‘Het’ en ‘de’ stek
Men heeft ons gevraagd naar het grammaticale geslacht van ‘stek’. Sommigen spreken van ‘de’ stek (vr.), anderen van ‘het’ stek. Zou het, zo vroeg men, zo kunnen zijn dat men spreekt van ‘de’ stek wanneer men één exemplaar bedoelt, en ‘het’ stek bezigt als verzamelnaam?
Ja, zo schijnt het te zijn; stek als collectivum wordt in tuinderskringen onzijdig gebruikt. Dr. Van Lessen is het daar ook mee eens. In het W.N.T. noemt Dr. Van der Meulen stek in de beteekenis van bergplaats; eig. plaats waar men iets in- of wegsteekt, wegbergt. Vgl. de samenstelling ‘houtstek’. Ten aanzien daarvan merkt Dr. Van Lessen op dat men hier niet zo zeer moet denken aan ‘plaats waar men iets in- of wegsteekt’, dan wel aan ‘geheel van staken, latten en planken, dat als bergplaats dient’. Daar is ‘stek’ dus ook als collectivum gebruikt, en stek in de zin van ‘houtstek’ is immers onzijdig? En dan vervolgt Dr. Van Lessen: ‘... heb ik het gevoel dat de bet. 3) van Van der Meulens artikel [namelijk die van staketsel. Red.] ook het onzijdige stek is, al blijkt het uit geen van de voorbeelden. Maar een staketsel is toch ook een samenstel van ‘stekken’?