Gevaarlijke helling
In een bekend dagblad las ik dezer dagen een artikel dat het opschrift droeg: ‘De Keerwende naar de nieuwe tijd’. Het betoogde: ‘In de keerwende van de tijd, waarin wij leven, zijn er leemten’, enz. Weet U, Redacteur, wat dat beteekent: ‘keerwende’? Is dat misschien heel oud Nederlandsch? Of kan het ook een nieuwbakken term zijn, die ons de herinnering wil levendig houden aan den heerlijken tijd, waarin super-Germanen, gezegender gedachtenisse, onze taal met heel onze cultuur op hooger peil trachtten te brengen? Ik meen mij vagelijk samenstellingen met ‘wende’ te herinneren. Het artikel eischt ‘spreiding van het bezit’; nu, daar wisten die wereldbeschavers ook raad op. Wat hebben zij op kranige wijze ons nationale en ons individueele bezit ‘gespreid’. In hetzelfde blad lees ik over ‘geëisde loonsverhoging’. Niets bijzonders, zult U zeggen. Maar ik bedoel ook niet, Uw aandacht te vestigen op de begeerte naar meer loon en de uiting daarvan (niet door vragen, maar door eischen); neen, maar die vorm ‘een geëisde verhoging’ doet mij zoo vreemd aan. Is men, nu alles vernieuwing ondergaat, ook bezig met de taal op de hoogte van haar tijd te brengen? - In een genealogisch tijdschrift lees ik zooeven: ‘Jan Gerrit... die het goed had geörven, ging een schikking aan’, enz.
Niet alleen de woordvorming, ook de woordkeuze schijnt onderhevig aan een ‘wende’. Een ‘vlotte’ journalist, die ons over het leven en de toestanden in Oost-Indië inlicht, verhaalt: ‘De zon staat ploertig brandend aan den hemel’. Mannentaal, vindt U ook niet? En - origineel. In de kunst van krachtige termen te gebruiken, zijn wij - onze woordvoerders bedoel ik - in de laatste jaren zeker aanmerkelijk gevorderd. Bedenkingen inbrengen, critiek oefenen op iemand doen wij niet meer; wij ‘rekenen met hem af’. Wat men vroeger uitdrukte met ‘zeer’, of huiselijker sprekend, met ‘heel’ of ‘erg’, noemt men sinds enkele jaren op zijn minst ‘ontstellend’; dit kan echter niet meer voldoen, waar men wezenlijk een hoogen graad of een krachtige werking wil aangeven. Daarvoor hebben wij nu ‘adembenemend’. Een dichtwerk van Nijhoff heet: ‘van een hevigheid (d'une violence), die adembenemend is’. Dat schreef men verleden jaar. Nu is het woord, en het begrip ‘adembenemend’ ook reeds tot een synoniem geworden van: kwaad, erg. Er is op politiek gebied in ons goede vaderland iets gebeurd, dat de eene partij verkeerd vindt en de andere heel gewoon (wij kunnen en willen het niet beoordeelen). De verdediger der laatste opvatting weegt de in geding zijnde feiten aldus af: (Alinea 2:) ‘Adembenemend kan men dit moeilijk noemen’. Enz. (Alinea 3:) ‘Adembenemend is evenmin, dat...’. Enz. (Alinea 4:) ‘Adembenemend is wel...’. Enz. Aan de andere zijde was, heel ouderwets, gesproken van een ‘ongehoord feit’.
Beter op de hoogte van zijn tijd was de man, die het avontuur van een der kort voor den 5den December rondgaande sinterklazen beschreef: ‘Een dienaar van den Heiligen Hermandad (nu ja, wie kent er ook Spaansch?) slingerde den bisschop uit Spanje en zijn zwarten knecht op den bon’. Wist U het nog niet? dit is de geijkte uitdrukking in de nieuwe Nederlandsche journalistiek voor: iemand bekeuren. Ook een predikant vraagt in een waardig stuk op waardige wijze: ‘Waarom mag die man U op de bon slingeren?’ Hij is de tale Kanaäns glad te boven.
Iets dat goed in zijn soort is, en een persoon, die goed is in zijn werk, noemen wij, als wij niet achterlijk zijn: iemand of iets ‘van formaat en van allure’. Willen wij het of hem met iets of iemand anders vergelijken, dan gaan wij ‘con-