Kleine taalles
Ook elke leek die het Nederlands bestudeert, weet dat er in de zinsbouw altijd ‘spanning’ is tussen twee delen, twee polen die bij elkaar behoren. Bijvoorbeeld ik schrijf (gezegde) èn een brief (het lijdend voorwerp, de noodzakelijke aanvulling bij het schrijven). Een mogelijkheid in het Nederlands is dat de ‘bepalingen’ bij ‘ik schrijf een brief’ tussen die twee polen komen: ik schrijf morgen tegen de avond als ik zin heb een brief.
Dat nu kan in de zakelijke, rationele stijl enige moeilijkheden bieden. De afstand tussen de ene pool (‘ik ben’) en de andere (‘gegaan’) kan voor het goede, snelle begrip van wat er staat, té groot worden: ‘ik ben met mijn zuster op de fiets bij slecht weer maar gelukkig over mooie wegen naar Apeldoorn gegaan.’ Vijf bepalingen bij ‘ik ben gegaan’: 1. met mijn moeder, 2. op de fiets, 3. bij slecht weer 4. maar gelukkig over mooie wegen.
Zet in zakelijke stijl (taal die vlug en goed begrepen moet kunnen worden) de dingen bij elkaar die bij elkaar horen.
Vergelijk:
Geen enkele bezoeker zal, ondanks het feit dat ten gevolge van een wat krappe behuizing het laboratorium voor scheepsconstructies langzamerhand op een overvol pakhuis gaat lijken, de grote trekdrukbank die immers het grootste deel van het vloeroppervlak in beslag neemt, over het hoofd zien.
met:
Ondanks het feit dat ten enz. enz. gaat lijken, zal geen enkele bezoeker de grote trek-drukbank over het hoofd zien die immers enz. enz. in beslag neemt.