De redacteur op het matje
*‘Voor ik Uw briefje weg doe, een aanmerking op Uw taal of spelling. Gij schrijft: “wijzelijk vermelden wij niet”, enz. Moet dat niet zijn: wijslijk of wijselijk? Zooals: vreeslijk of vreeselijk; dwaaslijk of dwaselijk? Heuglijk (of heuchelijk?); ontzaglijk (of ontzachelijk?) zou men, al staan ze niet geheel gelijk, ook hierbij kunnen aanhalen. Beter nog lieflijk of liefelijk; gerieflijk of geriefelijk, enz.
Of zegt u heusch: wijzelijk, met zachten klank? Zoo ja, zijn er dan meer van de genoemde woorden, waarin de zachte spirant in Uw uitspraak verschijnt vóór den uitgang -(e)lijk?
U ziet, mijn “terechtwijzing” gaat al over in een belangstellende informatie.’
Neen, heusch, de Redacteur zegt ‘wijselijk’, en dat schrijft hij ook; hij is waarlijk een goede schrijver. Maar hij tikt (‘tipt!’ zou Prof. Muller verbeterd hebben) execrabel. Zijn linker voorvinger, een e bedoelende, glijdt af en produceert een s; en als hij een s te voorschijn wil brengen, komt er een z. Vandaar dat wijzelijk. Profijtelijk in dit geval, want het heeft een lid van den Raad uit zijn tent gelokt. En dat is winst.