| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
De receptie van Vestdijk
In De receptie van Vestdijk (1932-1982) heeft de onvermoeibare Vestdijkbibliograaf Jean Brüll alle bijdragen over Vestdijk in dag- en weekbladen, voor zover achterhaalbaar, samengebracht. Het resultaat is een nuttige aanvulling op zijn zesdelige Overzicht van de bijdragen van en over S. Vestdijk in letterkundige en algemeen culturele tijdschriften over de periode 1930-1972 en op Vestdijk op krantenpapier. Brüll heeft zijn bibliografie, uitgegeven door de Stichting Bibliographia Neerlandica te 's-Gravenhage (1992; ISBN 90-713-36-0; prijfs f39,50; 180 blz.), in vier hoofdstukken ingedeeld. Hoofdstuk 1 bevat ‘De receptie van de primaire literatuur’. Per werk worden de titels van de besprekingen vermeld, van Verzen uit 1932 tot de posthume uitgave van Gestileerde waarnemingen uit 1983 (uit dit laatste jaartal blijkt dat Brüll de zelf gestelde grenzen voor zijn beschrijving niet al te strikt neemt; voorts beperkt de bibliograaf zich niet tot dag- en weekbladen, want ook tijdschriften als De revisor en Bzzletin treft men aan, evenals Synthesedeeltjes en, wel enigszins discutabel waar het niet om echte publikaties gaat, scripties en licentiaatsverhandelingen). In hoofdstuk 2, ‘De receptie van de secundaire en tertiaire literatuur’, worden besprekingen van studies over Vestdijk opgetekend, zodat men hier de recensies over De duivelskunstenaar van Ter Braak kan vinden, en die over de boeken van Cornets de Groot, Nol Gregoor en over Vestdijknummers van tijdschriften. In hoofdstuk 3, ‘De receptie naar aanleiding van min of meer algemene thema's’ vinden we stukken geordend in rubrieken als ‘Algemeen’, ‘Algemeen - Biografie’, ‘Algemeen - Harlingen’ etcetera. Hoofdstuk 4 vermeldt de ‘Bijdragen van en over S. Vestdijk in boeken, tijdschriften en universitaire werkstukken’,
als voorloper van de in 1983 gestarte rubriek ‘Vestdijkiana extrachronica’ van de Vestdijkkroniek. Registers sluiten de bibliografie af, die voor de Vestdijkliefhebber onmisbaar is.
GJD
| |
Paul de Wispelaere, criticus en emeritus
Paul de Wispelaere heeft in december 1991 zijn ambt van hoogleraar in de moderne Nederlandse letterkunde aan de Universitaire Instelling Antwerpen neergelegd. Kris Humbeeck en Georges Wildemeersch hebben voor de scheidende hoogleraar een omvangrijke verzameling van zijn ongebundelde artikelen verzorgd. Dit kloeke boekwerk van 494 bladzijden, getiteld Tekst en context; artikelen en essays over moderne Nederlandse letterkunde en buitenlandse literatuur ([Antwerpen], 1992; ISBN 90-9004636-4; geen prijsopgave), biedt een staalkaart van De Wispelaere's brede belangstelling. We vinden enkele opstellen over de schrijver die hij zo uitvoerig kritisch heeft begeleid, de ‘tedere anarchist’ Louis Paul Boon (‘De structuur van De Kapellekensbaan - Zomer te Ter Muren’, ‘De Kapellekensbaan als raamvertelling’, Wapenbroeder; satire en zelfportret' - ook in ‘Ambivalentie’ dient Boon als referentiepunt). Andere Nederlandstalige auteurs die aan de orde komen zijn Sybren Polet, Ivo Michiels, René Gysen en Jan Walravens. Meer literairpolitiek is de beschouwing over de verhouding Nederland-Vlaanderen in ‘Bestaat
| |
| |
er een Vlaamse literatuur?’, terwijl in ‘Een schrijver op het literaire forum’ De Wispelaere als polemist verschijnt in zijn aanval op Maarten 't Hart en 't Harts houding tegenover zijn critici; hierbij laat hij merken dat zijn hart in de eerste plaats voortgestuwd wordt door het bloed van de criticus: ‘in een beetje beschaafde samenleving worden alle publieke handelingen en verschijnselen door kritiek en commentaar begeleid, en dat geldt ook voor de literatuur. Voor de erbij betrokken personen is dat lang niet altijd prettig, maar heeft er ooit iemand gedacht dat beschaving een pretje is?’ Het kritisch bloed van de emeritus blijkt ook, en op indrukwekkende wijze, uit de omvangrijke bibliografie van 668 nummers die Richard Baeyens heeft samengesteld en die de bundel afsluit. Hierin staan ook de interviews vermeld die De Wispelaere zijn afgenomen, behalve een: het gesprek, ‘Paul de Wispelaere als criticus en hoogleraar’, door beide redacteuren opgetekend, dat de bundel opent. Hierin worden ook de selectiecriteria voor de bundeling gegeven: ‘Het moesten teksten zijn die ik zelf nooit had gebundeld, waarvan sommige niet meer zo makkelijk te vinden waren, die een beetje een staalkaart vormen van onderwerpen waar ik in de loop der jaren mee bezig ben geweest, en die volgens jullie de moeite waard waren om nog eens onder de aandacht te worden gebracht’.
GJD
| |
Restanttrein trekt Humbeecks treinproefschrift
Met het formaat van een forse briket ligt daar een jubileumnummer van Restant 19 (1991), nr. 2/3 ‘20 jaar Restant, gesticht in 1970’, met als speelse ondertitel ‘Schriklijk Spoorweg Ongeluk’. Geen verzameling van het beste van de afgelopen twintig jaar, maar allemaal nieuwe artikelen, al is het woord artikel weinig adequaat om de bijdrage van Kris Humbeeck te karakteriseren, ‘IJlend heen en ijlend weer’, ondertitel: ‘(geheimzinnig en snel)’ - waaraan men zou willen toevoegen ‘en lang’; het gaat hier om een stuk van vierhonderd dichtbedrukte bladzijden over ‘Tachtig en het kinetische vernuft’. Zoals de redactie schrijft wordt hierin ‘het literaire effect nagespeurd van de massale mobilisering in het Fin de Siècle [...] en alles wat die mobilisering aan structurele implicaties heeft. Een aantal gecanoniseerde teksten uit de Nederlandse letterkunde wordt herlezen vanuit ‘de trein’. [...] Grote aandacht wordt besteed aan Zola's naturalisme, Lodewijk van Deyssels eigengereide ‘variant’ daarvan en het pessimisme van Marcellus Emants. Ook de Vlaamse literatuur van 1850 tot 1914 komt ruim aan bod.’ Kortom, de trein en Tachtig. Het vertoog dat zich als ‘een proeve van vergelijkende literatuurwetenschap, meer bepaald een psotstructurulatische vorm van materialistische literatuurstudie, c.q. literaire historiografie’ afficheert is de publikatie van het proefschrift van Humbeeck over De komst van de trein in de nederlandse letteren, of liever van het derde hoofdstuk eruit (het vierde, over Bordewijk, zal in boekvorm verschijnen; de eerste twee delen zijn eerder in Restant gepubliceerd). Maar Restant trekt nog andere wagons. Ik wijs slechts op een kleine honderd bladzijden tellend onderdeel ‘Belle van Zuylen’ met bijdragen van Paul Pelckmans,
Pierre en Simone Dubois en Jan Herman. En dan is er nog naast veel meer een essay van Annick Cuynen, die Gekkenschemer en Karelische nachten van Louis Ferron als moderne mythen leest. Wie deze bonte trein niet wil missen, kan het volgende adres
| |
| |
aanschrijven: Redactie Restant: Generaal Eisenhowerlei 30 / B-2200 Antwerpen; jaarabonnement 800,-bfr op rekeningnummer 001-0681876-42.
GJD
| |
Nicolaas Tulp
Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het geneesmiddelenbedrijf Merck Sharp & Dohme Nederland is een prachtig boekwerk gepubliceerd over de bekende Amsterdamse arts en stadsbestuurder Nicolaas Tulp, hoofdpersoon van Rembrandts ‘Anatomische les’. Voor zo'n vorm van modern mecenaat kan men alle waardering hebben. Het boek bestaat uit drie banden. In de eerste wordt door verschillende deskundige auteurs een beeld geschetst van leven en werk van Tulp, waarbij ook veel aandacht is gegeven aan passende illustraties. Vooral het biografische hoofdstuk van S.A.C. Dudok van Heel bevat naast bekende stof veel nieuw materiaal. Terloops passeren daarbij allerlei bekende namen uit het toenmalig Amsterdam de revue, waarbij ook de dichters niet ontbreken. Vondel bijvoorbeeld heeft het met de steilgereformeerde Tulp meer dan eens aan de stok gehad - de dokter was bijvoorbeeld betrokken bij het opvoeringsverbod van de Lucifer - maar dat heeft hem toch niet verhinderd hem en zijn familie te bezingen. Vriendschappelijker waren Vondels betrekkingen met Tulps schoonzoon, de dichter en latere burgemeester Jan Six. Ook Samuel Coster speelt een rol, zij het niet als dichter maar als arts. Tulp noemt hem enkele malen als gewaardeerd collega in zijn boek Geneesinsighten. Dit is een door Tulp zelf gemaakte vertaling van zijn Observationes medicae. In een vaak beeldende en, zoals te verwachten is van een arts, dicht bij de aarde blijvende taal, verhaalt Tulp daarin van hem uit de literatuur maar vooral uit zijn eigen praktijk bekende ziektegevallen. Allerlei Amsterdammers passeren daarbij met hun - meestal gruwelijke - ziekten de revue. Er is wat dat betreft net zoveel aandacht voor het ‘kraamkindje van de Raadsheer Hendrik Hudde’ als voor ‘Ida, de dienstmaagd van Reinier van Nek, onze vriend’. De tweede band van het boek omvat een facsimile-uitgave van die Geneesinsighten,
geschreven in Tulps duidelijke hand, en de derde band geeft er een transcriptie van in moderne spelling met beperkte aantekeningen. Dit laatste deel is het minst geslaagde: de tekst is niet onberispelijk en ook op de aantekeningen is wel het een en ander aan te merken.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Signalement van Voortgang
Voortgang; Jaarboek voor de Neerlandistiek heeft zijn eerste dozijn voltooid. Het twaalfde deel verscheen in 1991 bij de Stichting Neerlandistiek VU, Amsterdam en is aldaar te bestellen voor f40,- (adres: Studierichting Nederlands, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam). Men ontvangt dan een boek van precies 300 bladzijden met een keur aan artikelen op het gebied van de letterkunde, filologie en taalkunde. Enkele grepen uit de inhoud leveren het volgende op. Ik doe geen van de andere bijdragen tekort wanneer ik speciaal attendeer op J.D.F. van Halsema die in een veertig bladzijden tellende, diep in de contemporaine filosofie verankerde studie demonstreert hoe Leopolds gedicht ‘Oinou hena stalagmon’ de vrucht is van een vijfjarige incubatietijd. Hij noemt het o.a. ‘een gedicht dat op de
| |
| |
wijze van de filosofie refereert aan (onder meer) de evolutie van het menselijk - althans het westerse - denken in de richting van een steeds meer omvattend eenheidsdenken.’ Dilthey's ‘dynamisch pantheïsme’ blijkt daarbij een belangrijke rol te spelen. H. Duits wijdt, in het kader van enkele observaties van de zeventiende-eeuwse schrijversbiografie een beschouwing aan de twee 17de-eeuwse levensbeschrijvingen van Coornhert, waarbij hij tot de conclusie komt dat deze biografieën aan de literator Coornhert nauwelijks aandacht geven en daarmee dus ontsnappen aan het kader waarbinnen ze onderzocht werden. Driebergen en Den Haag zijn in Couperus' Boeken der kleine zielen symbolen voor idealisme en realisme. Dat maakt H.T.M. van Vliet aannemelijk in een artikel waarin hij tevens aandacht geeft aan de rol van bijv. theosofie en spiritisme in de roman-cyclus.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Publikaties over het Nederlands in het buitenland
De Stichting Ons Erfdeel geeft een brochure uit over het Nederlands onder de titel Nederlands, de taal van twintig miljoen Nederlanders en Vlamingen. Het doel van deze brochure is de informatie over het Nederlands in het buitenland te verbeteren. De afzonderlijke boekjes geven in levendige stijl de groei en ontwikkeling van de Nederlandse taal, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Ook wordt enige aandacht besteed aan de Nederlandse en Vlaamse letterkunde.
Ieder werk heeft 64 pagina's en is uitvoerig geïllustreerd. Inmiddels zijn de boekjes in vijftien verschillende talen beschikbaar. Onlangs verschenen de volgende vijf edities in Midden- en Oosteuropese talen: Pools, Servo-Kroatisch, Hongaars, Tsjechisch en Russisch. De andere tien edities zijn in het Nederlands, Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans, Portugees, Deens, Nieuw-Grieks, Indonesisch.
De boekjes kosten f18,-en zijn te bestellen bij Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, B-8931 Rekkem. Tel. 0932/56/41.12.01.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Publikaties over dialect en standaardtaal
In oktober 1990 werd in Amsterdam onder auspiciën van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een vierdaags colloquium gehouden met als thema de interactie tussen dialect en standaardtaal, waarbij de nadruk werd gelegd op taalveranderingen. Zeventien van de lezingen die tijdens dit colloquium werden gehouden, zijn in een lijvig boek samengebracht. Na de introductie en een algemene bijdrage over de interactie tussen dialect en standaardtaal komen de taalsituaties aan de orde in het Engels, het Nederlands, het Duits en het Noors. De bundel wordt geopend met de Introduction van J.A. van Leuvensteijn & J.B. Berns. Een algemene beschouwing wordt gegeven in de bijdrage van Frans van Coetsem, getiteld The interaction between dialect and standard language, and the question of language internationalization, viewed from the standpoint of the Germanic languages. Vervolgens wordt de situatie in het Engels belicht in de volgende twee artikelen: M. Benskin, Some new perspectives on the origins of standard written English, en K.M. Petyt, The influence of the standard variety on Northern forms of British English. Het Nederlands en zijn dialecten komen aan de
| |
| |
orde in Marijke J. van der Wal, Dialect and standard language in the past: the rise of the Dutch standard language in the sixteenth and seventeenth centuries, J.A. van Leuvensteijn, Eine Kluft zwischen ‘Muttersprache’ und ‘Vatersprache’. Adnominale Genusmarkierung in Dialekt und Standardsprache in den Niederlanden um 1600, Jo Daan, The relation between dialect and standard language in the Netherlands in the past as a key to the present, J.P.A. Stroop, Toward the end of the standard language in the Netherlands, C. van Bree, The stability of language elements in present-day eastern Standard-Dutch and eastern Dutch dialects. Daarna is de aandacht gericht op het Duits en de Duitse dialecten in G. Lerchner, Dialekt und Standardsprache: die historische Entwicklung im ostdeutschen Raum, Hubertus Menke, Monolingualbilingual-lektal? Die Zweisprachigkeit des niederdeutschen Kulturraumes aus historischer Sicht, H. Schönfeld, Dialekt, Umgangssprache und Standardsprache auf dem Gebiet der ehemaligen DDR im 20. Jahrhundert, J. Macha, Dialekt und Standardsprache. Ausprägung und Gebrauch bei rheinisch-ripuarischen Sprechern, Peter Wiesinger, Zur Interaktion von Dialekt und Standardsprache in Österreich, en Walter Haas, Mundart und Standardsprache in der deutschen Schweiz. Tenslotte komen het Noors en zijn dialecten aan de beurt in: K. Venås, Dialect and standards in Norway, Eskil Hanssen, Variation versus standardisation. The case of Norwegian bokmål: some sociolinguistic trends, en T. Bull, Dialect and standard in a language contact area in northern Norway.
Bibliografische gegevens: J.A. van Leuvensteijn and J.B. Berns (eds.), Dialect and Standard Language Dialekt und Standardsprache in the English, Dutch, German and Norwegian Language Areas. Amsterdam, KNAW, 1992. 381 pp., ill., krtn. (Verhandelingen, Afd. Letterkunde, Nieuwe Reeks, deel 150). ISBN 0-444-85745-1. De prijs van het boek is f98,-.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Handelingen Elfde Colloquium Neerlandicum
De Handelingen Elfde Colloquium Neerlandicum zijn beschikbaar, nog geen half jaar na afsluiting van het Elfde Colloquium Neerlandicum, dat van 25-31 augustus 1991 plaatsvond te Utrecht. In de bundel staan vijf thema's centraal: taaldidactiek, fraseologie, vertaalkunde, literatuur en beeldende kunst en land en volk. De bundel begint met de openingslezing van het colloquium ‘De dichter en de leugenaars. De oudste poetica in het Nederlands’, gehouden door de Utrechtse mediaevist W.P. Gerritsen.
Op het terrein van de taaldidactiek bevat de bundel vier bijdragen. Het artikel ‘Talen kun je leren: theorie en praktijk’ van P. Jordens wijst op een natuurlijke volgorde in de verwerving van grammaticale regels. J. Hulstijn behandelt in de bijdrage ‘De ideale taalleerder’ de nieuwste opvattingen over de notie ‘taalaanleg’ en evalueert het onderwijs in taalleerstrategieën. In haar artikel ‘Het woordje er in het tweede-taalonderwijs’ presenteert A. Blom een didactiek voor er die generaliseert over de diversiteit van gebruiksmogelijkheden. Voor de didactiek van idioom doet Y. Timman een keur van voorstellen in haar bijdrage ‘Idioom: meer dan het zout in de pap. De didactiek van idioom in het vreemde-talenonderwijs’.
Het gebied van de fraseologie is met drie bijdragen in de bundel vertegenwoordigd. Z. Klimaszewska opent de reeks met het artikel ‘Fraseologie en het onderwijs Nederlands als vreemde taal’. In haar bijdrage ‘Fraseologie en lexicografie’ bepleit
| |
| |
J. Fenoulhet de totstandkoming van een combinatie-woordenboek voor leerders van het Nederlands als vreemde taal. E. Mollay bestudeert ‘De verhouding tussen fraseologismen en idiomatische composita: een stiefkind in de taalkunde’.
Op het terrein van de vertaalkunde bevat de bundel tien bijdragen. In haar overzicht van ‘Recente ontwikkelingen binnen de vertaalwetenschap’ wijst J. Hulst op de sterk groeiende aandacht voor de doeltekst en voor (inter)culturele factoren. D.C. Grit geeft inzicht in ‘De vakinhoudelijke component in de vertalersopleiding’ aan de Rijkshogeschool, Opleiding Tolk-Vertaler in Maastricht; R. Kievit en E.F. Loos belichten ‘De Specialisatie Vertalen van de Universiteit Utrecht’.
Terwijl C. Sauer in zijn artikel ‘LSP-slalom of over het vertalen van vakteksten’ beschrijft aan welke eisen een vertaling in de doelcultuur moet voldoen, legt H. Reid in haar bijdrage ‘Ondertitelvertaling of: maar ze vertalen niet wat er gezegd wordt’ uit met wat voor beperkingen vertalers te maken hebben bij ondertitelvertalingen. R.D. Snel-Trampus brengt een grote verscheidenheid aan beperkingen in kaart waarmee men geconfronteerd wordt bij ‘Het vertalen van vaktaal, in het bijzonder van juridische teksten’.
Hoe vertaalautomaten taalkundig opgebouwd zijn, legt F. Van Eynde uit in het artikel ‘Over automatische vertaling’. En J. Walravens laat in zijn artikel ‘Een heuristisch vertaalmodel: twee vliegen in één klap’ zien hoe een geformaliseerd vertaalmodel werkt.
In de literair-sociologische bijdrage ‘Vertalen-het recht om te kiezen’ behandelt O. Krijtová de kwestie wat er vertaald moet worden. I. Wikén Bonde gaat na in het artikel ‘Annie M.G. Schmidt in Zweden’ waarom Schmidts werk van 1965 tot 1989 in Zweden onvertaald bleef.
De bundel heeft op het terrein van literatuur en beeldende kunst vijf bijdragen te bieden. Op basis van uitbeeldingen van oudtestamentische verhalen bepaalt I.M. Veldman ‘De functie van verhaalmomenten in de Nederlandse kunst van de 15de eeuw tot en met de 17de eeuw’. In ‘Over de betrouwbaarheid van Karel van Mander’ onderwerpt H. Miedema het Schilder-boeck aan een nadere beschouwing. In het artikel ‘Zeventiende-eeuwse Nederlandse poëzie op schilderijen. Vondel over Kalf’ onderzoekt K. Porteman de literair- en kunsthistorische betekenis van het schilderijengedicht. H. Brems bestudeert de wisselwerking tussen ‘Experimentele schilderkunst en literatuur’ in Nederland opgekomen rond 1950. In de bijdrage ‘De middelmoot is het smakelijkste van de vis. Over beeldgedichten van S. Vestdijk’ gaat T. van Deel na hoe Vestdijk werd geïnspireerd tot poëzie over beeldende kunst.
De bundel besluit met een sectie over land en volk, waarin ‘De Lage Landen Nu’ in vier bijdragen de revue passeren. G. van Istendael belicht ‘Enkele aspecten van de Vlaamse samenleving’, met name de Belgische staatshervorming en de positie van de katholieke zuil. J. Blokker neemt ‘Enkele aspecten van de Nederlandse samenleving’ onder de loep; hij zet vraagtekens bij Huizinga's karakteristiek van Nederlands geestesmerk. In het artikel ‘Land en krant’ schetst M.J.M. van Rooy de omwentelingen op mediagebied: hij ziet een plaats voor een serieuze, op het individu gerichte pers die voorziet in de behoefte aan diepgravende reflectie. Voor de extramurale neerlandistiek, die bij uitstek de zaak van de Nederlandstalige cultuur behartigt, vraagt W.J. van den Akker in zijn bijdrage ‘Hybris en bescheidenheid’ de volle steun van de intramurale neerlandici.
| |
| |
Th. Hermans, Th.A.J.M. Janssen en P.G.M. de Kleijn (red.), Handelingen Elfde Colloquium Neerlandicum, Woubrugge, 1992, 382p., f30,- BF 500. ISBN 90 72870 02 6
Th.A.J.M. Janssen
| |
Jan van Ruusbroec
In 1993 is het 700 jaar geleden dat Jan van Ruusbroec, mysticus en auteur, werd geboren. Ter gelegenheid daarvan zal op 14 april 1993 in Leiden een studiedag plaatsvinden, bestemd voor mediëvisten, docenten Hoger en Middelbaar Onderwijs en gevorderde studenten. Zes verschillend georiënteerde wetenschappers zullen vanuit hun specialisme ingaan op Ruusbroecs leven, literair oeuvre en invloed, en een beeld schetsen van de mogelijkheden voor onderwijs en (voortgezet) onderzoek rond de belangrijkste schrijver van Middelnederlands proza. De lezingen worden gehouden door:
drs. G. Warnar (RU Leiden): Biografie en beeldvorming; |
prof. drs. P. Mommaers (KU Leuven): De eenheidservaring volgens Jan van Ruusbroec; |
prof. dr. C. Burger (VU Amsterdam): De mysticus en zijn kerk; |
dr. M. Hoenen (KU Nijmegen): Mystiek en filosofie bij Ruusbroec; |
prof. dr. F. Willaert (Universiteit Antwerpen): Ruusbroec literair; |
dr. Th. Mertens (Ruusbroecgenootschap Antwerpen): Bloei, nabloei en opbloei: de receptie van Ruusbroecs werken. |
Tevens zal op deze dag een kleine expositie over Ruusbroec worden geopend in de Leidse Universiteitsbibliotheek.
Inschrijving voor studiedag (inclusief lunch) is mogelijk door overmaking van f10,- op girorekening 9200 van ABN/AMRO Leiden, rek. nr. 499872630 t.n.v. Fac. Wijsbegeerte o.v.v. ‘Ruusbroec-dag’. Nadere gegevens over plaats en programma worden u tijdig toegezonden. Voor nadere informatie: G. Warnar, vakgroep nederlands RUL, postbus 9515, 2300 RA Leiden (tel. 071-272112) en dr. E.P. Bos, faculteit wijsbegeerte, postbus 9515, 2300 RA Leiden (tel. 071-272009).
Geert Warnar
| |
PAO-cursus Reflecties op de vaderlandse literatuur
In maart 1993 zal een nieuwe literatuurgeschiedenis verschijnen: Nederlandse literatuur. Een geschiedenis (verder afgekort als NLG). Deze gebeurtenis biedt een goede aanleiding om eens na te denken over een aantal implicaties van de literatuurgeschiedschrijving zoals we die bedrijven en gebruiken. Bestaande literatuurgeschiedenissen zijn waarschijnlijk veel meer dan we nu beseffen gemotiveerd geweest door vaderlandse ideologie. In de PAO-cursus Reflecties op de vaderlandse literatuur wordt geprobeerd ideologische dimensies van de vaderlandse literatuurgeschiedschrijving zichtbaar te maken. Dat zal gebeuren door te beginnen in het heden, bij het ‘nieuwe’ van de NLG en te eindigen in de zeventiende eeuw bij de wortels van het denken in termen van ‘vaderlands’, ‘nationaal’, ‘eigen’ etc.
| |
| |
Er zijn vijf bijeenkomsten, die gewijd zullen zijn aan de volgende onderwerpen: ‘De NLG tegenover de traditionele literatuurgeschiedschrijving’ (prof. dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen): ‘Duitse invloeden op de literatuurgeschiedschrijving uit het begin van de twintigste eeuw’ (dr. A.J. Gelderblom): ‘Nationalisme in de negentiende-eeuwse kunstgeografie’ (dr. M.E. Halbertsma): ‘Nationaal besef in de literatuur tussen ca. 1650 en 1780’ (dr. M.E. Meijer Drees): ‘Zeventiende-eeuwse medici over Hollanders en andere volken’ (dr. L. van Gemert).
De bijeenkomsten zijn gepland op 22 en 29 april, 6, 13 en 27 mei 1993, steeds op avonden van 18.45-21.00 u. Locatie: Trans 10 (binnenstad) Utrecht. Cursuskosten f50,-, inclusief een certificaat van deelname (wordt aan het eind verstrekt). Neerlandici, (kunst)historici en andere cultuur-historisch geïnteresseerden kunnen zich tot uiterlijk 1 maart 1993 schriftelijk aanmelden bij dr. M.E. Meijer Drees, vakgroep Nederlands, Trans 10, 3512 JK Utrecht (voor inlichtingen: tel. 030-538245/540890).
Marijke Meijer Drees
| |
PAO-cursus Hermans
In februari 1993 organiseert dr. W.H.M. Smulders (Vakgroep Nederlands, Universiteit Utrecht) voor docenten Nederlands VWO/HAVO, universitaire medewerkers Letteren en andere belangstellenden een PAO-cursus getiteld Willem Frederik Hermans en de twintigste eeuw. Het doel van de cursus is tweeledig. Niet alleen zal getracht worden Hermans' werk cultuurhistorisch te situeren, ook is het de bedoeling de literaire wereld van Hermans als uitgangspunt te nemen voor reflecties over verschillende aspecten van de twintigste-eeuwse cultuur. De volgende lezingen staan op het programma: ‘Hermans en de Nederlandse traditie van het nihilisme’ (door Frans Ruiter), ‘Hermans en Freud’ (door Jan Fontijn). ‘Hermans en de fotografie’ (door Ernst van Alphen), ‘Hermans en de machine’ (door Wilbert Smulders), ‘Hermans en de moderniteit’ (door H.W. von der Dunk), ‘Hermans en Podium’ (door H.J. Hofland).
De cursusdata en -tijden zijn: vrijdag 19 en zaterdag 20 februari, steeds tussen 9.00-16.00 u. De cursuslocatie zal een van de Letterengebouwen in de Utrechtse binnenstad zijn, op loopafstand van het station. De kosten bedragen f50,-, inclusief een certificaat van deelname (wordt aan het eind verstrekt). Inlichtingen en schriftelijke aanmelding vóór 1 januari 1993 bij dr. W.H.M. Smulders, vakgroep Nederlands, Trans 10, 3512 JK Utrecht, o.v.v. ‘PAO-cursus Hermans’. Deelnemers ontvangen vóór 1 februari een brief met nadere bijzonderheden.
Marijke Meijer Drees
| |
Tentoonstelling randversieringen in manuscripten
Van 30 oktober 1992 tot en met 2 januari 1993 wordt in het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek, een tentoonstelling georganiseerd met de titel Kriezels, aubergines en takkebossen; randversieringen in 15de eeuwse Noordnederlandse manuscripten.
De expositie die in nauwe samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek tot stand komt, bevat ca. 150 middeleeuwse boeken, alle met de hand geschreven en versierd met geschilderde en getekende voorstellingen in de marges. Het gaat bij de
| |
| |
tentoonstelling om deze randversieringen, die zeer interessant zijn omdat ze kunnen helpen het manuscript waarin ze zijn aangebracht te dateren en te localiseren.
De tentoonstelling is de neerslag van het onderzoek dat in de afgelopen jaren naar deze vorm van versiering in vooral Noordnederlandse manuscripten, is gedaan. De onderzoekers ontdekten dat vaak zeer consequent in een bepaalde periode en streek dezelfde elementen en motieven voor randversieringen werden gebruikt. Voor het gemak benoemde men deze motieven. Naast herkenbare zaken als takkebossen en aubergines bedacht men fantasienamen voor versieringen die niet zo'n duidelijk beeld opriepen. Zo is bijvoorbeeld de term ‘kriezels’ ontstaan, een samentrekking van de woorden ‘kriebels’ en ‘griezelig’.
Er verschijnt een rijk geïllustreerde catalogus bij de tentoonstelling, waarin alle geëxposeerde manuscripten zijn afgebeeld. Aan iedere streek is een inleiding gewijd, die wordt gevolgd door een catalogusgedeelte en een Engelse samenvatting.
Nico van der Lof
|
|