Plastic
Het lijkt mij van belang dat bijtijds gewaarschuwd wordt tegen een nieuwen indringer in onze woordenschat, n.l. het Engelsche woord ‘plastic’ als aanduiding van synthetische producten welke als constructie-materiaal worden gebruikt. Als gevolg van de steeds stijgende belangstelling voor deze materialen en van het feit dat de voorlichting thans grootendeels uit Engeland en de V.S. komt, is dit woord op weg om alle andere aanduidingen te vervangen. Ik weet niet hoe U erover oordeelt, maar persoonlijk vindt ik ‘plastic’ een weinig aantrekkelijke verrijking van onze taal, al ware het slechts omdat de volksmond, zooals ik reeds heb kunnen waarnemen, er ‘plastiek’ van maakt, zoodat dit reeds bestaande woord een dubbele beteekenis krijgt.
Wat dan wel te gebruiken? Wij hadden reeds het woord ‘kunststoffen’, dat m.i. wel een beetje Duitsch aandoet, maar toch te verdedigen valt op grond van de analogie met kunstmest, kunstbeen e.d.
Br.
Plastics is door de C.T.T. en door een andere Commissie, die rechtstreeks met het woord te maken had, vervangen door plastiek, ook als verzamelnaam. Dat dit woord ook ‘beeldhouwkunst’ betekent, kan geen bezwaar vormen daar hetzelfde verschijnsel zich ook in Engeland en Frankrijk voordoet en daar blijkbaar niet als hinderlijk wordt gevoeld. Plastics: plastiek beantwoordt geheel en al aan elastics: elastiek. ‘In deze winkel verkoopt men allerhand soorten plastiek’. Als verkleinwoord: plastiekje. Iemand op zijn verjaardag ‘een plastiekje cadeau geven’ (verg. ‘een elastiekje’).
Het bijbehorende bijv. nwd. is plastieken, verg. elastieken. ‘Een plastieken kous’ (verg. ‘een elastieken kous’).