In zijn nopjes
Wat - vraagt een lezer - is de betekenis van ‘nop’ in de uitdrukking: in zijn nopjes zijn.
Een nop is een oneffenheid, een knoop, een propje, waardoor een weefsel of wel een harige of vezelachtige stof wordt ontsierd. ‘De Noppers zullen gehouden zijn de Laeckens schoon te noppen, niet alleen aende rechter, maer oock aende averechte zijde, hangende draden, grove noppen ende knoopen af te noppen’. Staring vroeg Pegasus, het gevleugelde paard, even ho te houden, opdat de dichter gelegenheid zou hebben 's beests schone manen van de klitten te zuiveren en de noppen uit zijn staart te lezen.
Van de, met behulp van een nopijzer, verwijderde noppen maakte men wel een slechte kwaliteit wol. Met nop werd ook wel aangeduid een oneffenheid, pluisje en dgl. aan de oppervlakte van een geweven stof, ontstaan door een bijzondere wijze van weven en bewerken. Bij een oud kledingstuk zijn de noppen afgesleten: ‘Zijn zwarte staatierok is glans en noppen kwijt’.
Met ‘noppen’, ‘nopjes’ werden ook verschillende geweven stoffen aangeduid. Nopjesgoed, nopjeslaken. Bij uitbreiding werd noppen, nopjes gebezigd voor: klederen, aanvankelijk blijkbaar: nieuwe klederen, waar de noppen nog opzitten. ‘In zijn nopjes zijn’ betekent dus eigenlijk: zijn nieuwe kleren aanhebben, maar het wordt oneigenlijk gebruikt voor: in zijn schik zijn. (Voor: in zijn schik zijn, zegt men ook wel: in zijn sas zijn; waar dat ‘sas’ vandaan komt, weten wij niet.)