soonlijk voornaamwoord: het was gewoon een zelfstandig naamwoord, voorafgegaan door een bezittelijk voornaamwoord. Niet anders dan b.v. Uwe Majesteit. Toen dit ‘Uwe Edelheid’, via U.E., Uwé, zich als ‘U’ in de rij der persoonlijke voornaamwoorden ging plaatsen, deed het dit terstond als pronomen van den toegesproken persoon, dat is als voornaamwoord van den 2den persoon.
‘U hebt’ is dus goed; even goed als ‘gij hebt’. Toegegeven kan worden dat dit ‘U’ als herinnering aan zijn afkomst nog een tijdlang - en in een deel van ons taalgebruik ook nu nog - de verbinding met den 3de-persoonsvorm van het werkwoord behouden heeft.
De vormen ‘U hebt’ en ‘U heeft’ worden dus naast elkaar gebruikt, maar naar mate de herinnering aan de afkomst van ‘Uwe Edelheid’ verzwakt, zal de vorm ‘U heeft’ buiten gebruik raken.