Over ‘Vlaams’, ‘Hollands’ en Nederlands
De Nederlander schrijft Nederlands en de Vlaming schrijft Nederlands. Maar tussen het ene en het andere Nederlands bestaan nogal wat opvallende, hier en daar zelfs hinderlijke, taalverschillen. Klaarblijkelijk vinden nu veel mensen dat daar maar eens wat aan gedaan moet worden. De regeringen spreken zelfs van een Taalunie. Een goed idee, maar hoe brengen wij dat voor elkaar?
De Vlaming is bezig naar een algemeen Nederlands toe te groeien. Hij doet het, volgens ons, nog vaak verkeerd maar er zit in Vlaanderen wel leven in de brouwerij. Het wemelt er van de populaire taaldokters, taaltuiniers, gebundelde radiopraatjes, gespecialiseerde tijdschriften enz. Alom heerst onzekerheid, zelfkritiek en bereidheid zijn eigen taalgewoonten ter discussie te stellen. In Nederland weinig of niets van dit alles. De Nederlander is een (taal)god in het diepst van zijn gedachten.
Hier moet ik u even vertellen dat ik verbonden ben aan een groot maandblad dat zich met één enkele uitgave richt tot beide delen van het Nederlandse taalgebied. Bij boekuitgaven is dat vrij normaal, maar zulke tijdschriften bestaan er niet veel. De uitgevers schijnen er wat huiverig voor te zijn. Hoe moeten zij de kool en de geit sparen? Vlaamse wendingen komen bij veel Nederlandse lezers over als koddig, kinderlijk, niet volwaardig. En ‘Hollands’ roept weer de ergernis van vele Vlamingen op. Dat is mij tenminste wel gebleken.
Eigenlijk zou iedere Nederlander die wel eens over zijn taal of over de Taalunie nadenkt zo ongeveer moeten weten wat die Vlamingen met dat ‘Hollands’ bedoelen. Maar in werkelijkheid zijn de betekenis en gevoelswaarde van dit Vlaamse begrip hier te lande vrijwel onbekend. Om het te begrijpen zou men zich heel even moeten afvragen of er op sommige punten nog een ander goed Nederlands denkbaar zou zijn dan dat van ons. Maar de meeste Nederlanders die ik ken vragen zich dat helemaal niet af. Zij gaan er, zonder daar overigens ook maar een ogenblik bij stil te staan, van uit dat de taal die zij dagelijks schrijven de enige is die Nederlands genoemd kan worden. De Nederlandse taal = doodgewoon alles wat nu in de randstad algemeen gangbaar is, met inbegrip van slang, nieuwe leenwoorden, taalmode enz. En als de Vlamingen over ‘Hollands’ spreken zullen zij dus wel hetzelfde bedoelen als Nederlands, d.w.z. de volwassen vorm van hun ‘sappige’ maar onderontwikkelde taaltje.
Maar dat bedoelt die Vlaming nu juist niet. Want al is hij overtuigd van zijn eigen taalachterstand, hij vindt ook dat de ‘Hollander’ in sommige opzichten een slecht voorbeeld geeft en zelf veel inbreuk maakt op de taal. Veel van wat ‘Hollanders’ schrijven is helemaal geen Nederlands maar ‘Hollands’.
Het ‘Hollands’ roept in Vlaanderen dan ook een mengelmoes van bewondering en afkeer op. In zijn spreken geldt de ‘Hollander’ als vlot en slagvaardig, maar tevens als arrogant (‘kom nou’), aanstellerig (‘vreselijk leuk, zeg’), slordig (articulatie) en bijwijlen geaffecteerd (de letters g, r en s). Onuitstaanbaar is zijn eigenwijsheid (blijkt uit alles).
Ook in zijn schrijven maakt hij er soms maar een potje van. Die voornaamwoordelijke aanduidingen! De koe zijn uier en de poes zijn bakje. Alles wordt vermannelijkt: kamer, kast, tafel, klok enz. Sommige eigenwijze Hollanders beweren zelfs dat dit volgens een of ander groen boekje tegenwoordig goed Nederlands zou zijn. Maar wie met de Vlamingen tot overeenstemming wil komen kan dat waarschijnlijk beter vergeten.
‘Hollands’ zijn ook de vele (soms zelfgemaakte) vreemde woorden in onze taal, althans voor zover de Vlaming ze zelf niet gebruikt: abattoir, niveau, rancune, frappant, saillant, flexibel, bandrecorder, would-be, clean, sec, life-uitzending enz. enz., ach u kent ze wel. Uiterst gehaat zijn de Belgische franc (op zijn Frans uitgesproken), de merkwaardige spelling Ostende en de tour de France.
Er is dus Nederlands en ‘Hollands’. Maar er is ook Vlaams en ‘Vlaams’. Als de Vlaming met zijn streekgenoten spreekt bezigt hij veelal het plaatselijke dialect. Dat noemt hij Vlaams-spreken (het verschil tussen Vlaams Brabants en Limburgs ligt op taalkundig vlak en mogen wij in dit verband wel buiten beschouwing laten). Daarnaast spreekt en schrijft deze man ook het ABN wat hij op school heeft geleerd. Dit laatste wordt