van het Nummer of de Letter welke dezelve dragen; zullende, bij niet observantie van deze formaliteiten, zoodanige Stukken aan derzelver Verzenders worden geretourneerd, en gehouden voor niet ingekomen.’
En nog steeds, na 150 jaar, staat onder aan het briefpapier van de Technische Hogeschool Eindhoven (en dat van vele andere overheidsinstellingen) de volgende zin: ‘Verzoeke één onderwerp per brief te behandelen en bij beantwoording letter, nummer en datum te vermelden’.
De gouverneur van 1821 had vast niet kunnen denken dat zijn woorden nog zo lang, op zoveel plaatsen en, vaak, zo vruchteloos zouden doorklinken!
De gouverneur van 1824, een andere, moet een akelig pietje precies geweest zijn als het ging om de ambtelijke briefwisseling. Als echte bureaucraat stond hij er op dat aan eenmaal voorgeschreven formaliteiten precies de hand gehouden werd. Hij aarzelde in 1824 dan ook niet om B. en W. van Eindhoven op de vingers te tikken, die brieven met een verkeerde afzender durfden te verzenden. Hij deed dat door middel van de volgende brief, die in het briefhoofd als onderwerp toepasselijk vermeldt: ‘orde in de correspondentie’.
‘Met eene missive van den Heere Burgemeester Uwer Stad Beambte van den Burgerlijken Stand, van den 1e dezer, heb ik twee stuks dood Extracten ontvangen die ik naar dezelver bestemming verzenden zal, doch Art. 100, van het thans in werking gebrachte Reglement voor het Bestuur Uwer Stad, medebrengende, dat alle publicatiën, openbare akten en brieven die van Stadswege worden opgemaakt en geëxpedieerd zullen worden uitgevaardigd op naam van Burgemeester en Wethouders, volgt hieruit dat soortgelijke inzendingen door het intermédiair van dat Kollegie, aan mij behooren te geschieden, welke explicatie niet strijdig kan worden geacht, met de bepaling van Art. 95 van dat Reglement, daar dezelve alleen het opmaken der akten of Registers van den Burgelijken Stand, aan den Burgemeester of een gedelegeerde Wethouder overlaat, en deszelfs betrekkingen als zoodanig met de justitieele autoriteiten schijnt te bedoelen, doch zich geenszins kan uitstrekken tot de Correspondentie met administratieve instantiën, waarvan de wijze bij het eerstgemeld artikel duidelijk en zonder eenige uitzondering is voorgeschreven. Naar aanleiding van deze bedenkingen moet ik Uedelachtb. verzoeken, mij voors: Extracten voortaan door het intermédiair van Uw Kollegie te doen toekomen.
De Gouverneur der Provincie Noord-Braband,
get. Van Vredenburgh
Het zal niemand verwonderen dat een dergelijke accurate ambtenaar, die in 1826 naar de provincie Zeeland promoveerde, waar hij tot 1853 bleef, in de adelstand werd verheven en zich voortaan baron mocht noemen.
Het zou te ver voeren hier alle verdere richtlijnen en circulaires over de briefwisseling in de provincie Noord-Brabant te volgen. Het zijn er nog vele en men komt er al heel vroeg termen tegen die ook nu, 1977, nog in de ambtelijke correspondentie vaste kreten zijn: Iets ‘in margine’ vermelden, een stuk om ‘bericht en raad’ sturen. De eerste uitdrukking zien we bijvoorbeeld al in 1830 verschijnen, als de gouverneur van Noord-Brabant de bepalingen betreffende de briefwisseling van zijn toch al precieze voorganger Van Vredenburgh uitbreidt. De gouverneur namelijk ‘heeft goed gevonden en verstaan:
1e. De voormelde Kollegien en Ambtenaren te herinneren aan voormelde bepalingen, volgens welke, in margine der antwoorden op Besluiten en Brieven, zoo door den Gouverneur als door Gedeputeerde Staten uitgevaardigd, behooren te worden, niet alleen de dagteekening en het nummer of letter dier Brieven en Besluiten, maar ook de afdeeling of het bureau en het onderwerp daarin aangewezen: wordende zijl. uitgenoodigd, om zich voortaan nauwkeurig naar die voorschriften te gedragen, en tevens, bij uitbreiding van gemeld Besluit, des Gouverneurs verlangen te kennen gegeven, dat ook in margine der Brieven aan de Provinciale Autoriteit gerigt, edoch geene antwoorden zijnde, het onderwerp of den korten inhoud dier brieven, mede aangeduid worde. Enz.’
En in 1856 constateert de dan zittende Commissaris des Konings in een circulaire aan de gemeenteraden:
‘De stukken, welke ingevolge art. 124 in verband met art. 179 letter d der gemeentewet aan de gemeentebesturen om berigt en raad worden verzonden, worden door sommige gemeentebesturen niet zoo spoedig behandeld als de geregelde loop van den dienst wel zou vorderen. Ik zie mij derhalve verpligt, de aandacht der collegiën van Burgemeester en Wethouders daarop te vestigen, en hun te verzoeken de door het Provinciaal bestuur aan hen om berigt en raad verzonden wordende stukken, binnen 14 dagen na de ontvangst daarvan, vergezeld van hunne beschouwingen terug te zenden.’
In 1976 is de term ‘om bericht en raad’ bij vele diensten nog volop in gebruik, maar dan als stempel of afkorting op de brief.
De moderne tijd schrijdt echter voort, zodat ook invloeden van buitenaf tot uitdrukking komen in de circulaires over de briefwisseling. Een mooi stukje sociale geschiedenis is weerspiegeld in de volgende twee, waarvan de eerste stamt uit 1888, en de andere uit 1910.
‘Namens de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, heb ik de eer aan U mede te deelen, dat te rekenen van Zondag 15 Juli e.k., des Zondags geen afgifte of bestelling zal geschieden van brieven of andere stukken, welke portvrij verzonden worden (dienstbrieven of dienstpakketten) tenzij de behandeling daarvan bijzonderen spoed vereischt en ter aanduiding daarvan het woord “spoed” op het adres is vermeld.’
Na aanvankelijk veel gemord te hebben over dit gebrek aan dienstverlening, voor de goede uitoefening van de ambtelijke functie zo dringend gewenst, schikte men zich in de zondagsrust. Maar toen moest ook de zaterdagmiddag er in 1910 aan geloven, En nu zijn we er al aan gewend dat reeds in de loop van de vrijdagmiddag de ambtelijke poststroom tot stilstand komt.