘het meest optimaal’.
Optimaal, zegt mijn woordenboek, is: uiterst, hoogst, gunstigst. Ik zou daaraan willen toevoegen, om het begrip nog duidelijker te onderscheiden van maximaal: uiterst, hoogst, gunstigst bereikbaar met inachtneming van een aantal voorwaarden. Het gevoel dat optimaal vrijwel altijd beneden maximaal zal blijven en dat gestreefd moet worden naar het maximale, verleidt sommigen ertoe, denk ik, om ‘het meest optimale’ te willen bereiken. Dat er in de gegeven omstandigheden, rekening houdend met aanvaarde (beperkende) condities maar één optimum is, ligt blijkbaar niet altijd in het taalgevoel, of men weet niet wat een optimum is. Zoals de voetbaltrainer (toch al uit een wereld waar het taalgebruik arm en gebrekkig is) zei: ‘Ik neem er geen genoegen mee als mijn spelers maximaal presteren; neen, ik eis de meest optimale prestatie. Daar heeft het publiek recht op!’ En hij keek dreigend.
A. Mudde
hoofd Personeelsdienst Philips
Geldrop
|
|