Woordblindheid (slot)
Ieder kind dat pas begint te lezen, zal dat spellend moeten doen zolang het nog geen woordbeelden kent. Maar lezen kan pas leuk worden als het sneller gaat, doordat men hele woorden kan herkennen. Dat stadium wordt door leesblinde kinderen steeds veel later en soms in het geheel niet bereikt. Ze zijn dus genoodzaakt, om lang spellend te blijven lezen en daarvoor is onze spelling helaas slecht bruikbaar.
Spellend lezen zou veel gemakkelijker zijn, als het woordbeeld steeds overeenkwam met het klankbeeld, zoals dat het geval is in het Italiaans en in het Japans en in nog wel meer talen. Ook wij schrijven nu nog wel woorden geheel volgens de klank. Het volgende zinnetje is daardoor moeiteloos te lezen, ook als men het spellend moet doen: ‘Mijn buurman is best een heel aanvaardbaar mens, al maakt hij soms wel eens een aanmerking op die zoon van mij.’ Maar het vereist al direct woordbeeldkennis om chocolade en chaos te lezen en niet gocolade en sjaos.
Spellend gelezen wordt ‘volop’ voolop en ‘terug’ wordt teerug. Een woordblind kind moet medeklinkers tellen om uit te rekenen hoe de klinker er voor(!) wordt uitgesproken. Bij de letter c moet hij uit de letter, die er achter staat afleiden, hoe de uitspraak moet zijn. Hij kan aan de ou niet zien of die als au of als oe moet klinken. We schrijven niet beever en geevel, dus moet men het woordbeeld kennen, om te weten waar de klemtoon ligt in gevel en geval, of bever en bevel. Woorden als reservering, legering, beken, vrouwelijk enz. kan men alleen uit het zinsverband begrijpen enz. enz. Woordblinden kunnen dus heel veel woorden niet snel herkennen en lezen wordt voor hen puzzels oplossen. Geen wonder, dat ze de grootste moeite hebben, om het gelezene ook te begrijpen.
Kortom, ze ondervinden allerlei problemen, waar ze heel wanhopig van kunnen worden en waar een normale volwassene meestal geen begrip van heeft. Ze moeten de onderwijs-marathon lopen met een ‘verstuikte enkel’ en spoedig hebben ze alle lust verloren, om verder aan de wedstrijd mee te doen. Voor hen is leren lezen en schrijven een marteling en ze gaan liever voetballen dan dat ze later ooit een roman lezen of gaan studeren. Toch is het jammer, dat juist intelligente kinderen op die manier een faalangst krijgen en ontmoedigd gaan geloven, dat ze dom zijn. Foutloos schrijven en lezen behoren tot de primaire eisen, die in het leven gesteld worden en als jongeren daaraan al niet kunnen voldoen, dan dreigen ze opstandig te worden tegen de maatschappij, die deze eisen stelt. Ze proberen nog wat bewondering te oogsten door dingen te durven, die een ander niet ‘durft’ en de kans is groot, dat ze elders vergetelheid gaan zoeken. Het hoeft dan ook niemand te verwonderen, dat ongeveer 75% van de jeugdige delinquenten woordblind bleek te zijn.
Onze huidige spelling is natuurlijk niet de oorzaak van woordblindheid. Ook als het woordbeeld logischer zou samenhangen met het klankbeeld, ook dan zullen woordblinden nog wel eens een spelfout schrijven, maar die zal dan direct gezien en hersteld worden. Woordblinde kinderen zullen ook altijd nog wel enigszins herkenbaar blijven aan minder belangrijke bijverschijnselen, zoals hun neiging tot omkeren (42-24), hun vaak onrustige beweeglijkheid, hun onregelmatige handschrift, hun vaak minder goede concentratievermogen, waardoor ze snel afgeleid zijn enz. Daar krijgen ze de minderwaardigheidsge-