Een onderhoud ‘voeren’?
Een lezer is op zijn vingers getikt en wel omdat hij de uitdrukking ‘een onderhoud voeren’ gebezigd had. ‘Dat ging niet’, zo luidde het oordeel; ‘een gesprek voert men, maar een onderhoud heeft men’. En of Onze Taal nu maar even...
En dus zet Onze Taal zich aan het denken. Een onderhoud voeren? Wat ongebruikelijk, stellig, maar fout? Moet iemand daarvoor op zijn vingers getikt worden? Een onderhoud hebben, natuurlijk, dat gaat; zo'n kleurloos woordje, zo'n passepartout, dat gaat altijd en overal. Maar of dat nu de alleenheerschappij moet hebben? ‘In het gisteren te Uwent gevoerde onderhoud’, dat kan men zeggen, maar met ‘hebben’ moet men een andere constructie gebruiken, een langere; dan wordt het: In het onderhoud dat wij gisteren met U mochten hebben...
Wij durfden hier niet oordelen; er was een dubium en in dubio... den Raad maar vragen. Wij vonden Dr. Van Lessen bereid de kwestie voor ons op te lossen. Ziehier wat zij schrijft:
* ‘In zijn allereigenlijkste betekenis past bij “onderhoud” inderdaad “hebben” beter dan “voeren”. Maar aangezien het woord toch sinds lang als volkomen synoniem met “gesprek” moet worden beschouwd, zie ik niet in, waarom het dan ook niet bij het werkwoord voeren als object kan staan. Het enige dat men kan zeggen is, dat de verbinding niet bijzonder gebruikelijk is, maar ik zou de steller van de vraag graag de vrijheid geven de uitdrukking te bezigen. Mij dunkt dat gij, redacteur, er zelf ook zo over denkt. Uit het briefje van uw correspondent krijg ik trouwens de indruk dat hij de pen wel weet te voeren, en zo iemand kan men gemeenlijk zijn gang wel laten gaan.’
Tot zover Dr. Van Lessen. Het belangrijkste van deze uitspraak schijnt ons wel te liggen in den slotregel: zo iemand kan men gemeenlijk zijn gang wel laten gaan. M.a.w.: als wij behoorlijk nadenken over ons taalgebruik, als wij ons rekenschap geven van het voor en het tegen van een woord of zinswending, en zo doende ons taalgevoel voortdurend ontwikkelen, dan behoeven wij bij een enigszins ongebruikelijke constructie niet angstvallig te informeren of onze uitdrukking, onze constructie wel goed-Nederlands is. Dan maken, vormen wij Nederlands. Dan blijven wij binnen de grenzen van ons recht; dan mogen wij onbevreesd ‘onzen gang gaan’.