verse barbecues werd het vlees klaar gemaakt voor consumptie’ (De Flevolander 9 juli) en Ned. Isr. Weekblad 25 juni over de dood van S.: ‘S. kennende zal hij wel opgewekt afscheid van het leven hebben genomen.’ □ Sommigen zullen het artikel van C.A.Z. in O.T. nov. 1966 nog kennen: het heette Van Zij Die. Maar ook zij die dat artikel niet kennen, raden we aan de zin in de VK 13 juli te bestuderen: ‘Anders zijn wij het volk en zij die voor de zaak stierven niet waardig.’ □ Een woord dat behouden moet blijven is leesboek. Een boek dat men ‘voor genoegen leest (tgov. studieboek)’, zoals volgens Parool 26 juni de informateur zei: ‘Als ik naar de kapper ga, dan neem ik een leesboek mee. Verbeeld je dat je een kwartier moet wachten. In bed slaap ik altijd in met een leesboek.’ □ Stel u voor de zenuwslopende spanning bij de coupe in Marokko: Schieten, schreeuwen, doden. Een gevangen genomen rebel - wat zal zijn hoofd nog waard zijn? - zegt tegen de Koning: ‘Toen wij bij het paleis kwamen, vertelde men ons dat er een komplot beraamd was tegen de koning en dat uw leven in gevaar was. Opdat u niet in de handen van de vijand zou vallen en om u de noodzakelijke steun te geven hebben wij het paleis aangevallen.’ Als in het leesboek. Een uit waarschijnlijk nog keuriger Engels vertaald bericht van Reuter van 12 juli. □ Allergisch, lijdend aan allergie, veroorzaakt door allergie, heeft in de laatste tien, vijftien jaar er een betekenis bijgekregen: hij is allergisch voor sportverenigingen, zij is allergisch voor beat-muziek. □ Iemand met excellentie aanspreken heeft meestal niet de bedoeling de persoon excellent te noemen, maar wel het ambt. □ ‘Hij stelde zijn stoffelijk overschot tijdens zijn
leven beschikbaar voor de wetenschap.’ Kan dat? Hoe moet het dan? Zijn ‘toekomstig’ s.o.? Dat ‘tijdens zijn leven’ staat zo dicht bij ‘beschikbaar voor de wetenschap’ dat het een tijdsbepaling erbij zou kunnen zijn. □ O.T. 1971, blz. 35: ‘En ons land noemt men nu algemeen dit land’.
Jan Blokker in een prachtig stuk VK 19 juni: ‘... wat tot op dit ogenblik de dagopener, en hem alleen, absoluut verraadt, is het oeverloze gebruik van het aanwijzend voornaamwoord op alle plekken waar u en ik zouden volstaan met het bepalend lidwoord.’ Een van de voorbeelden: ‘als gewone mensen meedelen dat iemand uit de boot is gevallen, hoor je omstreeks acht uur op de radio: Zo overviel deze man dit gevoel dat hij uit deze boot was gevallen en hij vroeg zich af: wat heeft deze boot voor mij betekend?’ □ Uit De Journalist 1 maart 1971: ‘En dan de taal! Kijk, ik heb ook vaak gepeperde taal gebruikt, ik heb als “bedorven” mij in een bepaalde situatie te zwak leek, wel “verpest” geschreven, maar het woord “gezijk” als men “gewauwel” en “klootzak” als je “sufferd of stommeling” bedoelt, is een soort psychische milieu-verontreiniging.’ □ De kranten plunderende kom je tenminste nog eens wat te weten. Zo in de NRC 6 aug. die vertelt dat Ernest Claes eens Boon trots meldde dat De Witte in het Hebreeuws was vertaald. ‘Proficiat,’ zei Boon, ‘nu kan Onze Lieve Heer het eindelijk ook lezen.’ □ Soms lijkt een woord buitenlands, maar als je het dan goed bekijkt, zie je het lagelandse eraan: bigot een oude eed die vloek werd bij God; balkon van balk. Maar meer nog andersom: arts uit het Grieks, koets uit het Hongaars, kurk uit het Spaans. Om maar te zwijgen over de woorden waarvan niemand met zekerheid weet waarvandaan ze komen, als aaien, aap, paling, haring, broek, feeks, beemd, beu. □ Over de leraar die (onderwerp) de onderwijzer (voorwerp) bezig is te vervangen een uitspraak uit 1916 (WNT): ‘Daar leeraar
voor voornamer geldt - en blijkbaar reeds lang heeft gegolden - dan onderwijzer of meester, wordt die titel veelal aangenomen door en gegeven aan hen voor wie de zooeven genoemde benamingen te gering worden geacht. Dat gebruik neemt, ten koste van onderwijzer en meester, vooral in de laatste tien of twintig jaar hand over hand toe, ook in samenstelling (dansleeraar, muziekleeraar, schermleeraar). □ Voor hen die het ontleden niet kunnen laten: ‘Wat mensen geloven dat waar is en zin heeft, wat zij denken dat eeuwig is en oorspronkelijk, wat zij zien dat werkelijkheid is (hoe verschrikkelijk ook), wat zij hopen dat gebeuren zal: dat beelden zij uit in hun mythen.’ In het voorbijgaan, Utrecht 1965, blz. 241. Foutloos. Hoe zit het eerste stuk in elkaar, van wat tot en met heeft? □ Uit Esopet, tiende fabel, eerste vers: ‘een man vant ligghende in den rijm, een jonc serpent in swijm’ blijkt dat toen al gedaan werd wat nu sommigen onverstandig noemen.