In vogelvlucht
‘In vogelvlucht’. Ja, zo stond het er boven mijn bijdrage, die als inleiding had zullen dienen tot een bijzonder nummer van Onze Taal, gewijd aan het jubileum van Veering. Op 28 februari 1977 zou hij vijfentwintig jaar aan het Genootschap verbonden zijn geweest.
Vasthoudend aan mijn gevederde beeldspraak, had ik talrijke vogels van diverse pluimage zien komen aanvliegen, alle er op belust hun bijdrage te leveren voor een liber amicorum in notedop. Zij kwamen van heinde en ver: Veering had zo vele goede vrienden in en om zijn taaltuin, velen, die er met hem hadden samengewerkt, velen, die zijn taalbehandeling deelden, velen, die bewondering hadden voor de wijze waarop hij de taal en ‘Onze Taal’ verzorgde.
Ondanks het feestelijk karakter van een jubileum was de grondtoon overal ernstig; dreigende wolken hadden zich samengepakt. Al enkele maanden werd Veering in een Delfts ziekenhuis verpleegd. Zij die hem mochten bezoeken kwamen met berichten terug, die wisselend hoop gaven en het ergste deden vrezen. Veering zelf gaf ons het voorbeeld van een vasthoudende moed: voor zover zijn krachten dat toelieten bleef hij met zijn gedachten bij ons blad, waarvan hij de regelmatige verschijning tot elke prijs verzekerd wilde weten. Geen wonder, in de loop van vijfentwintig jaren redacteurschap had hij er zo sterk zijn eigen stempel op gedrukt; je proefde zijn persoonlijkheid er uit, zijn milde kritische benadering, zijn genuanceerde opstelling, wars van elke zwart-wit constructie. Hij was door zijn vele relaties in de wetenschappelijke en ambtelijke sfeer, in werk- en studiecommissies, bij uitstek aangewezen om de juiste medewerkers voor Onze Taal te kiezen, of het nu ging om schrijvers in het blad of om sprekers op jaarvergaderingen en congressen. Bij uitstek ook de schakel tussen Noord en Zuid. Zijn persoon paste even goed in de gulle Vlaamse samenleving als in die welke de mentaliteit boven de rivieren kenmerkt. Nuchterheid en bourgondische feestelijkheid, voor beide stond hij open. Ondanks al deze goede eigenschappen en plus-punten had hij nooit kunnen werken zoals hij gedaan heeft, wanneer hij niet de krachtige ruggesteun had gehad van zijn vrouw, op wier hulp hij altijd kon rekenen, vooral wanneer de administratieve en organisatorische rompslomp hem wel eens te veel dreigde te worden.
Het jubileumnummer kwam, zoals u begrijpt, gemakkelijk vol en was persklaar, toen de bewolking steeds dreigender werd, de lucht trok dicht, de vogelgeluiden verstomden, het werd donker om ons heen. Op 3 februari kwam het einde. Met Mevrouw Veering en haar kinderen staan wij verslagen. En toch zullen wij kracht mogen putten uit het vertrouwen, de moed en vasthoudendheid, waarvan Veering op zijn ziekbed zolang blijk heeft gegeven. Daarom toch dit Veering-nummer, getuigend van onze grote sympathie voor vijfentwintig jaar taalverzorging, waarvan onze vriend zelf een bijna autobiografisch beeld heeft gegeven in zijn academisch proefschrift, dat als titel droeg: ‘Mogelijkheden en moeilijkheden van taalverzorging.’ Daarvan getuigt nu met grote waardering en erkentelijkheid, nu door anderen geschreven, dit nummer van ‘Onze Taal’, dat eigenlijk deze keer ‘Zijn Taal’ had moeten heten.
In onze ogen, die hem niet wilden missen, lag hij daar de laatste maanden vleugellam terneer: Hij is echter omhoog gevlogen, omhoog geheven boven de sombere wolken uit, de zon tegemoet.
J. Klaasesz.