Computertaal (II)
Naar aanleiding van A.B. Frielinks bijdrage in het juninummer een paar opmerkingen over Computertaal. Al in 1970 heeft IBM een ‘Woordenlijst informatieverwerking’, laten verschijnen met nu eens (m.i.) goed, dan weer minder goed geslaagde pogingen tot het aanbieden van Nederlandse termen voor het vakjargon. Onder andere voor hardware en software, in dat bewuste boekje vertaald als respectievelijk apparatuur en programmatuur. Niet slecht, vind ik.
Enige autoriteit heeft dat vijftig pagina's tellende boekje natuurlijk niet. Wie, of welke instelling, heeft dat trouwens wèl? Als er zo'n instituut bestond, zou het woord computer zelf waarschijnlijk nimmer onze taal zijn binnengewaaid. De oorsprong van het woord is het Latijnse werkwoord computare (= berekenen) en naar mijn mening had het elektronische instrument dat zich hiermee bezig houdt in het Nederlands op goede gronden een computator kunnen heten, zoals we ook de calculator, de generator en de radiator kennen en tal van soortgelijke vormen. (In het Spaans heet een elektronisch informatieverwerkend systeem inderdaad un computador).
Is het nu te laat om die fout (van wie? Iemand uit de reclamebusiness of het bedrijfsleven?) te herstellen? Misschien niet. Correcties-achteraf kunnen soms met succes worden aangebracht. In de wereld van de omroeptechniek heeft controlekamer (control room) wel degelijk plaats kunnen maken voor regelkamer en het hybridische uitfaden of wegfaden wel degelijk voor wegregelen (de bezigheid waarbij de technicus de muziek of iemands stemgeluid langzaam laat verzwakken).
Journalisten en omroepmedewerkers hebben in dit opzicht vaak meer gezag dan ze zelf beseffen. Als het elektronische rekentuig door hen consequent computator zou worden genoemd, zou de goegemeente hen snel genoeg navolgen - die goegemeente doet dat wel vaker!
Gerton van Wageningen, Baarn