Geen schoolmeester
Veering heb ik leren kennen door Onze Taal, in de herlevingsperiode na de Tweede Wereldoorlog, toen ik, samen met de toenmalige ANP-directeur Van de Pol, op enigszins amateuristische wijze trachtte het maandblad in stand te houden. Het gevaar was pas geweken, toen Veering de redactie op zich nam. In de jaren na '70 werden onze contacten steviger en veelvuldiger. Hij de taalkundige, ik de leek met een obsessie voor de verschijnselen van de taal.
In mijn Liber Amicorum, bij mijn afscheid als directeur van het ANP, was Veering zo vriendelijk mij een taalkenner te noemen. Hoewel hij wist dat ik de taalwetenschappelijke ondergrond miste, zag hij, geloof ik, met scherpe intuïtie bij mij de nieuwsgierigheid naar datgene wat de taal maakt, wat haar doet leven en veranderen, en hij ontdekte ook dat wij dingen gemeen hadden: een zeker wantrouwen jegens de ‘absolute waarheid’, relativisme dus, en een zucht tot spelen met de taal.
Wat hem betreft, hebben wij allen die karaktertrekken geregeld kunnen waarnemen in zijn ‘vierkantjesrubriek’, altijd boeiend en verrassend, getuigend van een scherp observatievermogen, een enkele maal, haast onmerkbaar, flirtend met - om nu toch maar een wetenschappelijke term te gebruiken - de dieptestructuur. Maar in het besef, dat Onze Taal toch in de allereerste plaats een genootschap van leken is, liet hij door diezelfde rubriek een geestige, speelse, wind waaien, die weer zo heerlijk relativeerde.
De ‘schoolmeester’ speelde hij nooit. En daarvoor moet toch wel wat zelfbeheersing nodig zijn geweest bij het redigeren van een blad als Onze Taal. Want we hebben allemaal ons eigen taalgebruik; we hebben onze voorkeur en we ergeren ons, al naar onze instelling, aan verschillende dingen. We kunnen ook voortreffelijk harrewarren over wat ‘goed’ is en wat niet, over wat beschaafd is en wat vulgair. Kortom: we hebben onze stokpaardjes. Veering liet iedere mening aan het woord komen als ze redelijk was gemotiveerd. Om maar een willekeurige greep te doen: hij heeft plaats ingeruimd voor degene die ‘doordat’ wilde afschaffen en ‘omdat’ voor reden èn oorzaak wilde doen gebruiken, maar ook aan hem die het onderscheid wilde handhaven; hij heeft minder puristische naast meer puristische meningsuitingen opgenomen.
Zoveel leden, zoveel hoofden, zoveel zinnen. Aan die waarheid ontkomt een genootschap als Onze Taal niet. Het was geen sinecure, redacteur van het orgaan van zo'n genootschap te zijn. In de afgelopen 25 jaar heeft Veering dat voortreffelijk gedaan. We mogen hem dankbaar zijn voor wat hij heeft verricht, èn voor het blad èn voor de veel voorbereidend werk vergende congressen.
En wat mij aangaat, ik zal hem bovendien altijd dankbaar blijven voor de raad en steun, die hij mij gegeven heeft ook bij mijn andere publikaties op taalgebied.
M.C. Godschalk