De Algemene Nederlandse Spraakkunst
Een interessant bericht komt tot ons uit Nijmegen. Daar wordt Prof. M.C. van den Toorn werkleider van een project dat in het begin van de jaren '80 de eerste Algemene Nederlandse Spraakkunst moet voortbrengen. Extra belangrijk is dat zowel uit Nederland als uit Vlaanderen deskundigen meewerken. Tot heden is een compleet naslagwerk voor de geldende regels van vorm- en zinsleer in onze taal nog nimmer verschenen. Ook de verschillen in taalgebruik tussen Nederland en België moeten in de nieuwe Spraakkunst aan de orde komen, zo is afgesproken. De wetenschappelijke leiding berust bij een driemanschap, bestaande uit de Belgische hoogleraar G. Geerts uit Leuven, dr. L. de Rooy van het Amsterdamse Instituut voor Dialectologie, Volks- en Naamkunde en prof. Van den Toorn. De Nijmeegse werkgroep bestaat uit vier redacteuren. Subsidies zijn toegezegd door de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek en het Belgisch Fonds voor Collectief Fundamenteel Onderzoek. Het initiatief is uitgegaan van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. Deze vereniging wil onderwijs en studie van het Nederlands aan buitenlandse universiteiten ondersteunen. De behoefte aan een volledige grammatica wordt met name gevoeld bij de circa 350 docenten die in vele landen het vak Nederlands onderwijzen. Naar schatting volgen jaarlijks aan ruim 160 instellingen zo'n 4.200 niet-Nederlandstalige studenten een cursus Nederlands.
Het communiqué van de Katholieke Universiteit, waarin de Algemene Nederlandse Spraakkunst wordt aangekondigd, geeft enkele voorbeelden, die ik graag overneem. Enigst kind... bemoei je met je eigen... dat ken ik niet doen... hij is groter als ik... vier veel voorkomende fouten tegen een juist gebruik van het Nederlands. Maar wat is ‘juist’ als het gaat om een levende en dus veranderende taal? Anders gezegd: hoe zit onze taal nu eigenlijk precies in elkaar? Waarom is er géén verschil in gebruikswaarde tussen de meervouden ‘appels’ en ‘appelen’, maar wel tusen de meervouden ‘benen’ en ‘beenderen’? Het meervoud van leraar is in Nederland leraren, maar in België zegt men leraars. Hoe zit het nu eigenlijk?
Taal is voortdurend in beweging. Wie zijn eigen taalgebruik of dat van anderen wil toetsen, zal dus moeten omzien naar een boek dat alle geldende spraakkunstregels op een toegankelijke en begrijpelijke manier presenteert. Het woord geldend is hierbij natuurlijk een addertje onder het gras, want wat is geldend? Het is mogelijk daarover uitvoerig te theoretiseren. Vele taalkundigen concentreren zich op diepe structuren, of op de historische ontwikkeling van de taal; anderen houden zich meer bezig met beschrijving van onmiddellijk waarneembare verschijnselen in het Nederlands van nú. (Als bijvoorbeeld steeds meer mensen spreken over ‘enigst kind’ in plaats van over ‘enig kind’ dan zou op den duur de eerstgenoemde vorm wel eens kunnen worden geaccepteerd en grammaticaal ‘juist’ kunnen worden...)
Bij de samenstelling van de Spraakkunst zal men ervan uitgaan, dat het boek een spraakkunst moet zijn, waarin de taalbeschouwing zo consequent mogelijk ondergeschikt wordt gemaakt aan het praktisch doel. Derhalve zal de Spraakkunst sterk registrerend zijn en niet opiniërend. Dat wil zeggen: het boek zal spraakkunstregels vastleggen, ze niet beïnvloeden. De juiste uitspraak van de taal zal overigens niet aan de orde komen. De Algemene Nederlandse Spraakkunst is bedoeld als basis- en naslagwerk, niet als leerboek. Volgens de opzet zal het werk toegankelijk moeten zijn voor een grote groep: buitenlandse docenten en studenten, docenten Nederlands, journalisten, ambtenaren. Een overzichtelijke indeling is belangrijk. Als gebruikers uitsluitsel wensen over het bekende probleem ‘groter als’ of ‘groter dan’, dan zal de een dat zoeken bij het bijvoeglijk naamwoord ‘groot’, een ander misschien bij de woorden ‘als’, of ‘dan’. Een uitgebreid systeem van verwijzingen en registers zal dit moeten opvangen.
Voor de uitvoering van het project is contact gelegd met alle instituten voor Neerlandistiek en Algemene Taalwetenschap in Nederland en België.
Frans Oudejans, Breda