Dat zijn prijzen!
Hoe flexibel onze taal eigenlijk wel is, blijkt op een reis door het Kempische land in de tijd van de opruiming, waarin ‘solden’, eindereeksen en koopjes elkaar naar de taalkroon steken. Het heeft weinig zin de solden- en eindereeksenmensen te wijzen op het ‘besmette’ karakter van hun aanbiedingen. Vreemder lijkt nog dat een deel der winkeliers hun etalageruit van de opwekkende constatering voorzien: Dat zijn prijzen! terwijl anderen er de voorkeur aan geven te variëren met: Dat zijn géén prijzen! De eersten zoeken het blijkbaar in de richting van: Dat zijn (me nog eens) prijzen!, met de betekenisinhoud uitstekende (dus van het standpunt van de adspirant-koper gezien: lage) prijzen. De laatsten begeven zich op de weg van het understatement via de negatie, met de betekenisinhoud dat de prijzen zó laag zijn, dat eigenlijk nauwelijks meer van prijzen gesproken kan worden. Men zou zich hier de zin kunnen wensen: Dat zijn geen prijzen meer!
De vraag lijkt gewettigd of de weglating in beide zinnen taalkundig beschouwd verantwoord zijn. ‘Dat zijn prijzen’ lijkt wel aanvaardbaar, voorzover het een waardering voor die prijzen zou inhouden, maar het bedoelde: ‘lage prijzen’ treedt naar onze mening niet op de voorgrond.
De zin: Dat zijn geen prijzen, lijkt zich in taalkundig opzicht veel beter te gedragen, wat ook wel blijkt uit de vergelijking met zinnen als:
Dat is geen werk! |
Dat zijn geen manieren! |
Toch moet men opmerken dat zich hierbij, naast de te aanvaarden betekenis: dat is nauwelijks meer werk te noemen: dat zijn nauwelijks meer manieren te noemen, de gedachte: slecht werk, slechte manieren ontwikkelt, een kwalitatieve gradatie dus!
Alleen indien men zich bepaalt tot begrippen die een bedrag of een hoeveelheid uitdrukken, waarvan het tellende aspect zo niet overweegt, dan toch sterk wordt beklemtoond, zal men zich als begeleidend adjectief laag kunnen voorstellen:
dat is geen waterstand |
dat is geen temperatuur |
dat is geen koorts (37o) |
dat is geen bedrag. |
Het is uiteraard duidelijk dat de kwalificaties laag, slechts, gering, klein, naar hun betekenisinhoud sterk gerelateerd zijn:
dat is geen bedrag (slecht - laag) |
dat is geen hoeveelheid (gering) |
dat is geen bedrag (klein, gering), |
maar toch menen wij op te merken dat ‘laag’ overweegt bij de hoeveelheids- of bedragswoorden met sterk tellende inhoud.
Verder blijkt dat de ontkennende waarde (men zou kunnen spreken van de absolute negatie) van ‘geen’ uitsluitend aan bod komt in een sterk bepaalde context of in een welbepaalde situatie.
B.v. Dat is geen man, maar een vrouw. |
Hier helpen geen woorden, maar daden. |
Dat is geen bioscoop (maar een theater). |
Tenslotte mogen we nog wijzen op de betekenis geen = niets, niemand of nauwelijks iets, nauwelijks iemand in de zegswijzen: er was geen kip bij die toneelvoorstelling. en: Het interesseerde hem geen fluit.
Grappig hierbij is dat de verbindingen ‘geen kip’ en ‘geen fluit’ als eenheden moeten worden opgevat, waaruit het gedeelte ‘geen’ niet meer uitwisselbaar is tegen ‘een’. Men kan dus nooit het tegenstellend koppel formeren:
geen kip - een kip |
geen fluit - een fluit |
en de laatste toepassen in de gegeven formatie. ‘Er was een kip op die toneelvoorstelling’ wekt beslist niet de gedachte aan een groot publiek, evenmin als: ‘het interesseerde hem een fluit’, enige belangstelling voor iets zou suggereren.
Bij de niet overdrachtelijke gebruikte woorden is het tegengesteld koppel wél haalbaar:
geen koorts - koorts |
geen bedrag - een bedrag |
geen gedrag - gedrag |
Hierbij laten we het, anders zien we er ‘geen gat’ meer in!
A.W. ter Horst, Brussel