toch iets makkelijker om de opsomming te gebruiken die het Woordenboek der Nederlandse Taal hiervan geeft. U kunt er daar nog een kleine tweehonderd vinden!
Tot besluit van dit werkstuk wil ik nog enkele stuks uit de rijke voorraad stukken bekijken, al dan niet in samenstelling. Het zijn er maar enkele; die mij om de een of andere reden boeien, zodat Uw favoriete stuk misschien niet op het programma staat. Ik kan natuurlijk op geen stukken na volledig zijn.
Merkt U intussen dat er twee meervouden zijn van stuk? Enkele stuks is iets anders dan enkele stukken: exemplaren tegenover alle andere betekenissen. ‘Hij heeft tien stuks kinderen’. Maar als je zegt: ‘Hij heeft een stuk of tien kinderen’ kunnen het er ook nog wel elf zijn, of negen om wat optimistischer te blijven. ‘Het is geen wonder dat hij met zoveel kinderen zo'n stuk chagrijn is geworden’. Is dat een exemplarisch voorbeeld van een chagrijnig iemand? Het Woordenboek der Nederlandsche Taal geeft nog een prachtstuk van een voorbeeld uit. J. Querido's De Jordaan: ‘Jopie vloekte hijgend naar de “vuile” Madame, dat die haar zoveel smerigen Rijnwijn en champagne dooréén had laten slurpen. Dat stuk drek-van'n mensch, schold ze giftig in haar benauwdheid uit, vermoordt al de vrouwen!’
Nee, dan kun je toch beter te maken hebben met een man uit één stuk: massief, betrouwbaar, zonder breukvlakken. Dan moet hij echter geen stuk in zijn kraag hebben, want dat is heel wat. Stuk is hier een vat.
Hoeveel er ongeveer in gaat kunt U uit de volgende advertentie uit 1916 (Woordenboek der Nederlandsche Taal) distilleren: ‘Te koop 500 à 600 halve Stukken, inh. ong. ± 600-700 liter, direct leverbaar, breukvrij’.
Nu kan stuk gelukkig ook nog boterham betekenen. Gewoonlijk heb je die niet in je kraag, maar dat is maar beeldspraak: zowel de wijn als het brood verdwijnen in hetzelfde keelgat. Jarenlang heb ik mijn vader, die zijn jeugd in de Bommelerwaard doorbracht, horen spreken over een ‘stikkezakje’. Daar deed ik namelijk mijn gymnastiekspullen in. Altijd heb ik gedacht dat dat te maken had met op elkaar gestikte stukken stof. Zoiets als een lappendeken, maar dan als zakje. Enfin, nu weet ik het dan: een boterhammenzakje. Ik denk niet dat de tegenwoordige plasticzakjes nog zo genoemd worden.
Ook in officiële, officieuze of anderszins gewichtige stukken wordt vaak een aardig stuk weggeschreven. ‘Een stuk medemenselijkheid kan in onze samenleving bereikt worden, als......’. Een stuk vooruitgang, een stuk medezeggenschap, een stuk realiteit, etc. Het betekent zoiets als ‘een beetje, enige’. De ware ambtenaar laat de stukken eerst een halfjaar rijpen, zegt men wel eens. Niet alleen is dan de helft van de problemen vanzelf al opgelost, misschien kan dat rijpingsproces ook een dergelijk stukgebruik verminderen. Een stukgebruikte taal is niet aantrekkelijk! Gelukkig houdt Onze Taal op dit punt al jarenlang voet bij stuk. De redactie verstaat zijn (haar) stuk en blijft zelfs op zijn stuk staan, is niet van zijn stuk te brengen.
Mijn stukje (tekst) loopt op zijn eind: geestelijk ben ik niet zo groot van stuk en slechts enkele stuks van stuk wilde ik in dit werkstuk bekijken. Verder niets meer over het scheepsstuk, het stuk van 20 roem, het stuk uit een blazoen, geen stukkeboter, stukbediende, stukneming of stukkenvuur. Zoekt U zelf maar naar de betekenis (als U die tenminste niet weet) van: begijnenstuk, bilstuk, broekstuk en brokstuk, van: hommerstuk, guitenstuk, kuipstuk of trompstuk.
Dat was maar stukwerk. Niet als werk dat per stuk betaalt wordt, maar als ‘werk dat slechts een stuk, een gedeelte, is van een geheel dat tot stand gebracht had moeten worden, gedeeltelijk werk, fragmentarisch werk’. (Woordenboek der Nederlandsche Taal).
Twee citaten tot slot van Vondel:
‘Maer als u Tessel-schade, uw helft te beurte viel,
Doen daeghde uw Son, en 't lijf ontfingh ter Geest zijn ziel.
Het sterflijck werd verknocht met zijn onsterflijck deel.
't Was stuck-werck, daer ghij nu voltoyt zijt, en geheel’.
En van een minder bekende, maar meer toepasselijk:
‘Gij weet, dat ik middelen genoeg heb gebruikt om er toe te geraken’.
‘Middelen? Middelen genoeg’?...... ellendig stukwerk, dat noodwendig tot niets leiden kon’.
A.J. Vervoorn
(Red.) Nog wat uit ons archief over de stukken. Van drie stukjesschrijvers. Het eerste is een passage uit een stuk van Jan Blokker in de Volkskrant 29 oktober 1968:
‘Ik zit te praten met een sociaal-academisch gevormd iemand die me net alles uitlegt over Vietnam, de oecumene, neo-fascisme, Marcuse, doping op de Olympische Spelen, kunstbeleid, bioscoopbeleving en het gedragspatroon van wielrijders-onder-invloed, - en ineens passeert langs het caféraam een zeer mooi meisje en ik zeg tegen de man: “Daar gaat een stuk”.
Maar hij kijkt op noch om, hij vraagt: “Een stuk wát?” Ik zeg: “Ja, nou is het al voorbij - een stúk!”
Waarop hij: “Waarschijnlijk bedoelde je te zeggen dat hier een stuk onzekerheid in schuilt.”
“Nou nee”, wou ik tegenwerpen, maar hij vervolgde reeds: “En dan heb je gelijk, zo goed als er in Samkalden een stuk Thomassen zit, en in de hele PvdA een stuk VVD, zo zit er in jou, net als trouwens in ieder ander, een stuk vragen, een stuk hoe-moet-dat-nu, een stuk onzekerheid.”
“Het klinkt me wat vreemd in de oren”, zei ik terwijl ik opnieuw naar buiten keek en een iets minder mooi meisje om de hoek zag komen. “Daarnet bedoelde ik een stuk, maar nu, laten we zeggen, een stukje.”
“Zeg maar gerust een stuk”, hernam de man zonder mijn blik te volgen - “zeg maar gerust een groot stuk. Een groot stuk vervreemding. En dat verklaart meteen het stuk Amerikaanse onlust over Vietnam, het stuk re-