Tekststructuur en begrijpelijkheid
Over het artikel ‘Tekststructuur en begrijpelijkheid’, geschreven door M.F. Steehouder in Onze Taal van mei 1977, zou ik graag het volgende willen opmerken.
Voor mensen die beroepshalve wetenschappelijk of technisch materiaal verwerken tot vakpublikaties, rapporten, handleidingen, enz. is het door Steehouder aan de orde gestelde van veel gewicht. Begrijpelijkheid mag wel ongeveer gelijk worden gesteld met het begrip ‘readability’ in de Engelstalige vakliteratuur. Ook daar krijgt het onderwerp al jarenlang aandacht.
Ik wil drie publikaties uit de laatste tijd noemen:
- ‘Readable technical writing: some observations’, George R. Klare, Technical Communication Vol 24 (no. 2), 1-5, 1977.
- ‘Readability’, John Gilliland, Hodder en Stoughton, Londen 1972.
- ‘Behavioural research and the technical communicator’, Patricia Wright, The Communicator of Scientific and Technical Information, no. 32, 3-13, juli 1977.
Me dunkt dat multidisciplinaire samenwerking terzake vruchtbaar zou kunnen zijn, ook in ons land. Het in september 1978 te houden congres, FORUM-78, van de Studiekring voor Technische Informatie en Communicatie onder auspiciën van de International Council for Technical Communication, wil zo'n multidisciplinair forum zijn, waar het begrip begrijpelijkheid niet alleen door taalkundigen zal worden belicht. Voor belangstellenden: het congressecretariaat is Carl Byor Nederland bv, De Lairessestraat 156b, Amsterdam-Z (tel. 020-763222); daar kan nadere informatie worden verkregen.
Terugkomend op Steehouders artikel, wil ik stellen dat men bij het herschrijven van een moeilijk te begrijpen tekst voorzichtig te werk moet gaan. Wat dikwijls gebeurt, en ook Steehouders voorbeeld lijdt aan de kwaal, is dat de nieuwe versie inhoudelijk afwijkt van de oude. Bij het herschrijven worden al te gemakkelijk ‘singulariteiten’ geïntroduceerd, dat wil zeggen, punten die in de oude versie anders of zelfs helemaal niet werden behandeld. Een voorbeeld van zo'n singulariteit is de afkorting ‘o.m.’ die in versie II in het stukje over de taak van de sectorraden verschijnt en in versie I als betekeniselement ontbreekt. In versie III tweede zin gaat het over ‘de samenwerking en het beleid’, waar versie II spreekt over ‘de coördinatie en de beleidsvoorbereiding’. ‘Beleid’ en ‘beleidsvoorbereiding’ wijken inhoudelijk af. Bij nauwkeurig afwegen van de gebruikte formuleringen voor de drie versies komt men nog wel meer van zulke singulariteiten op het spoor.
Laat me eindigen met twee, ongetwijfeld aanvechtbare, stellingen die op FORUM-78 misschien mooi strijdmateriaal zouden kunnen vormen:
1. In tegenstelling tot Steehouders aanbeveling moeilijke woorden te vermijden, zou ik willen stellen: gebruik moeilijke woorden - het lijkt de enige methode om van hun moeilijkheid af te komen.
2. Als men zegt de stijl te gaan vereenvoudigen is het resultaat vaak een vermenselijking van de stijl, dat wil zeggen, een stijging van het aantal fouten.
J.W. Broer, Eindhoven.