Onze Taal. Jaargang 40
(1971)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TaalmuurPraten over gebruik en misbruik van vreemde woorden kàn gauw zeuren worden: zeuren over zuiverheid waarvan niemand kan zeggen wat dat nu precies inhoudt. Vermoedelijk is in het verleden eenzijdige gerichtheid op de vreemde-woordenkwestie, op de zo begeerlijke taalzuiverheid eerder schadelijk voor het streven naar taalverzorging geweest dan heilzaam. Een woord, of het nu vreemd is of niet, mag men - als de taal in functie voorwerp van beschouwing is - niet los zien van de zin waarin het zijn plaats heeft gekregen, van de bedoeling waarmee die zin wordt gebruikt, van de situatie waarin de mededeling wordt geuit, van de mens die spreekt of schrijft, en van de mens tot wie de taal gericht is. Ieder kan daarvan voorbeelden geven. Cholecystectomie is voor de arts een gewoon woord; voor de patiënt is het duister: dat zijn ‘galblaas eruit’ moet, kan hij uit dat vreemde woord niet halen. Er zijn er die denken dat Onze Taal als hoofddoel heeft: de uitbanning van alle vreemde woorden. Het zou in ons land het laatste bolwerk van het purisme zijn. Een tweede misvatting is dat het - meegezogen door de ‘normloosheid’ van de tijd waarin we leven - álles goed vindt, dat er voor het Genootschap geen vreemde-woordenkwestie bestáát.Ga naar voetnoot1. Nu, zij die de eerste mening zijn toegedaan, moeten maar eens aandachtig in de afgelopen 39 jaargangen studeren. Eigenlijk zouden ze niet verder behoeven te gaan dan het eerste nummer, maart 1932, waarin zij op blz. 2 in een bestuursverklaring kunnen lezen: ‘Wij teekenen hierbij aan, dat wij geen puristen zijn in dien zin dat wij onze taal zouden willen afsluiten tegen alle vreemde invloeden; in tegendeel: wij zijn ervan overtuigd dat, met het volk, de taal behoort te leven in wisselend verband met anderen. Wij richten ons alleen tegen overmatigen en vooral tegen eenzijdigen vreemden invloed.’ Het is moeilijker, op het tweede bezwaar een afdoend antwoord klaar te maken. Hier beslist zo dikwijls persoonlijke smaak, voorkeur en afkeer: wat kan wel door de beugel en wat niet? Maar ook hier: als men de vele honderden bladzijden O.T. sinds 1932 doorkijkt, moet men tot de gevolgtrekking komen dat de klacht ‘ze vinden alles goed’ niet minder ongegrond is dan ‘ze vinden niets goed’. Natuurlijk zijn (en worden) er in O.T. fouten gemaakt in de beoordeling van vreemde woorden. Als u zo'n fout vindt, maak dan in een redelijk betoog uw bezwaar kenbaar en vergeet daarbij niet dat de beoordeling van de maatschappelijke kwaliteiten van taalvormen - net als ieder ander mensenwerk - onvolmaakt is, afhangt van de omstandigheden en aan wisseling onderhevig is.
Een enkele keer kunt u de sombere voorspelling lezen: ‘het Nederlands is een bedreigde taal’. Het lijkt ons moeilijk, die uitspraak voor de taal als geheel te bewijzen. Wel moeten we toegeven dat op sommige punten de Nederlandse woordenvoorraad bijna uitsluitend aangevuld wordt uit vreemde talen. Verzet tegen deze aanvulling komt niet voort uit nationalistische motieven (althans in dien zin dat ons land groter, beter of machtiger zou moeten worden dan andere landen), evenmin uit vijandschap tegenover deze, maar uit een besef dat onze eigen beschaving in elk geval niet over de gehele linie de mindere is ten opzichte van alle andere. Nederigheid is een onontbeerlijke eigenschap voor de mens, maar zij behoeft het gevoel voor eigenwaarde geenszins uit te sluiten. Verzet kan ook voortkomen uit de overtuiging omtrent de taak van de taal. Waaróm zeggen en schrijven de mensen iets? In ieder geval toch niet - of meestal niet... - om de anderen voor wie de mededeling bestemd is, in het ongewisse te laten of in verwarring te brengen. Het Algemeen Nederlands Verbond heeft in 1969 een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderzoek ingesteld naar de taal in een aantal memories van toelichting, afkomstig van verschillende wetsontwerpen.Ga naar voetnoot2. ‘In de, naar aanleiding van dat onderzoek, aan de Minister-President gerichte brief van 10 september 1969 gaf het verbond zich allereerst rekenschap van het feit dat voor het gebruik van vreemde woorden en uitdrukkingen vele oorzaken kunnen worden aangewezen en dat bij dit onderzoek een netelig vraagstuk, met vele voetangels en klemmen, wordt aangesneden. Het verbond erkende daarbij dat zuiverheid van taal een niet hanteerbaar begrip is en dat het spreken over “vreemde” woorden en uitdrukkingen tal van problemen oproept. Dit betekent echter niet dat het onnodig, zonder enige terughoudendheid en dikwijls alleen uit gemakzucht, gebruiken van voor velen moeilijk verstaanbare vreemde woorden, in gevallen waarin ook algemeen bekende Nederlandse woorden bestaan, kan worden goedgepraat. Immers, ook indien men het gebruik van de taal niet anders zou zien dan als middel om gedachten en informatie aan anderen over te brengen, dan staat toch in elk geval vast dat bij dit onnodig gebruik van vreemde woorden, datgene wat men wil zeggen, slechts gebrekkig overkomt. Het is nu eenmaal zo dat Nederlanders Nederlandse woorden het best verstaan en de schakeringen in betekenis daarvan het best kunnen aanvoelen.’
Het verbond is in het afgelopen jaar verder gegaan. Het ging uit van de mening dat de verstaanbaarheid van de taal in ‘openbare’ stukken een sociaal belang is; deze keer heeft het onderzoek betrekking gehad op de taal in jaarverslagen van grote ondernemingen, van bedrijfs- en vakverenigingen. ‘Bij het onderzoek is gebleken dat voor het bedrijfsleven op dit punt (nl. de vreemde woorden; red. O.T.) in vele gevallen meer moeilijkheden zich voordoen dan bij een aantal andere groepen. Gedacht wordt hierbij aan het feit dat vooral bij internationale lichamen in de voortdurende omgang begrippen kunnen ontstaan die door het gebruik van een vreemd woord beter kunnen worden weergegeven dan door een Nederlandse vertaling daarvan. Ook op bedrijfsorganisatorisch gebied kan vertaling van een algemeen gangbaar vreemd woord of uitdrukking in het Nederlands niet steeds als een verduidelijking worden gezien. Houdt men dit voor ogen dan is het bemoedigend dat uit de onderzochte stukken is gebleken dat toch een aantal malen vertalingen in het Nederlands van in het buitenland ontstane begrippen worden gegeven die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten.’
Bij het verslag is een lijst gevoegd van een kleine tweehonderd vreemde woorden. Daaruit zijn een negentig in een tweede lijst opgenomen; het zijn de ‘woorden die zonder moeite en met meer duidelijkheid door de bijgevoegde Nederlandse teksten zouden kunnen zijn vervangen.’ Deze lijst laten we hieronder volgen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Natuurlijk is er kritiek te leveren op enige van de hierboven voorgestelde vertalingen, maar de gedachte die aan het gedane werk ten grondslag ligt, is onzes inziens juist. Beschouw de lijst niet als een ‘verbodlijst’ van O.T.! Te verbieden hebben wij - gelukkig - niets; ten hoogste kunnen we een raad geven, die u overigens zonder wroeging ter zijde kunt schuiven. Het gezegde van De Vooys van een kleine halve eeuw geleden heeft nog steeds waarde: ‘Afkeurenswaardig is een vreemd woord, wanneer het motief dat tot het gebruik ervan drijft, af te keuren valt.’Ga naar voetnoot3. Wij kunnen het verduidelijken en uitbreiden met: wanneer we de lezer een hol, nietszeggend, moeilijk uitspreekbaar en moeilijk spelbaar woord in de handen stoppen dat we zonder bezwaar hadden kunnen vervangen door een Nederlands; wanneer we voor onze speciale groep van lezers of hoorders onduidelijk zijn; wanneer we maar kunnen vermoeden dat ze ons van onedele motieven zullen betichten. Zo'n motief is bijvoorbeeld de onterechte demonstratie van eigen weten (of niet weten!), macht, ontwikkeling, geleerdheid, stand, door middel van taalgebruik, duidelijk voor de ingewijden maar duister voor hen tot wie de woorden in feite gericht zijn. In het Duits bestaat het woord Bildungsdünkel: verwaandheid, voortkomende uit de behoefte je ontwikkeling pronkend te tonen aan anderen, minder bevoorrechten. Deze verwaandheid versterkt de taalbarrière. Elk middelGa naar voetnoot4. dat deze scheidingsmuur kan helpen afbreken, is welkom. J. Veering |
|