Computertaal
Het gebruik van de woorden ‘invoer’ en ‘uitvoer’ voor ‘computer input’ en ‘output’ heeft reeds een zo lange traditie, dat er niet veel reden lijkt om dat terug te draaien (Zie bijv. Informatie, 1e jaargang 1959, nr. 2, mei blz. 7: ‘geschikt voor het vervaardigen van documenten, welker invoergegevens gedeeltelijk in ponsband vastliggen en gedeeltelijk via het toetsenbord met de hand ingevoerd worden’). Dat dit ‘invoer’ in een andere betekenis is dan ‘import’ is wel duidelijk, maar beide betekenissen liggen voldoende dicht bij elkaar om hetzelfde woord te rechtvaardigen. Dat indertijd niet voor ‘toevoer’ en ‘afvoer’ werd gekozen, had als duidelijke achtergrond dat het brengen van de gegevensdragers (bijv. ponskaarten) naar de machine wel met ‘toevoeren’ en het halen van de afdruk van de afdrukmachine (‘printer’) met ‘afvoeren’ werd aangeduid.
Het spreekt wel vanzelf dat de zin ‘druk even de geheugeninhoud uit’ bij mij geen bezwaren oproept, ook niet hoewel ‘uitdrukken’ in het Nederlands ook wel wat anders betekenen kan (‘to express’).
Wat ‘hardware’ en ‘software’ betreft, vergeten we als niet-Engelsen maar al te gemakkelijk dat het eerste al heel lang in het Engels voor ‘ijzerwaren’ wordt gebruikt en het tweede een - misschien wat ludiek - bedacht kunstwoord is. De associatiewaarde van de beide woorden is in het Engels dientengevolge heel anders dan voor Nederlanders die het woord ‘hardware’ uitsluitend met computers associëren. Aangezien we er goede Nederlandse (al zijn dat niet ‘zuiver’-Nederlandse, wat daaronder ook moge worden verstaan) equivalenten voor hebben is er niet veel reden om de Engelse termen over te nemen in de gevallen waarin communicatie tussen leken en computervaklieden wordt beoogd. Ik zal de laatste zijn om vaklieden te willen voorschrijven welke termen zij onder elkaar moeten gebruiken; zij zullen zelf gezamenlijk er voor moeten zorgen dat hun terminologie in voldoende mate ondubbelzinnig is (wat met ‘harde software’, ‘firmware’ en dergelijke niet of nog niet gelukt is). Zodra de vaklieden zich echter tot personen buiten hun eigen kring wenden, zullen zij er verstandig aan doen termen te gebruiken die duidelijk zijn ook voor leken.
Als Engels de vaktaal is voor het computergebied (er zijn ook computerterminologieën in het Frans en het Duits; waarschijnlijk ook in het Japans en het Russisch) dan is de logische consequentie dat de vaklieden onderling in het Engels communiceren en niet dat zij het Nederlands larderen met Engelse woorden en anglicismen.
A.B. Frielink, Amsterdam