Kleuren en verven
Wat verstaan wij onder ‘kleuren’ en wat onder ‘verven’? Verven, in het algemeen, is: het bedekken met een laag pigment-met-bindmiddel. Met zinkwit-en-lijnolie kan men verven. De verflaag kan dik zijn en dekkend, dun en doorzichtig, oppervlakkig hechten of diep in de ondergrond doordringen, het blijft een laag; wat het Frans noemt couche, het Engels coat. Een methode van kleurgeven, die geen laag veroorzaakt, zal men niet zo licht verven noemen. Hout kan men kleur geven door het doen inwerken van een stof, ammonia bv.; dat noemt men niet verven, maar beitsen. Er wordt daarbij geen laag gevormd.
Als men aan een vloeistof een kleurstof toevoegt die daarin geheel wordt opgelost, of in suspensie gebracht, zegt men niet dat de vloeistof geverfd is, maar gekleurd; met aniline bijvoorbeeld. Het is daarom niet goed, wat men wel eens hoort, te spreken van ‘aniline-verfstoffen’ voor levensmiddelen, maar van aniline-kleurstoffen.
Het gelaat van een vrouw kan een lieflijke kleur hebben, zij kan ook ‘kleuren’, ‘een kleur krijgen’, een natuurlijk proces; maar als zij een kunstmatig procedé te hulp roept om het verlangde effect te bereiken, als zij b.v. er wat ‘rouge’ oplegt, dan ‘verft’ zij zich.
Het Duits kent de onderscheiding ‘verf’ en ‘kleur’ niet; beide begrippen geeft het Duits met ‘Farbe’ weer. ‘Schämröte färbte seine Wangen; das Laub färbt sich schon; etwas durch gefärbte Brillen, Gläser sehen’. In al deze gevallen zeggen wij kleuren, gekleurd. ‘Hautfarbe’ geven wij weer met huidkleur; wij hebben wel een woord ‘huidverf’, maar dat wil zeggen verf, die op de huid van schepen aangebracht wordt, om corrosie of aangroeiing tegen te gaan. Alleen in dichterlijke taal gebruiken wij het - germaanse - woord verf nog voor kleur; wie in het dagelijkse gebruik verf (verven) voor kleur (kleuren) bezigt, maakt zich schuldig aan een germanisme.