Olla vogala...
In september 1940 begon Jan Veering zijn studie van de Nederlandse Taal en Letteren aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Die studiekeuze van toen is definitief en totaal geweest. Tot in de laatste fase van zijn ziekbed hebben de zorgen over het Nederlands hem bezig gehouden.
Student zijn in de oorlog was geen feest. Jan Veering begon met grote ernst en toewijding en hij genoot van zijn vak, van bibliotheek en colleges. Maar dat vak kreeg geleidelijk maar onweerstaanbaar een tragische betekenis: onze moedertaal en de Nederlandse geschiedenis in oorlogstijd; colleges hadden iets van contrabande, soms van protest. De vijand luisterde mee. Hoogleraren werden gearresteerd omdat zij onkreukbaar en onbuigzaam waren.
De wijze waarop Jan Veering zich als neerlandicus heeft ontplooid en werkzaam is geweest, is zeer persoonlijk geweest. In 1955 werd hij de eerste neerlandicus die in ons wetenschappelijk onderwijs als hoofdtaak kreeg: de zorg voor doeltreffend en verantwoord taalgebruik in de wetenschappelijke communicatie. Als wetenschappelijk medewerker aan de Technische Hogeschool Delft moest hij het onderwijs in taalbeheersing zelf ontwikkelen. Het buitenland was daarin veel verder; in Nederland ontmoette men evenveel bevreemding als instemming daaromtrent.
In Delft ontplooide hij een houding tegenover de problemen van taalgebruik, van formuleren en van technische terminologie, die hem typeerde en die ook te herkennen viel in zijn opvattingen in zijn blad Onze Taal.
In talloze contacten over ervaringen op het gebied van taalbeheersing kwam in de loop der jaren één punt steeds sterker naar voren. De taalgebruiker die zich als volwassene, als vakman in zijn teksten wil realiseren, is slechts zelden als categorie met wat toegevoegde kennis te helpen. Hij is daarentegen veeleer een individu dat zelf zijn specifieke problemen moet leren onderkennen om zelf ook een uitweg te vinden. Hij heeft meer een gids nodig dan een voorschrift omtrent goed en fout.
Veering's houding tegenover anderen werd - zo heb ik hem waargenomen - in toenemende mate gekenmerkt door zijn schroom om anderen te veroordelen. Ondanks een zeer lange en intens overwogen ervaring gold niet vooral zijn eigen wijsheid; hij relativeerde zijn autoriteit, alsook die van anderen en vooral die van leerboeken. Hij had een open oog voor evolutie, voor ontwikkeling in opvattingen en inzichten.
Niet de taalregel, maar het probleem zoals de taalgebruiker dat bleek te ervaren: daar lag Veering's zorg. Anders