Hij zakte voor het ijndexamen
En aangesteld als landbouwknecht
Maar geen plezier in 't buitenleven
Kwam bij een supermarkt terecht
Hij sjouwde met de schoonmaakmiddels
De fruiten en de pindakaas
En at hij dus tussen de middag
Een boterham met snelle haast
Een dame eens kwam in de winkel
Met mooie kleding maar discreet
Zij had twee donkerblauwe ogen
En slaakt een akelige kreet
Het was haar in het hart geschoten
En daarom stierf zij aan zijn borst
Over de fouten hoeft u ons niet in te lichten, we weten er alles van. De termijn sluit 20 augustus. Veel plezier, ook namens Ivo, toegewenst - en een prettige vacantie. Joech hei.
H.H. Polzer
Toen vroeg ik aan de juffrouw:
‘Wanneer rijgt hij iets aan?’
Het bovenstaande vers tekende ik op uit de mond van mijn vierjarige zoon. Vol trots wijs ik u op het perfecte rijm en op de treffende pointe ‘die je eigenlijk moet horen’. Pardon, wàt zegt u? U vindt het een zouteloos geheel? Ai! (Snel schiet ik mijn huisjasje uit en hul mij in de zwarte toga die mij door Onze Taal ter beschikking werd gesteld.) U heeft groot gelijk. Het ìs zouteloos. Het maken van zulke verzen wordt, wat mij betreft, alleen nog toegestaan aan leerlingen van het lager en nog lager onderwijs, mits zij in het bezit zijn van een vader.
Voor mij ligt de kolderbundel Van Beest en Boel tot Zwijn en Pan. De inhoud is nog schrikwekkender dan de titel.
Een uil liet zich in zijn na-dagen
toch maar eens naar Athene dragen
De rest laat zich raden: de uil knapt een uiltje, gedraagt zich als een uilskuiken, waant zich een valk etc. Er zijn veel van die bundels (‘Beest’-achtigheden heten ze, of De Drommehieris) en nòg meer van die gedichten. Het procédé is dan ook eenvoudig. Eigenschappen en uiterlijkheden van het dier doen er niet toe, het gaat om de naam van het beestje. Uit die naam vloeien alle woordspelige verwikkelingen, alsmede de pointe voort. Ik ken eigenlijk maar één scribent die het genre met vrijwel constante originaliteit beoefende. Toen hij ermee stopte, werd het knoeien. Tevelen dachten: ‘dat kan ik ook’. Ze konden het niet. De manklopende uil uit het citaat bewijst het: voorspelbaarheid is dodelijk voor kolder. Snel bleek bovendien dat de Arke Noachs geen onbeperkt assortiment bood. Humoristische hybriden als De Kaaimandril en nonsensbeesten als Het Kokootje brachten geen herleving. Auteurs herhaalden zich, het epigonenleger groeide. Het groeit, helaas, nog steeds.
Haarlemmer olifanten. Een oude koe uit Holysloot. De kameelworm. De Jan van Brugge. Twee Deventer roeken. De recht-door-zeehond. Het gelijmde sijsje. De ooien en de vaars. De Steunbeer. Ad nauseam. Het is genoeg! Geen nieuwe meer bijmaken a.u.b. Gaat u liever eens naar Artis met de kinderen.
Ivo de Wijs