Boekbespreking
ABN Uitspraakgids
In 1978 is te Hasselt bij uitgeverij Heideland-Orbis de ABN Uitspraakgids van P.C. Paardekooper verschenen. Allereerst rijst de vraag in welke behoefte een dergelijk werk zou moeten voorzien. De plaats van uitgave doet vermoeden dat de gids in eerste instantie bestemd is voor Vlamingen. Die indruk wordt bevestigd door het volgende citaat uit het Woord vooraf: ‘Het vastleggen van de ABN-klankvorm is vooral voor Vlaanderen van groot belang omdat daar nog veel onzekerheid heerst.’ De samensteller vervolgt dat ook anderstaligen profijt zullen hebben van zijn uitspraakwoordenboek. Hiermee is dus de doelgroep aangegeven. Laat ik vooropstellen dat ik een beknopt, handzaam uitspraakwoordenboek uiterst nuttig vind, ook voor eigentaligen, misschien zelfs ook voor ‘onzetaligen’, hoewel die laatsten het eigenlijk al behoren te weten. Ook mensen die intuïtief wel de goede uitspraak hanteren zouden van de uitspraakgids voordeel kunnen hebben, wanneer ze de correcte uitspraak aan anderen moeten uitleggen. Ik denk hier aan onderwijzers in het vak Nederlands. Nu ik eigenmachtig de doelgroep wat verruimd heb, voel ik mij beter in staat, te bespreken in hoeverre het doel zelf wordt bereikt.
Welke criteria moeten we nu aan een uitspraakgids stellen? Ik geloof dat de volgende vragen essentieel zijn bij de beoordeling:
- Hoe representatief is Paardekoopers voorstelling van de correcte uitspraak van ABN-sprekers?
- Hoe zinvol is de keuze die Paardekooper uit de Woordenlijst heeft gemaakt (waarbij de eis van beknoptheid niet uit het oog verloren mag worden)?
- Hoe zinvol, en hoe correct zijn de algemene opmerkingen over de uitspraak die Paardekooper aan zijn lijst vooraf laat gaan?
- In hoeverre is de presentatie van de lijst als zodanig geslaagd?
De vraag naar de wetenschappelijke waarde en correctheid laat ik hier buiten beschouwing omdat het boek kennelijk geen wetenschappelijke doeleinden nastreeft.
De eerste vraag dus. Hoe representatief is Paardekoopers voorstelling van de correcte uitspraak van het Nederlands? Paardekooper zelf zal er moeilijk bezwaar tegen kunnen maken als ik de vraag vereng tot de kwestie: in hoeverre wijkt mijn uitspraak af van datgene wat hij voorstelt. Wat dat betreft heb ik niet veel afwijkingen gevonden. In de kritiek van prof. dr. C.B. van Haeringen in de Nieuwe Taalgids stelt deze dat Paardekooper te dikwijls geneigd is om de uitspraak van de h in het midden van een woord te verwaarlozen. Hij vindt ook dat die weglating te inconsequent geschiedt. Op dit punt ben ik geen enkel geval tegengekomen dat Paardekooper ten onrechte de h-klank weglaat, en de inconsequentie moet dus veeleer gezien worden in het feit dat de uitspraak van de h in het Nederlands in het midden van een woord of zin nu eenmaal inconsequent is.
Bij een aantal woorden van vreemde herkomst is mijn uitspraak, althans mijn voorkeursuitspraak, anders dan die van Paardekooper, maar dat zal nauwelijks enige verbazing wekken. In alle gevallen die ik heb kunnen nagaan noteert hij in elk geval een van de gangbare uitspraken; soms missen we een uitspraakvariant die we zeker niet als ongebruikelijk, onbeschaafd, regionaal of anderszins wenselijk zouden willen karakteriseren. Nu komt de samenstelling van de lijst aan de orde. Even een kleine greep uit woorden die ik ooit opzocht en gemist heb. Notulen (interessant in verband met het accent), exhibitionisme (over de uitspraak waarvan in kleine kring onenigheid bestond). De meeste woorden die me de moeite van het opzoeken waard leken, en niet al te ver gezocht waren, heb ik wel gevonden. Van een enkel woord (b.v. armezondaarsgezicht) vraagt men zich af wat de Paardekooper drijvende motieven waren om juist dit woord op te nemen, maar het zeuren over dit soort aangelegenheid ontaardt nogal snel in muggezifterij (dit laatste woord staat niet in de gids, maar muggezifter wel).
Komen we aan de algemene opmerkingen die aan de lijst voorafgaan. Allereerst dit: ze dragen er in elk geval toe bij dat het boek hanteerbaar wordt; erg nuttig is een lijst met woorden waar de d tussen de klinkers wel of juist niet uitgesproken wordt. (Dat ik persoonlijk nooit kruijenier i.p.v. kruidenier met d-klank zou zeggen - nou ja.)
Verder geeft Paardekooper een aantal uitspraakregels per letter, waar twijfel of onenigheid bestaat, of waar hij enigszins problematische notaties behandelt resp. verdedigt. Een persoonlijke stellingname vinden we vooral waar hij de uitspraak van de g, de v, resp. de z toelicht, en die van de t in woorden als politie, repetitie, desertie. Met betrekking tot de g, v en z stelt hij apodiktisch dat deze van ch, f en s onderscheiden dienen te zijn. Bovendien stelt hij dat veel mensen de ‘zachte’ g en ch mooier vinden dan de in Noord-Nederland gebruikelijke scherpe g die niet van ch te onderscheiden is. Ik geloof dat Paardekoopers opmerkingen over de g (en in mindere mate over de v en de z) eerder vele ABN-sprekers tegen de haren instrijken dan dat ze zijn adviezen ter harte zullen nemen.
Tenslotte de presentatie van de lijst. In zijn woord vooraf schrijft Paardekooper: ‘Een uitspraakwoordenboek staat per definitie los van de spelling en maakt dus soms visuele mensen aan het schrikken.’ Ervaringen met beginnende studenten Nederlands hebben mij geleerd hoe belemmerend voor het lezen het fonetisch schrift kan zijn, gewoon omdat daar klanken op een ongebruikelijke manier ‘verletterd’ zijn. Hoeveel sterker moet dit het geval zijn met niet-taalstudenten!
Zo zie ik niet in wat de modale gebruiker aan het teken m̧ heeft (dit staat onder meer voor de n in onweer). Het teken is verwarrend, verhoogt de leesdrempel, en draagt nauwelijks bij tot een correctere uitspraak. Ook lijkt me de notatie c voor tj eerder wetenschappelijk verantwoord dan aantrekkelijk voor de gebruiker.
Verder zou ik het onderscheid tussen svarabhaktivokaal (ə) en doffe u (ʌ) niet maken en beide klanken door een enkel teken aangeven (b.v. ü). Ik weet wel dat er verschil in uitspraak bestaat, maar door de meeste sprekers zal nauwelijks verschil tussen de u in schoolbus en de e in mooiers worden ervaren. Waarom vindt Paardkooper trouwens dat de laatste klinker van anus als de u in put klinkt, terwijl hij universum als universem laat uitspreken? Dit alleen al bewijst dat Paardekooper niet echt consequent onderscheid maakt tussen beide klanken.
De algemene conclusie over de presentatie van de lijsten is dus iets minder positief dan mijn mening aangaande de overige punten. Hiermee is over de waarde van de Uitspraakgids niets ten nadele gezegd, maar wel over de hanteerbaarheid van die gids door een niet taalkundig geschoolde lezer. Ik hoop natuurlijk dat de gebruiker zelf mijn standpunt niet deelt - de behoefte aan een leidraad bij de uitspraak van het Nederlands lijkt me evident.
P.C. Uit den Boogaart
TH Eindhoven