Dominé spreekt...
Dominé spreekt, over de Matthäus-Passion. ‘Straks’, zo zegt hij, ‘zult U de Matthäus-Passion beluisteren. U zult dat doen samen met honderden anderen in dezelfde ruimte, met duizenden anderen in ditzelfde jaar, met millioenen in andere plaatsen en eeuwen’.
Dominé, luister nu eens. Gij kent immers het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal? Sla dat nu eens op en lees wat ‘beluisteren’ wil zeggen. ‘Met een geluid als voorwerp, inzonderheid iets dat gesproken of gezongen wordt. Er min of meer tersluiks naar luisteren, vaak met slechte bedoeling. Met een persoon als voorwerp wiens woorden men tracht op te vangen; ook hier niet zelden met minder goede bedoeling.’
Stel U nu voor, Dominé, dat wij nu met zijn allen, met honderden anderen, met duizenden, ja met millioenen, het kerkgebouw, de concertzaal, besluipen; besluipen, opdat wij niet ontdekt worden; de uitvoerenden bespieden - of zij soms door enig gerucht op onze tegenwoordigheid opmerkzaam zijn gemaakt -, en ze dan beluisteren. - Stil, verroer U niet, ze schijnen iets gemerkt te hebben! Neen, toch niet, ze spelen door. Zij zijn er zich niet van bewust gelukkig, dat wij hier in dit donkere hok - een kolenhok blijkbaar - met zijn honderden, duizenden, millioenen, ze zo heerlijk te pakken hebben.
- Kom, Redacteur, niet zo grappig willen wezen. Dat beluisteren is door het gebruik bij de radio al lang geijkt. Niemand voelt er in wat gij er nu in zoekt. Het is immers duidelijk dat ik hier alleen maar ‘luisteren naar’ wil zeggen.
- Ja, Dominé, dat weet de Redacteur ook wel; hij is ook niet van gisteren. Het was ook maar een grapje. Maar, Dominé, als U dan luisteren naar wilt zeggen... waarom zègt U het dan niet?