Te nee
Eeuwen geleden bestonden er in ‘onze’ taal een woord of en een woord ofte. Een onderschikkend en een nevenschikkend voegwoord. Als ze nog op de oude manier in gebruik waren, zouden we zeggen: ‘Ik weet niet of ze komt’, maar ‘Komt ze ofte komt ze niet?’
Maar ofte raakte buiten gebruik. Omstreeks 1870 namen de (nog altijd met eerbied genoemde) neerlandici Matthias de Vries en Eelco Verwijs in het Woordenboek der Nederlandsche Taal geen trefwoord ofte op, maar twee gelijkluidende woorden of. Bij het nevenschikkende tekende een hunner aan: ‘Nog lang bleef ofte nevens of bestaan, en zelfs heden wordt het nog wel eens gebezigd, hetzij bij het aanhalen van ouderwetsche zegswijzen, hetzij in enkele geijkte uitdrukkingen, als ofte niet, ofte wel nooit ofte nimmer enz., waarnevens echter evenzeer, en gewoonlijk zelfs, de vorm met of in gebruik is.’ Het niet geheel verouderen van ofte werd toegeschreven aan ‘het voorbeeld van den Statenbijbel’, betreurd werd ‘dat men deze tegenstelling van ofte en of heelt laten varen’. Nog steeds is ofte, in ‘ja ofte nee’, ‘nooit ofte nimmer’, niet helemaal dood. Maar voor vele taalgebruikers is het dat wel, en in hun Nederlands heeft het alleen enkele sporen nagelaten. Zo'n spoor vind je, als je iemand ‘nooit en te nimmer’ hoort zeggen. Wie dat zegt, heeft de uitdrukking nooit ofte nimmer alleen met het oor, nooit met het oog waargenomen, en ons woordje blijkbaar opgevat als twee woorden: of + te. Zo ontstond in zijn geest de woordgroep te nimmer, die even goed achter en als achter of kon worden gezet.
Dit verschijnsel kennen de taalkundigen heel goed. Ze hebben er zelfs een naam voor: ‘metanalyse’, zo iets als ‘verkeerde ontleding (van een woord of groep woorden)’. In het taalspel, het ludieke taalgebruik om een term van de grote Huizinga toe te passen, kan het op een succes bogen: monokini, waarin immers de eerste lettergreep van de naam van het Zuidzee-eilandje Bikini vervangen is alsof die naam begon met een Latijns voorvoegsel dat je ook hebt in bigamie en bimetallisme. In Franse tijdschriften maakt men op deze manier grapjes door tegenover Pompidou(x) te stellen Pompidur, tegenover pantalon(g) een kleiner kledingstuk pantacourt. Een niet nieuw Nederlands voorbeeld is portemeja, voor een beurs waar geld in zit. Ons woord geen is door niet-ludieke metanalyse, dus bij ongeluk ontstaan, zoals men in het bovengenoemde W.N.T. kan lezen.
De tekstschrijver van een Nederlandse advertentie voor een uitheemse drank zal zich van zijn metanalytische prestatie wel niet helemaal bewust zijn geweest, toen hij het volgende wrocht:
‘Voor luitjes die nog maar half overtuigd zijn. Die nog niet weten of ze nou te ja of te nee een voorzichtig slokje X. moeten proberen. Wees eerlijk: voor die simpele 6.70 kan 't toch moeilijk te nee worden.’
Te nee hoor, te nooit of te nimmer; te duur, zullen sommige lezers zeggen.
C.A.Z.