Van Woord tot Woord
Een dubbeltje op zijn kant
Het is vreemd hoe een dubbeltje rollen kan. Prijkte het de vorige jaargang nog heel onschuldig, zij het met een aantal vraagtekens, onderaan blz. 99, nu brengt het mij van mijn voorgenomen onderwerp af. Dat komt doordat het in één uitdrukking zit met kant. En kant schreeuwt om een verdere behandeling. Deze maand dus geen vervolg van de serie over onze cijfers, getallen en telwoorden. Het is spijtig voor degenen, wie het - uit het vijftallige stelsel afkomstige - cijfer 200 voor het begrip ‘vijftig’ nog niet helemaal duidelijk is, maar zij zullen even moeten wachten. Zij kunnen natuurlijk ook opheldering vragen aan iemand die gewend is aan andere tallenstelsels, zoals een computerkundige.
Weinig etymologische wetenswaardigheden vandaag, maar een breed scala van onderwerpen. Nu ik toch niet aan de telwoorden vastzit kan ik rustig mijn gemoed eens luchten. Allereerst een reactie op de reacties op mijn stukje van januari: het Groningse aftelversje en de woordgroep ‘een half eeuwfeest’. De verkorte versie van het rijmpje komt voor rekening van mijn bron Onze Volksrijmen, bijeengebracht en toegelicht door T.W.R. de Haan, die erbij vermeldt dat het versje uit Winschoten komt en dat de Hoogduitse en Oostfriese vormen erin opmerkelijk zijn. Ik zal binnenkort in de reeks over getallen wat dieper op aftelversjes ingaan.
En dan de heer Jongeling. Hij heeft natuurlijk volkomen gelijk als hij in de door hem genoemde voorbeelden streepjes wil aanbrengen, mits er inderdaad sprake is van een verbinding met de begrippen Tweede Kamer, vrije tijd en grote stad. Als het gaat om de tegenstelling tot bijvoorbeeld een vijfde Kamerlid, gedwongen tijdsbesteding en een grote dorpskerk zijn de streepjes niet op hun plaats. Dit brengt me op een ander punt: het is gevaarlijk om samengestelde woorden zomaar uit elkaar te halen! Iedere deur in huis is nog geen huisdeur en een stadskerk is niet simpelweg een kerk in een stad, maar een kerk met stedelijke eigenschappen, met steedse allure.
Als er nu een bijvoeglijk naamwoord zonder streepje voor de samenstelling komt te staan, dan heeft dat bijvoeglijk naamwoord betrekking op het hele samengestelde woord en niet alleen op het tweede lid. Vandaar dat ik ertoe komen kan te spreken over een half eeuwfeest. Een eeuwfeest is een belangrijke gebeurtenis en bij een half eeuwfeest is de gebeurtenis maar half zo belangrijk, wat helemaal niet hoeft te betekenen dat het feest niet op even grootse wijze gevierd kan worden. Verder is het begrip ‘halve eeuw’ niet op één lijn te stellen met b.v. ‘Tweede Kamer’, ‘vrije tijd’ en ‘grote stad’, zodat de constructie ‘een halve-eeuwfeest’ mij zeer gekunsteld aandoet. Als ik het hardop zeg maakt het de gedachte ‘een halve eeuw feest’ in mij los, hetgeen toch zeker niet de bedoeling van de heer Jongeling zal zijn.
Half is een raar woord. Het heeft sterk de neiging samenstellingen te vormen van het type halfjaar en halfvasten. Naar analogie hiervan zou men ook halfeeuw kunnen vormen. En daarmee wordt dan de samenstelling halfeeuwfeest mogelijk, waaarbij Jongeling zijn zin krijgt: half slaat nu uitsluitend op eeuw en niet op feest, noch op eeuwfeest.
In het novembernummer van het vorig jaar merkt P.C.U.d.B. op dat hij zwedologen/zwedisten kent die behoorlijk de pen kunnen hanteren. Ik weet niet of hij daarbij ook aan mij heeft gedacht, maar als Zwedica wil ik toch een kleine bijdrage leveren aan de in oktober begonnen discussie over buitenlandse plaatsnamen in het Nederlands. Het betreft de Zweedse plaats Göteborg. Als ik de occlusieve g die we uit het Frans, Duits en Engels kennen (b.v. gare, gut, girl), weergeef als een k, dan kan ik de uitspraakvarianten van dit woord door Nederlandstaligen als volgt noteren: geuteborg, keuteborg, keutebork, keuteburg, keuteburk, jeuteborg en jeutebork! De Zweden zeggen jeuteborj. Ik vind dat je, als je per se Göteborg wilt schrijven, het woord op zijn Zweeds moet uitspreken. Zelf pleeg ik de goed-Nederlandse benaming Gothenburg te gebruiken.
Dubbeltje is een woord dat in hetzelfde nummer aan de orde komt. Mevrouw Van der Beek vraagt zich naar aanleiding van dubbeltje en kwartje af of het gebruik van verkleinwoorden voor betaalmiddelen in het Nederlands te wijten is aan onze kneuterigheid. Integendeel, zou ik denken! Ten eerste zijn wij niet kneuterig en ten tweede duidt deze mogelijkheid om nieuwe woorden te vormen op een grote inventiviteit, een bijzonder vindingrijke geestesgesteldheid van onze taalgemeenschap. Het getuigt van fantasie en durf om de verkleiningsachtervoegsels niet alleen te reserveren voor het aangeven van iets kleins of voor het uitdrukken van vriendelijkheid of saamhorigheid, maar om er ook een nieuwe categorie woorden mee te scheppen. Woorden, die een eigen, specifieke betekenis hebben gekregen en los zijn geraakt van het grondwoord. Zo ontstonden onder andere woorden als zuurtje (heel iets anders dan ‘de zure’ of ‘het zuur’) en makkie (naast ‘gemak’). Om op de betaalmiddelen terug te komen: juist hier blijkt dat het