Overkomen
Ik luister zo graag naar interviews over radio of televisie met kunstenaars. Jónge kunstenaars, vanzelf. Laatst kwam een zéér ervaren en zéér begaafde romancier (hij heeft het mij zelf verteld) bij zijn uitgever de uitslag halen van des uitgevers lectuur van des romanciers jongste manuscript. ‘Heel mooi,’ zei de uitgever. ‘Ik wil het graag uitgeven. Maar wat jammer, dat het geen debuut is.’
Goed, ik luister. Opeens val ik midden in een interviewster, die tegen alle (jonge) artiesten, die Henk de By nog voor haar heeft laten liggen, jij en jou zegt:
‘Wat vin-je nu het belangrijkste als je optreedt?’
De artieste (een toneelspeelster van even in de twintig met een stemmetje van nog-bij-moeder):
‘Nou, dat het overkomt, hè? Dat is erg belangrijk, zie je. (Zij mag óók jij en jou zeggen, fijn!). Dat het overkomt. Ik hoop, dat je begrijpt wat ik bedoel...’
‘Jazeker! Je vindt het belangrijk, dat het overkomt, hè?’
‘Ja, dat het overkomt.’
‘Komt het dan niet altijd over?’
‘Nee. Niet altijd. Het komt wel eens niet over, zie je? Dan is het net, ja hoe moet ik dat zeggen...’
‘Dan is het net alsof het niet overkomt.’
‘Ja. Precies.’
‘Maar als je nu speciaal uitzoekt wat je doet... Jullie zoeken dat toch speciaal uit voor jullie groep, hè?’
Ik ga er eens even recht voor zitten. Nu komt het: ‘Ben-je gek? We doen maar wat àn. Zoals het toevallig uitkomt.’ Maar néé:
‘Ja, wij zoeken dat altijd apart uit. Het moet van deze tijd zijn, hè? Het moet protesteren. Tegen de vuilheid. De milieu, milieu, milieu...’
‘Milieuverontreiniging?’
‘Ja, precies. Milieuverontreiniging. Wij willen protesteren, hè? Kunst is protest.’
Ik krijg opeens hevige trek in een jonge borrel. Die staat in de ijskast in de keuken. Daardoor mis ik de rest. Jammer, het kwam net zo mooi over, hè?
Gelukkig is er een half uurtje later een jonge componist, die àlles anders doet, zo een van concert voor stofzuiger en drie vaponastrips. Hij wordt ondervraagd door een heer met ingestudeerde lichte platheid, die jij zegt tegen alle jonge artiesten, die de interviewster voor hem heeft laten liggen (maar hij kent er nog veel méér, hoor) en die hem vraagt:
‘Wat vin-je nou het belangrijkste van je kunst?’
De componist: ‘Dat mijn muziek één keiharde protestkreet is tegen het onrecht. Tegen deze héle kapitalis tische politieke verkrotting. Daarom kan ik geen rekening meer houden met vormen van vroeger. Die hebt in afgedaan. Je kunt wel lekker luisteren naar pak weg Ravel, maar Ravel was niet geëngageerd. Dat kun je hóren, dat hij niet geëngageerd was. Als Ravel nu zou hebben geleefd, zou je bijvoorbeeld Vietnam niet in zijn muziek hebben kunnen horen...’
‘En nu gaat dan je concert voor stofzuiger en drie vaponastrips, hè?’
‘Ja, dank zij een subsidie van Den Haag kan mijn concert vrijdag aanstaande in...’
Ik krijg wéér erge trek in een jonge borrel. Dat doet mij het vervolg missen. Jammer, ik raakte net zo geëngageerd, hè?
Een dag later luister ik verstrooid in de auto naar wéér een interview. Ditmaal gaat het over ‘het bestel’. Over ‘consumptiekunst’. En over ‘protest’.
Maar opeens spits ik mijn oren. Ik hoor een man zeggen: ‘Het is erg belangrijk, dat het overkomt.’
Jawel. We shall overcome. En misschien komt tante volgende week over. Het zal ons overkomen, zeg!
(Met toestemming van Dagboekanier overgenomen uit het Parool 19 juni 1971)