Onze Taal. Jaargang 46
(1977)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 5] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tekststructuur en begrijpelijkheidDe laatste jaren hebben verschillende auteurs in dit tijdschrift aandacht gevraagd voor de begrijpelijkheid van teksten, met name van overheidsteksten. De herschrijving van de troonrede 1975 door Vondeling en Renkema (1976) heeft ook in bredere kring tot aandacht voor dit probleem geleid. Met als gevolg een toch wel merkbare druk op ambtenaren om meer zorg te besteden aan een begrijpelijke presentatie van wat zij te vertellen hebben. Uit de verantwoording die Vondeling en Renkema van hun herschrijving geven blijkt dat zij zich vooral hebben beperkt tot stilistische ingrepen: vereenvoudiging van woordkeus en zinsbouw. Maar uit recent onderzoek naar de begrijpelijkheid van teksten blijkt dat zo'n benadering op z'n minst eenzijdig is: woordkeus en zinsbouw zijn niet de enige factoren die de leesbaarheid van een tekst bepalen. Langer c.s. (1974) laten zien dat ‘begrijpelijkheid’ gekenmerkt kan worden als een vierdimensionaal begrip. De dimensies van begrijpelijkheid zijn eenvoud van stijl (‘Einfachkeit’), structuur (‘Gliederung-Ordnung’), bondigheid (‘Kürze-Prägnanz’) en aantrekkelijkheid (‘Zusätliche Stimulanz’). In dit artikel wil ik ingaan op één van de genoemde dimensies, namelijk de structuur van een tekst. Ik zal (1) laten zien hoe de structuur van een tekst geanalyseerd kan worden, (2) een aantal voorschriften voor een goede structuur presenteren, (3) laten zien hoe met behulp van die voorschriften de structuur van een tekst kan worden en (4) in het kort ingaan op de vraag of zo'n verbetering inderdaad de begrijpelijkheid van een tekst vergroot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Analyse van tekststructuurBij de verantwoording van hun herschrijving maken Vondeling en Renkema (1976) gebruik van een aantal voorschriften. Dergelijke stilistische voorschriften zijn in veel boeken over schrijven te vinden: ‘Vermijd de lijdende vorm’, ‘Vermijd lange zinnen’, ‘Vermijd moeilijke woorden’, enzovoort. In die voorschriften worden grammaticale begrippen als ‘lijdende vorm’, ‘zin’ en ‘klemconstructie’ gebruikt. Wanneer men probeert om ook voor het verbeteren van de tekststructuur een reeks voorschriften te geven, blijkt, dat naast grammaticale begrippen ook andere begrippen nodig zijn, waarmee de tekststructuur gekarakteriseerd kan worden. Een eenvoudig begrippenapparaat voor de analyse van tekststructuur is dat van Drop (1976). Het bevat drie kernbegrippen: thema, basisuitspraak en vragen.
VOORBEELD: Het centraal thema van dit artikel is ‘tekststructuur’, want daar gaat het over. De basisuitspraak (opgesloten in de tweede alinea) is: ‘De tekststructuur is van invloed op de begrijpelijkheid van een tekst’. De belangrijkste vragen die aan de orde komen zijn: ‘Hoe kan de tekststructuur geanalyseerd worden?’ (Vraag over het thema), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Hoe kan de tekststructuur verbeterd worden?’ (Vraag over het thema), ‘Waaruit blijkt dat de tekststructuur van invloed is op de begrijpelijkheid van de tekst?’ (Vraag over basisuitspraak).
Het analysesysteem van Drop is verre van volmaakt. Er zijn veel verfijningen mogelijk door meer soorten thema's, soorten basisuitspraken en soorten vragen te onderscheiden. Het is ook lang niet altijd mogelijk om voor 100% zeker aan te geven wat de thema's, basisuitspraken en vragen precies zijn. Maar dit is van later zorg, en niet van belang voor praktische doelen. Terecht stelt Drop: ‘Het heeft geen zin te streven naar tijd en aandacht verslindende verfijning om bijv. 85% in plaats van 75% van de mogelijke taken goed te kunnen uitvoeren.’ (Drop 1976, p. 371) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Voorschriften voor een goede tekststructuurMet behulp van het begrippenapparaat (thema, basisuitspraak en vragen) is het mogelijk voorschriften op te stellen voor een goede tekststructuur. Er zijn twee groepen van die voorschriften: (A) voorschriften die zorgen voor een goede structuur, en (B) voorschriften die ervoor zorgen dat de structuur gemakkelijk herkenbaar is. Ik zal nu een reeks van die voorschriften geven (maar andere reeksen zijn denkbaar):
Het zou te ver gaan om deze voorschriften hier gedetailleerd te bespreken. De praktijk wijst uit dat ze niet zonder nodige oefening uitvoerbaar zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. DemonstratieAls demonstratie van de gegeven voorschriften volgen hier een drietal versies van dezelfde tekst. Versie I is de oorspronkelijke, die zowel in de dimensie stijl als de dimensie structuur moeilijk te begrijpen is. In versie II is de structuur verbeterd volgens de bovengenoemde voorschriften. In versie III is bovendien ook de stijl vereenvoudigd. Theoretisch zou III dus het meest begrijpelijk zijn, vervolgens II en tenslotte 1.1
VERSIE I (oorspronkelijke tekst) Voor het buiten-universitair maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek wordt de coördinatie en beleidsvoorbereiding georganiseerd volgens sectoren, waarmee bedoeld worden gebieden waarin een sterke samenhang tussen de voor onderzoek in aanmerking komende problemen bestaat. In deze aandachtsgebieden worden sectorraden ingesteld die tot taak hebben advisering van de betrokken vakminister over het te voeren beleid inzake het onderzoek in de desbetreffende sector in zijn totaliteit, en waarvan de leden benoemd worden door de betrokken vakminister in overleg met de minister van wetenschapsbeleid. Voor de samenstelling van de sectorraden wordt niet alleen gedacht aan vertegenwoordigers, m.n. van de onderzoeksinstellingen in de desbetreffende sector, maar ook aan vertegenwoordigers van de gebruikersgroep, namelijk de maatschappelijke instellingen die zich in de desbetreffende sector bewegen. Tenslotte zullen ook vertegenwoordigers van de betrokken departementen in de sectorraden zitting hebben. De advisering geschiedt in de vorm van meerjarenplannen, door de sectorraden opgesteld op basis van de door de departementen, onderzoeksinstituten en betrokken maatschappelijke organisaties ingebrachte voorstellen en wensen ten aanzien van door de regering gefinancierd onderzoek. Daarnaast zijn de sectorraden verantwoordelijk voor de bevordering van de coördinatie tussen de bij het onderzoek betrokken instituten en voor een centrale projectregistratie.
VERSIE II (structuur verbeterd) DE SECTORRADEN Voor het buiten-universitair maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek wordt de coördinatie en beleidsvoorbereiding georganiseerd volgens sectoren, waarmee bedoeld worden gebieden waarin een sterke samenhang tussen de voor onderzoek in aanmerking komende problemen bestaat. In deze aandachtsgebieden worden sectorraden ingesteld. In dit artikel worden achtereenvolgens de taken en de samenstelling van deze sectorraden aan de orde gesteld.
1. de taken van de sectorraden De sectorraden hebben tot taak:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. de samenstelling van de sectorraden De leden van de sectorraden worden benoemd door de betrokken vakminister in overleg met de minister voor wetenschapsbeleid. Voor de samenstelling van de sectorraden wordt gedacht aan:
VERSIE III (structuur verbeterd en stijl vereenvoudigd) DE SECTORRADEN Buiten de universiteit doet men veel wetenschappelijk onderzoek dat van belang is voor de maatschappij. De regering wil de samenwerking en het beleid bij dit onderzoek organiseren volgens sectoren, dat zijn gebieden waarin de problemen die men wil onderzoeken, sterk met elkaar te maken hebben. In ieder van die sectoren wil de regering een sectorraad aanstellen. In het stukje dat nu volgt zal ik uiteenzetten wat de taak van zo'n sectorraad is, en hoe hij samengesteld wordt.
1. De taak van een sectorraad Een sectorraad heeft drie taken:
2. De samenstelling van een sectorraad De leden van een sectorraad worden benoemd door de betrokken vakministers. Daarbij overlegt hij eerst met de minister van wetenschapsbeleid. Er zijn drie soorten leden:
Ik zal nu laten zien welke ingrepen op versie I zijn toegepast om op versie II te komen. De nummering komt overeen met die van de voorschriften in de vorige paragraaf.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Vergroot structuurverbetering de begrijpelijkheid?Veel lezers zullen deze vraag na vergelijking van tekst I en II bevestigend beantwoorden. Maar dat is natuurlijk geen geldig criterium: het spreekt vanzelf dat dit oordeel empirisch gesteund moet worden. Instrumenten als leesbaarheidsformules en cloze procedure2 zijn hierbij waarschijnlijk weinig bruikbaar, aangezien zij vooral de stilistische factor lijken te meten. Bij dit onderzoek zullen we dus gebruik moeten maken van ingewikkelde en tijdrovende instrumenten als vragentests. Voor zover mij bekend is er slechts weinig empirisch onderzoek waaruit we ten aanzien van deze vraag conclusies kunnen trekken. Van dat weinige wil ik drie onderzoeken noemen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze drie voorbeelden mogen aantonen dat het bestaande empirisch onderzoek weinig steun geeft bij het ontwikkelen van een reeks ‘zekere’ voorschriften. Voorlopig zal men dergelijke reeksen alleen kunnen construeren door intuïtie en logisch denkwerk. Er is langdurig, moeizaam en ook kostbaar onderzoek nodig om na te gaan wat precies de invloed van allerlei structuuringrepen is op de begrijpelijkheid van een tekst. M.F. Steehouder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|