Vreemde Nederlandse woorden
De beroemde wiskundige Simon Stevin (gest. 1620) heeft zich een onverwoestbare populariteit verworven door de uitvinding van de zeilwagen, maar ook door zijn streven om voor wetenschappelijke begrippen gezonde Nederlandse woorden in te voeren, met name in zijn eigen vak. Aan hem hebben we dan ook termen te danken zoals middellijn, driehoek, vlak, aftrekken, delen, wortel; in andere talen is men voor de naamgeving in de wiskunde doorgaans bij Grieks en Latijn gaan lenen. Toch wekt ook puur Nederlands wel eens meer bevreemding dan ‘vreemde’ woorden van uitheemse oorsprong, zoals blijkt uit het volgende citaat:
‘Het genereren van alle klieken van een ongerichte graaf is een van de klassieke “niet-polynomische” problemen.’
(M. Rem, Associons and the closure statements, diss. Eindhoven, 1976, p. 117)
Buiten zijn context roept deze zin - althans bij mij - een mengsel van meewarigheid en ongerustheid op: ach ja, zo'n ongerichte graaf, ziet hoe hij wederom zijn bord niet leeg eet en aldus klieken genereert; anderzijds: zo'n ongerichte figuur kan toch heel wat ellende beweeg brengen. Zijn kinderen wel veilig....?
Maar binnen de context van een dergelijk en zeker niet praatgraag vak als wiskunde is het vernieuwde gebruik van vertrouwde woordvormen toch een gelukkig symptoom. Immers, het is bijna regel in het wetenschappelijk taalverkeer om voor nieuwe zaken en begrippen zoveel mogelijk, zo niet uitsluitend, uitheemse vormen te verkiezen boven woorden van vertrouwde en Nederlandse snit. Een taal wordt beter naarmate men er meer van eist.
Jan Bakker