| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Boekenwereld 8 (1992), nr. 3
Dit nummer begint met een bijdrage van Gerard Groeneveld, getiteld De eerste jaren van uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer, over de eerste nationaalsocialistische uitgeverij in Nederland. Arjan Berben besteedt in ‘Een stille in den lande’ J.J. Nieuwenhuyzen (1816-1860) aandacht aan deze in de titel genoemde letterkundige en boekverzamelaar.
Verder in de rubriek Boekbesprekingen onder meer een recensie van P.J. Verkruijsse (eindred.), Johan de Brune de Oude (1588-1658). Een Zeeuws literator en staatsman uit de zeventiende eeuw (door A.D. Steenkamp).
nr. 4
G.J. Jaspers opent dit nummer met een artikel over de werken van de rederijkerskamer Trou moet Blycken, getiteld ‘Trou moet Blycken’ te Haarlem en haar oude drukken in de Stadsbibliotheek. L.G. Saalmink bespreekt in De op- en teloorgang van De brave Hendrik verschillende aspecten van dit in de titel genoemde negentiende-eeuwse schoolboekje.
| |
Bzzlletin 21 (1992), nr. 193 en nr. 194
Beide afleveringen zijn themanummers. Het eerste is gewijd aan de schrijver Samuel Beckett, in het tweede themanummer staat Primo Levi centraal.
nr. 195
In Ik vind aan alle uitersten iets aantrekkelijks voert Robert-Henk Zuidinga een gesprek met Adriaan van Dis. Ron Elshout bespreekt de poëzie en poëtica van Marc Reugebrink in Een karaf van Pandora.
| |
Dietsche Warande & Belfort 137 (1992), nr. 1
In dit nummer een gesprek van Wam de Moor, Henny van Boekel en Toine Heymans met H.H. ter Balkt onder de titel Eigenlijk is het nergens pluis meer. In Uit de tijd van Mussolini gaat Martien J.G. de Jong in op twee briefwisselingen: ‘Beste Sander, do it now!’ Briefwisseling J. Gresshoff-A.A.M. Stols 1922-1941 (ed. Salma Chen en S.A.J. van Faassen), en Gerrit Achterberg, Briefwisseling met Ed. Hoornik. Bezorgd door R.L.K. Fokkema.
nr. 2
In dit nummer vinden we onder meer het essay Woord en klank van Jaap Harskamp, over muziek in de Nederlandse roman. Met de kop tussen de deur van Jan Kostwinder gaat over Wilfred Smit en diens relatie tot Simon Vestdijk. In Vroeg uit zijn landschap geworpen voert Wam de Moor een gesprek met H.C. ten Berge. In Lichter dan ik bespreekt Sigrid Bousset de poëzie van Eva Gerlach. Ruud A.J. Kraaijeveld gaat in op Nieuwe drama's van Hotz. In Essays, Essays,... geeft Marcel Janssens een bespreking van een viertal essays. Siem Bakker behandelt in De hoogtijdagen van het nieuw realisme vier boeken die elk over een bepaald tijdschrift handelen.
| |
Dokumentaal 21 (1992), nr. 1
In dit nummer geeft Marijke Stapert-Eggen informatie over het in de UB van Amsterdam gestationeerde Albert-Verwey-brievenproject, dat een integrale computereditie beoogt van de correspondentie van Albert Verwey. H. Brinkman buigt zich over de Bezittersnotities in het handschrift met de gedichten van Willem van Hildegaersberch en Dirc Potter (Den Haag, KB, 128 E 6). Olf Praamstra bespreekt Kees Groeneboer, Het ABC voor Indië, bibliografie van leermiddelen Nederlandse taal voor Nederlands-Indië.
Verder zijn er bijdragen in de rubrieken Gepromoveerd, Proefschriften in voorbereiding, Pas verschenen.
| |
Driemaandelijkse Bladen 43 (1992), nr. 3/4
Dit dubbelnummer wordt geopend door Helmut D. Daller met een case-studie over
| |
| |
een Duits-Nederlandse mengtaal, getiteld Jargon als strategie van minimale vreemdetaalverwerving. Hermann Niebaum onderzoekt De taal van de Groningse weeskamerordonnanties van 1613 en 1724/34. Hendrik Entjes bespreekt Twents in woord en gebruik n.a.v. de verschijning van de derde druk van het Twents woordenboek. Henk Bloemhoff sluit deze jaargang af met een uitvoerige bijdrage over Tweetaligheid en de regio Stellingwerf.
In de rubriek Boekbesprekingen is er aandacht voor de volgende werken: Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek (door Teake Hoekema), Herman Giesbers, Codeswitching tussen dialect en standaardtaal, José Cajot, Neue Sprachschranken im ‘Land ohne Grenzen’? (beide door H. Niebaum), H.A. Stalknecht, ‘Het werk ging altijd voor’. Uit het leven van vrouwen in Brederwiede (door Annemarie van Buuren) en H. Gras, Bronnen voor de geschiedenis van Westerwolde (door R.A. Ebeling).
| |
Forum der Letteren 33 (1992), nr. 1
Dit nummer bevat de teksten van lezingen die werden gehouden op het symposium ‘75 jaar Cours’ op 8 november 1991. Het nummer wordt ingeleid met een woord vooraf van Jan Noordegraaf en Marijke van der Wal, getiteld Saussuriaanse concepties ter discussie. Daarna komen de volgende bijdragen: A. Lubotsky, Van taalreconstructie naar taaltheorie. Indogermanistisch werk van F. de Saussure en zijn Cours de linguistique générale, G.A.T Koefoed, Analogie is geen taalverandering. Ofwel: de conventies, het systeem en het sprekend subject, J. van Marle, De studie van de paradigmatiek: een poging tot reconstructie, J.M. van der Horst, De Saussure en de waarneembaarheid van betekenis, en Ruud Teeuwen, Intellectuele intimiteit: de achttiende-eeuwse salon en zeventiende-eeuws feminisme.
In de rubriek Boekbesprekingen worden de volgende werken besproken: Proceedings of the XIIth Congress of the ICLA (door Rien T. Seegers), W. Haeseryn, Syntactische normen in het Nederlands (door F. Jansen), Els Andringa en Dick Schram (red.), Literatuur in functie (door J.J.A. Mooij), Fred Weerman, The V2 conspiracy (door J.A. van Leuvensteijn), Herman Servotte, Ludo Verbeek en Dirk de Schutter (red.), In het licht van de letter, Luc Herman, Kris Humbeek and Geert Lernhout (eds.), (Dis)continuities (beide door Odile Heynders), J. de Vries en F. de Tollenaere, Etymologisch Woordenboek (door Rolf H. Bremmer), Ernst van Alphen en Maaike Meijer (red.), De canon onder vuur (door Wardy Poelstra), Hans Bennis, Anneke Neijt en Ariane van Santen, De groene spelling (door Agnes Verbiest), en Ann Rigney, The rhetoric of historical representation (door Frank van Vree).
| |
De Gids 155 (1992), nr. 3/4
In dit dubbelnummer vinden we onder meer een bijdrage van Peter Buijs: Van zonde naar ziekte: Nederlandse opvattingen over zelfmoord ten tijde van de Verlichting, en de tekst van het afscheidscollege dat Frida Balk-Smit Duyzentkunst in april van dit jaar hield aan de UvA: Naam en schuilnaam. Ondergedoken in de grammatica.
| |
Hollands Maandblad 34 (1992), nr. 3
In dit nummer onder meer een bijdrage van Anton Korteweg over de poëzie van Jan Emmens: Jan Emmens, 1924-1971.
nr. 4 en nr. 5
Deze nummers bevatten onder meer poëzie- en prozabijdragen.
| |
Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige Literatuur na 1945, 45e aanvulling (mei 1992)
Deze aanvulling bevat bijdragen over de volgende auteurs: Rita Demeester (door Jos Borré), F. Harmsen van Beek (door Annie van den Oever), A.F.Th. van der Heijden (door Hugo Bousset), Gery Helderenberg (door Rudolf van de Perre), Kristien Hemmerechts (door Koen Vermeiren), Bob van Laerhoven (door Jooris van Hulle) en Victor Vroomkoning (door Michiel van Kempen).
| |
| |
| |
Leuvense Bijdragen 81 (1992), nr. 1/2/3
Dit driedubbeldikke nummer is opgedragen aan de taalkundige Odo Leys bij zijn vijfenzestigste verjaardag en bevat zestien artikelen op het gebied van casus, infinitief en prepositie. Daarvan vermelden we de volgende vier bijdragen: W. van Belle & W. van Langendonck, The indirect object in Dutch, L. Draye, Zum Trajektiv. Ein Kapitel aus einer kognitiv orientierten niederländisch-deutschen Kontrastivgrammatik, D. Geraerts, The semantic structure of Dutch over, en P. Swiggers, The preposition vei in the Louvain dialect as clause introducer.
| |
Levende Talen nr. 468
Gerard Westhoff opent dit nummer met een bijdrage over Trends in het vreemdetalenonderwijs. Koos Hawinkels geeft een persoonlijke reactie op de CVEN-voorstellen voor het onderdeel letterkunde en een concretisering in Vrijheid in gebondenheid. Paul Stapel heeft in ‘Het moedertaalonderwijs verdient een speciale status’ een interview met Antoine Braet, voorzitter van de CVEN.
nr. 469
In Theater op de boekenlijst: kan dat? gaan Tanja Janssen en Gert Rijlaarsdam in op de plaats van theater en toneel in het literatuuronderwijs. Amos van Gelderen en Ron Oostdam bespreken Het gebruik van beoordelingsschema's voor spreek vaardigheid in de lessen Nederlands.
In de rubriek Uit de secties wordt het volgende boek besproken: J. van der Toorn-Schutte, Maatwerk. Onderwijs toegesneden op allochtone leerlingen (door Anita van der Wal).
| |
Literatuur 9 (1992), nr. 2
In De esthetische uitdrukking van een idealistische beslissing gaat Thomas Vaessens in op het werk van Paul van Ostaijen. De volgende bijdrage is van A. Agnes Sneller, getiteld De koninglycke harderin Aspasia, ‘ter leringh ende vermaack’ over de omgangsregels tussen mannen en vrouwen in het pastorale genre. Margriet van Lith bespreekt een aantal verwarrende visies op de dichteres en partijleidster Henriëtte Roland Holst in ‘Wie in dit verband nog ooit van politiek durft gewagen...’. Piet Franssen geeft de tekst van het Ronde-tafelgesprek over ridderromans: hun intertekstualiteit, hun ironie en interpretatie n.a.v. het boek van Jef Janssens, Dichter en publiek in creatief samenspel. Over interpretatie van Middelnederlandse ridderromans uit 1988.
In de rubriek Literatuurrecensies wordt onder meer aandacht besteed aan de volgende boeken: Alba amicorum. Vijf eeuwen vriendschap op papier gezet: het album amicorum en het poëziealbum in de Nederlanden (door P.J. Verkruijsse), en A. Blok, G. Steen en L. Wesseling (red.), De historische roman (door B. Luger).
nr. 3
In De waarschijnlijkheid van de ramp plaatst Jo Beckers enkele opmerkingen bij Hermans' boek Homme's hoest. August Hans den Boef gaat in op het werk van Kees van Kooten als schrijver in Kees van Kooten: columnistiek, literatuur en continuïteit. Dianne Hamer verdiept zich in het populaire idealistische negentiende-eeuwse proza van Sophie van Wermeskerken-Junius. Verder is er een interview van Piet Franssen met de hoogleraar Frans de Rover.
In de rubriek Literatuurrecensies worden onder meer de volgende werken besproken: A.J. Gelderblom, Mannen en maagden in Hollands tuin (door Tess Jungblut), A. Mertens, Sluiproutes en dwaalwegen (door Em. Kummer), Johan Snapper, De spiegel der verlossing in het werk van Reve en Vincent Hunink e.a., Eigenlijk geloof ik niets (beide door Rudi van der Paardt), en Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 2 (door Frank van den Bogaard).
| |
Maatstaf 40 (1992), nr. 2
Ook in dit tijdschrift (vergelijk SIC 7 (1992), nr. 1) trekt Charles Vergeer ten strijde tegen Harry G.M. Prick, ditmaal onder de titel Antwoord aan Harry G.M. Prick. Onmiddellijk daarna vinden we een bijdrage van Prick: Voor de laatste maal Charles Vergeer.
| |
| |
nr. 3
Dit nummer wordt geopend met een artikel van Paul Begheyn sj over P.C. Boutens en zijn Engelse bewonderaar Henry Wildermuth. In zijn bijdrage In het teken van het kruis gaat Romain John van de Maele in op de rol die het kruis speelt in het werk van Louis Paul Boon. F.L. Bastet bespreekt Een groep onbekende brieven van Louis Couperus.
nr. 4
In De demobilisatie van de moderne schrijver zetten Frans Ruiter en Wilbert Smulders uiteen waarom de naoorlogse ‘grote drie’, Hermans, Mulisch en Reve, niet opgevolgd zullen worden.
| |
Moer 1991, nr. 7/8
Dit dubbelnummer begint met een bijdrage van Erik Blankensteijn en Bart van der Leeuw: Vernieuwing van leesonderwijs. Strategieën en routines. Jan van Esseveld geeft Een proeve van een integraal taalbeleid, waarin een principiële keuze is gemaakt voor een tweetalige aanpak. Freek Faber en Els Verschure gaan in op Schoolkeuze en schooladvies. Een onderzoek in Amsterdam-Oost. Koos Hawinkels doet een Voorstel voor een leerplan jeugdliteratuur in de basisvorming. In Een steen in de vijver. De organisatie van computerlessen bij Nederlands geven Hans de Haan, Ton Schreiner en Ruud Wouters tips aan leerkrachten die in hun onderwijs de computer als hulpmiddel gebruiken.
In de rubriek Recensies onder meer besprekingen van de volgende boeken: W. Geene, Zes keer dwarskijken (door Diana Michel), en P.M. Nieuwenhuijsen, Beter Nederlands (door Jannemieke van de Gein).
In de rubriek Forum belicht Marten Elkerbout naar aanleiding van een conferentie over taalbeschouwing (september 1991 te Utrecht) een aantal kanten van het taalbeschouwingsonderwijs. Koos Hawinkels houdt een pleidooi voor de onlangs opgerichte Stichting Promotie Literatuuronderwijs.
In de rubriek Verslagen bespreken Marlies Averdijk, Marion Keiren, Gösta Lodder en Marion Sluis-Keyzer verschillende aspecten van de conferentie ‘Het schoolvak Nederlands’, die in september 1991 plaatsvond. Merie Heijne en Kees van Oenen bespreken het verschijnsel ‘Dyslexie in het hoger onderwijs’ naar aanleiding van een landelijke themadag over dit onderwerp in november 1991.
| |
Moer 1992, nr. 1
In het eerste artikel van dit nummer zet Roos Geerse haar ideeën uiteen over Leesstrategieën onderwijzen in groepen, waarbij zij aangeeft hoe effectief gebruik kan worden gemaakt van de mondelinge taalvaardigheid die leerlingen hebben. In Iene miene mutte. Aftelrijmpjes en hun literaire functies gaat Will van Peer in op aftelrijmpjes als een vorm van kindercultuur. Thomas Jager, Immelien Kramer en Mart Visser leggen in Taalbeleid. Een poging tot concretisering uit wat volgens hen onder het begrip ‘taalbeleid’ moet worden verstaan.
In de rubriek Recensies bespreekt Selma Gordijn De leeswereld van kinderen van M. Chorus en De goede kameraad. Honderd jaar kinderboeken van Toin Duijx en Joke Linders.
In de rubriek Verslagen bespreekt Resy Delnoy wat ter sprake kwam bij de conferentie ‘Moedertaalonderwijs en beroep: een uitdaging voor het schoolvak Nederlands in het MBO’, die in oktober 1991 werd gehouden. Verder brengt Xander Noë verslag uit van de presentatie van het CVEN-rapport, die in december 1991 plaatsvond.
nr. 2
Joop Wammes geeft in Over parachutespringend en bergbeklimmend lezen een samenhangende serie oefentypes waarmee de leesvaardigheid van gevorderde anderstaligen in het voortgezet onderwijs verbeterd kan worden. In Nederlands voor iedereen geven Mohamed Bashir, Henk Lammers, Xander Noë, J. Pekelder, Yvonne Vallen en Sylvia Vink vanuit verschillende invalshoeken hun visie op het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal.
In de rubriek Recensies een bespreking van H. Cohen e.a., Leespraat (door Doeky Dieben).
| |
| |
In de rubriek Verslagen brengt Leonie Hulshof verslag uit van het in november 1991 gehouden seminar over ‘vrouwen en geletterdheid’.
| |
Neerlandica Extra Muros XXX (1992), nr. 2
In Twee gezichten van Marga Minco licht Johan Pieter Snapper enkele minder besproken aspecten van het werk van Marga Minco toe. Ch. H. Eersel besteedt aandacht aan de Nederlandstalige Surinaamse letterkunde in Nederlandstalige Surinaamse literatuur. Een kort overzicht van de laatste tien tot vijftien jaren. Arie Sturm bespreekt Het onnut van intersubjectieve gegevens in taalkundige beschrijvingen van het Nederlands. Frans Claes S.J. gaat in op Synoniemenwoordenboeken en systematische woordenboeken in het Nederlands. J.-P. Colson stelt Valse vrienden in de Van Dale-vertaalwoordenboeken Frans-Nederlands en Nederlands-Frans aan de orde. Roel Vismans buigt zich over de Functionele grammatica en modale partikels in directieve zinnen. Verder zijn er de kronieken Van tekst naar context. Kroniek van de literatuurwetenschap van Anne Marie Musschoot en Bekentenis en verbeeldingskracht. Kroniek van het proza van R.P. Meijer.
In de rubriek Boekbesprekingen en aankondigingen worden de volgende werken gerecenseerd: Verschueren groot geïllustreerd woordenboek (door L. Beheydt), Tanja Janssen en Brigit Triesscheijn, Gebruik, inhoud en effectiviteit van taal- en literatuurmethoden in Nederland en Vlaanderen (door H. Hulshof), Hans Bennis, Anneke Neijt en Ariane van Santen, De groene spelling (door W. Haeseryn), O. Vandeputte en L. Crespo Fabiao, O. Neerlandês, Língua de vinte milhoes de Holandeses e Flamengos (door Roza Huylebrouck), en Certificaten Nederlands als Tweede Taal: Startbewijzen voor Onderwijs en Arbeidsmarkt. Eindrapport van de Adviescommissie Invoering Certificaten Nederlands als Tweede Taal (J.W. de Vries).
| |
De Negentiende Eeuw 16 (1992), nr. 1
In De uitvinding van de negentiende eeuw: beeldvorming rond de letterkunde gaat Wim van den Berg in op de beelden en mythen die in de negentiende eeuw en daarna zijn ontstaan in het spreken over de negentiende-eeuwse literatuur. In Tachtig als oogklep reageert Marita Mathijsen op de publikatie van Van den Berg.
nr. 2
In de rubriek Literatuuroverzicht (najaar-eind 1991) vinden we een overzicht van publikaties op het gebied van de taal en de letterkunde in de negentiende eeuw.
| |
Nexus 1992, nr. 2
Dit tweede nummer bevat geen bijdragen die direct van belang zijn voor de neerlandistiek.
| |
Ons Erfdeel 35 (1992), nr. 2
Dit nummer begint met de bijdrage Weerloos en gewapend van Ed Leeflang, waarin hij ingaat op het debuut van Anna Enquist, Soldatenliederen. Bernard Dewulf analyseert het werk van Herman de Coninck in Over Herman de Coninck. In Het koningsgraf onderzoekt Hugo Brems de verzamelde gedichten van Bertus Aafjes. Koen Jaspaert en Marc Verlot gaan in op de Taalkundige en culturele gevolgen van een multi-etnische samenleving voor het Nederlandstalig onderwijs.
In de Culturele kroniek worden onder meer de volgende werken besproken: Lieneke Frerichs, Nescio De uitvreter, Historisch-kritische uitgave met commentaar over de genese van verhaal en verhaalfiguur (door Yves T'Sjoen), Frans Depeuter, De zwarte doos van Icarus. Een studie over het leven en de poëzie van Paul Snoek (door Dirk de Geest), August Willemsen, De val (door Aldert Walrecht), Leo de Haes, Het doemdenken voorbij, over politiek en literatuur (door Jos Borré), en Olf Praamstra, Gezond verstand en goede smaak (door Karel Wauters).
nr. 3
Dit nummer bevat slechts een tweetal bijdragen op het gebied van de neerlan- | |
| |
distiek. In Een man die blind werd bespreekt Hugo Brems de poëzie van Eddy van Vliet. Jos Buurlage begeeft zich in Het poëtisch labyrint van Harry Mulisch.
In de Culturele kroniek worden onder meer de volgende werken besproken: Jeroen Brouwers, Het vliegenboek (door Luc Decorte), Martin Hartkamp, Schoten rondom Vestdijk (door Dirk de Geest), en Hugo Brems, De dichter is een koe (door Anne Marie Musschoot)
| |
Onze Taal 61 (1992), nr. 4
In Klemtoonverschuiving bespreken Mieke Trommelen en Ellis Visch het zogenaamde ‘hangmateffect’ bij de klemtoontoekenning in het Nederlands. Dit artikel gaat vergezeld van drie korte bijdragen van Onze-Taallezers, die ingaan op de klemtoonveranderingen die zij om zich heen waarnemen. In Met helderheid kom je er niet in de ambtenarij heeft Rinke Berkenbosch een interview met Daniël Janssen over wat er allemaal komt kijken bij het schrijven van beleidsnota's. Jaap Bakker vraagt zich in Verschueren in Nederland af hoe bijzonder en hoe Vlaams dit woordenboek is. In Moeder is geen moeder meer buigt J.A.M. Vermaas zich over de veranderingen die in deze eeuw in de aanspreekwijze van ouders zijn opgetreden. Verder zijn er bijdragen van: W. Sterenborg, Van bielzen naar railzen, C. Kostelijk, Vondel(s)park en Rembrandt(s)plein, en Abr. Heringa, Den Hitelder, over de voorkeur van Oostnederlanders om een stomme klinker aan woorden toe te voegen.
Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Drogredenen, De Taalgrens, Taalcuriosa, Nieuwe woorden, Van woord tot woord, In Zicht en Ruggespraak.
nr. 5
In Tussen spijkerbroek en nagelboks illustreert Marinel Gerritsen met haar onderzoek naar spijkerbroekbenamingen de taaie levenskracht van het dialect. In haar bijdrage Een woordenboek is nog geen woordenboek als er woordenboek op staat! zet Nicoline van der Sijs uiteen aan welke criteria een woordenboek moet voldoen. Wim Daniëls gaat in Thuistaal: het andere Nederlands op zoek naar woorden en gezegdes die in geen woordenboek te vinden zijn. Uit De Babylonische spraakverwarring van Peter Burger blijkt dat Willem Berend Hietbrink bij zijn standpunt blijft dat het Nederlands de oertaal is. Fons Moerdijk en Rob Tempelaars gunnen ons een blik achter de schermen van een ‘taalmuseum’ in Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). In Het aardige van België onderneemt Harry Cohen een speurtocht naar neerlandismen in Belgisch Frans. Kees van Doorne onderzoekt Nederlandse leenwoorden in het Sranan Tongo. In Onze taal in het Portugees laat Antoinet Brink zien dat er veel Nederlands terecht is gekomen in de Portugese scheepsterminologie. Hoe het Nederlands een taal als het Schots heeft beïnvloed laat Arthur Kooyman zien in zijn artikel Nederlands in het Schots.
Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Vraag en antwoord, Drogredenen, Het kastje van Barbanelle, InZicht en Ruggespraak.
nr. 6
In Nederlands als twaalfde wereldtaal vraagt Reinier Salverda zich af wat de voortschrijdende Europese integratie betekent voor het Nederlandse taal- en cultuurbeleid. Theo A.J.M. Janssen onderzoekt in Waarom zouden we Nederlands studeren in het buitenland? wat studenten aan buitenlandse universiteiten beweegt om Nederlands als studierichting te kiezen. In haar bijdrage Nederlands als werktaal in de EG gaat Christa Schröder-de Beaufort in op de positie die het Nederlands heeft als tolktaal. Wilfried Vandaele brengt in Produktinformatie niet langer in het Nederlands? de lezer op de hoogte van de nieuwe Europese richtlijn voor etiketten. Marcel Lemmers bespreekt in Dubbelop vijf soorten overbodige herhalingen in taaluitingen. Jaap Bakker geeft in Woordenboekentest een vergelijkend warenonderzoek voor drie grote woordenboeken. Guido van den Berg houdt zich bezig met Internationale telefoontaal. Cor J. Koster gaat in zijn bijdrage Vertaalproblemen? Bel de Hotline Engels! in op de vragen die zoal worden ge- | |
| |
steld aan de telefoondienst Hotline Engels.
Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Vraag en antwoord, Drogredenen, Taalergernissen, Van woord tot woord, InZicht en Ruggespraak.
| |
Het Oog in 't Zeil 9 (1992), nr. 3
Dit themanummer is gewijd aan de schrijver/journalist Willem Walraven. Het bevat onder meer de volgende bijdragen: E.M. Beekman, Willem Walraven: leven in een niemandsland, Kees Vogels, Walraven in Rotterdam (1907-1909), Frank Okker, Walraven als recensent, S.A.J. van Faassen, J. Greshoff, Indië en Willem Walraven, Frank Okker, ‘Ik heb gehuild van ellende’ over de relatie tussen Walraven en Vroman, Joop van den Berg, ‘Wie hier denkt, zoekt vergetelheid’ over Walraven en de demon van de drank, Lies Walraven (een dochter van Willem Walraven), Een onstuimig huwelijk, Kees Snoek, ‘Als je kiest, kies het Westen’, een gesprek met Rika Walraven over haar vader, Suse Heusdens-Walraven (eveneens een dochter), Mijn moeder was een levensgenieter, Paul Spanjaard, Monument voor Itih over de vrouw van Walraven, Frank Okker, Walraven was hier.
De rubriek Ingezonden bevat onder meer en aantal reacties op het artikel van Emile Henssen over het Groningse Hermansdossier, dat in het vorige nummer van dit tijdschrift verscheen.
| |
Over Multatuli 28 (1992)
Dit nummer wordt geopend door W. van den Berg met een schets over de figuur van Multatuli: Multatuli: hors des normes. Jerzy Koch bespreekt De invloed van de Duitse Multatuli-receptie op de Poolse. Nop Maas gaat in Portfolio: herdenkers in karikatuur in op de herdenkingsactiviteiten rond Multatuli in 1910 en 1920, die een aantal karikatuurtekeningen hebben opgeleverd. Reider Storm gaat in Millioenenstudiën en Antoine de Tounens op zoek naar deze door Multatuli in zijn werk genoemde Fransman. Wim Heijnen geeft in De erfenis van Multatuli's ouders enkele bijlagen als vervolg op zijn bijdrage in nummer 27 van dit tijdschrift. In Kroniek geeft Jos van Waterschoot een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen en publikaties rond Multatuli.
| |
Preludium 8 (1992), nr. 3
In dit nummer een bijdrage van Gerrit Jan Kleinrensink, getiteld Cardiogrammen van de decadentie, over Jan Siebelink ter gelegenheid van de Bordewijkprijs.
| |
De Revisor 19 (1992), nr. 2
Dit nummer bevat voornamelijk poëzieen prozabijdragen. Verder vinden we een artikel van Christine D'haen, Het raadsel van de rebis, over de bundel Rebis van Paul Claes.
| |
Septentrion 21 (1992), nr. 2
Uit dit nummer vermelden we de volgende drie bijdragen op het gebied van de neerlandistiek: Rita Ghesquiere, Littérature néerlandaise pour la jeunesse en traduction, J.C. van Aart, Les contes animaliers d'Anton Koolhaas, en Christine van Cappellen, L'oeuvre de Mark Insingel, des formes qui font signe.
| |
SIC 7 (1992), nr. 1
In het eerste nummer van deze jaargang reageert Charles Vergeer in Een paarse kop uitvoerig op de kritiek die Harry G.M. Prick op hem heeft geuit. Jace van de Ven richt zich op Kees van Kalmthout, een van de dichters die nooit doorbrak.
| |
Spektator 20 (1991), nr. 3/4
Dit dubbelnummer begint met een bijdragen van Ellen Krol Over ‘den Meridiaan des huisselyken levens’ in Sara Burgerhart. Wim de Haas gaat uitgebreid in op De notie ‘Stress Minimalizatie’ en Klemtoonaantrekking. In Flexibele categoriale syntaxis en semantiek bespreekt Herman Hendriks de proefschriften van Frans Zwarts en Michael Moortgat.
De overige bijdragen zijn gewijd aan het thema ‘Omtrent het lexicon: aspecten van computationele lexicografie en lexicologie’. Willy Marten geeft een Inleiding: over woordenboeken, lexica en computers. In De empirische dimensie bespreekt Willem Meijs de empirische dimensie van de (com- | |
| |
putationele) lexicografie. B.P.F. Al gaat in op het Gebruik en hergebruik van woordenboekinformatie. Helmut Schnelle en Peter Hellwig bezien de Semantiek in het woordenboek-Heranalyse van woordenboekdefinities. De bijdrage Subtaal en lexicon van W. Martin en E. ten Pas gaat, in tegenstelling tot de andere bijdragen over het lexicon, over de specifieke kenmerken van het zogenaamde ‘sublexicon’, waaronder zij de lexicale component van een subtaal verstaan.
In de rubriek Aankondiging en bespreking onder andere recensies van de volgende werken: C. van Bree, Historische taalkunde (door J.M. van der Horst), Piet Litjens, Nederlands als tweede taal (door Jan H. Hulstijn), Herman Pleij, De sneeuwpoppen van 1511. Literatuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd (door Dirk Coigneau), R.J. Resoort, Een schoone historie vander borchgravinne van Vergi. Onderzoek naar de intentie en gebruikssfeer van de zestiende-eeuwse prozaroman (door Dirk Coigneau), J. Six van Chandelier, 's Amsterdammers winter (ed. Schenkeveld-van der Dussen m.m.v. Hans Luijten) (door Mieke B. Smits-Veldt), G.J. Dorleijn, Terug naar de auteur. Over M. Nijhoff (door Lisa Kuitert), ‘Beste Sander, Do it now!’ Briefwisseling J. Gresshoff-A.A.M. Stols. Dl.1: 1922-1941 (ed. Chen en Van Faassen) (door Redbad Fokkema en Ben Peperkamp), Loet Swart, Altijd nader en even ver: het dichtersleven van Jaap van Domselaer (door Honoré Schelfhout), Johan Snapper, De spiegel der verlossing in het werk van Gerard Reve (door G.F.H. Raat), Henk Hillenaar (red.), Literatuur in psychoanalytisch perspectief. Een inleiding met interpretaties van Multatuli's Saïdjah en Adinda (door Honoré Schelfhout), Tom Baudoin e.a., Jeugdliteratuur voor de beroepspraktijk. Een leergang voor het HBO (door Gerard de Vriend), Els Andringa en Dick Schram (red.), Literatuur in functie. Empirische literatuurwetenschap in didactisch perspectief (door Gerard de Vriend), en H. Walter Schmitz, De Hollandse significa. Een reconstructie van de geschiedenis van 1892 tot 1926 (door Jan Fontijn).
| |
Spektator 21 (1992), nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang wordt geopend met een bijdrage over Lezers in Utrecht: een empirisch onderzoek naar leesvoorkeuren van Katinka Dijkstra. Hans den Besten en Hans Broekhuis geven hun ideeën over Verb Projection Raising in het Nederlands. Willem Kuiper gaat in op De Middelnederlandse Esopet. Odile Heynders bespreekt de poëzie-opvattingen van Paul Rodenko in Tussen de regels van Rodenko, poëziefilosofie in poststructuralistisch perspectief.
In de rubriek Aankondiging en bespreking onder meer recensies van de volgende werken: Het hemd is nader dan de rok (door Nico Laan), Peter Zeeman (red.), Literatuur en context. Een inleiding in de literatuurwetenschap (Nico Laan), R.J. Resoort, Een schoone historie vander borchgravinne van Vergi (Dirk Coigneau), Jaarboek [van de] Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica ‘De Fonteine’ te Gent; 1987-1988 (door P.J.A. Franssen), en A.J.E. Harmsen, Onderwys in de tooneel-poëzy. De opvattingen van het Nil Volentibus Arduum (door Wouter Abrahamse).
| |
Spiegel 10 (1992), nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang is geheel gewijd aan het thema ‘Onderzoek binnen de universitaire opleidingsprogramma's’.
| |
Spiegel der Letteren 34 (1992), nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang is een themanummer over ‘Nieuwrealistische poëzie in Vlaanderen’, geschreven door Dirk De Geest en Stefaan Evenepoel, waarin het ontstaan, de doorbraak en de profilering van een literaire beweging in zes hoofdstukken wordt behandeld.
Verder is er een bespreking van Hugo Brems en Dirk De Geest, ‘Opener dan dicht is toe’. Poëzie in Vlaanderen 1965-1990 (door Jan Schoolmeesters).
| |
Taal en Tongval 43 (1991), nr. 3
Het derde nummer van deze jaargang is, zoals gebruikelijk, een themanummer, dat ditmaal gewijd is aan de Dialectlexicogra- | |
| |
fie. Het nummer begint met een Inleiding van de redacteuren J.B. Berns, D. Geeraerts en A. Moerdijk. Vervolgens belicht J.B. Berns in Dialectwoordenboeken de belangrijkste aspecten van het dialectwoordenboek. Herman Crompvoets gaat in op Het lemma in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten. Henk Bloemhoff en Hermann Niebaum bespreken de activiteiten op het gebied van de Nedersaksische lexikografie. In Het systematische dialectwoordenboek en de lexicologische gebruiker leggen A. Moerdijk en D. Geeraerts uit wat het systematische woordenboek de lexicoloog te bieden heeft en welke problemen hij ontmoet als hij er voor zijn onderzoek gebruik van wil maken. Magda Devos gaat de gebruikswaarde na van vier Vlaamse idiotica in De idiotica en het dialectonderzoek van vandaag. In zijn artikel met de poëtische titel Tussen droom en daad, met wetten en bezwaren gaat Rob Tempelaars in op het verstandshuwelijk van het WNT met de als bron gebruikte dialectwoordenboeken. F. Claes S.J. sluit de bundel af met zijn artikel Dialectlexicografie bij Kiliaan.
| |
Taal en Tongval 44 (1992), nr 1
Dit nummer begint met de tekst van een lezing van H. Scholtmeijer bij de honderdste geboortedag van Louise Kaiser, getiteld Louise Kaiser als dialectologe. G. de Schutter reageert in Partitief of kwantitatief ER, of over de verklaring van syntactische variatie op een eerdere publikatie van De Rooij over het woordje er. In Grensoverschrijdend dialectgebruik in Nederlands-Duits taalcontact brengen J. Berns en H. Daller verslag uit van een onderzoek naar de taalcontactsituatie in het Nederlands-Duitse grensgebied. P.C. Paardekooper bespreekt Afrikaanse en Nederlandse meervouden op -ings. Frans Claes s.j. behandelt de Bijzinsvolgorde in oude Diesterse teksten. Noël Geirnaert en Marijke Mooijaart brengen Een onbekende middelnederlandse oorkonde uit 1265 van de schepenen van het Brugse vrije onder de aandacht van de lezer. Har Brok geeft een vierde aanvulling op de Publikaties over plantnamen in Nederland, Nederlandstalig België en Frans-Vlaanderen.
In de rubriek Boekbesprekingen worden de volgende werken besproken: Walter Haeseryn, Syntactische normen in het Nederlands (door G. de Schutter), De Franse Nederlanden/Les Pays-Bas Francais (door H. Ryckeboer), en A. Moerdijk, W. Pijnenburg en P. van Sterkenburg (red.), Honderd jaar etymologisch woordenboek van het Nederlands. Een verzameling artikelen over etymologen en etymologie (door Har Brok).
| |
Tirade 36 (1992), nr. 338
In de rubriek Herlezen vinden we bijdragen van Robert Anker en Willem Jan Otten over het werk van de schrijver A. Alberts. In de rubriek Poëziekroniek bespreekt Tomas Lieske gedichten van Anna Enquist.
nr.339
In dit nummer onder meer een bijdrage van Willem Jan Otten, getiteld Herlezen, over het werk van Arthur van Schendel. Tomas Lieske bespreekt in Poëziekroniek de gedichtenbundel Begroeyt met pluimen van Ed Leeflang.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde 108 (1992), nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang wordt geopend met een artikel van Petra Berendrecht over Maerlants ‘scolastica’ (c.q. ‘Rijmbijbel’) in relatie tot zijn directe bron. Jan Konst bespreekt een aspect van de toneelopvattingen van het kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum in De theorie over de ‘vermakelijke hartstochten’ in het ‘naauwkeurig onderwys in de tooneelpoëzy’. F. de Tollenaere gaat in op het woord (h)ankeren in zijn bijdrage Het ‘(h)ankeren’ van Jikkemiene. M.H. Zijlstra-Kröner bespreekt de interpretatie van de woordgroep ‘Apelles schoon du praat’.
In de rubriek Boekbeoordelingen onder meer recensies van: R. Jansen-Sieben, Repertorium van de Middelnederlandse artesliteratuur (door Annelies van Gijsen), Madelgijs. De Middelnederlandse fragmenten en de overeenkomstige Hoogduitse verzen (door Bart Besamusca), A.J.E. Harmsen, Onderwys in de tooneelpoëzy
| |
| |
(door A.S. de Haas), en Michel van der Plas, Mijnheer Gezelle. Biografie van een priesterdichter (1830-1899), A.J.M. van Buuren (ed.), Suster Bertken, en Ludo Jongen en Cees Schotel (edd.), m.m.v. Josephine Franken, Het leven van Liedewij, de maagd van Schiedam (door G.C. Zieleman).
| |
Tijdschrift voor Taalbeheersing 14 (1992), nr. 1
Dit nummer wordt geopend met het artikel Hoe kan je dat nou doen? De reconstructie van retorische vragen van P. Slot. E. Assink, A. Bos en G. Kattenberg onderzoeken Leesvaardigheid en contextgebruik bij de visuele woordherkenning. B. Meuffels analyseert de verschillende Sequentie-effecten die kunnen optreden bij de beoordeling van opstellen. In Discussies in een juridisch proces: een pragmadialectisch perspectief gaat E.T. Feteris in op de vraag welke procedures en regels in een juridisch proces garanderen dat een geschil op een redelijke manier wordt beëindigd. H.L.W. Pander Maat sluit de rij met Taakomschrijvingen, normen en adviezen.
In de rubriek Boekbeoordelingen is er aandacht voor de volgende werken: R. Schoonen, De evaluatie van schrijfvaardigheidsmetingen (door B. Meuffels), A. van Berkel, Cognitieve aspecten van handelingsbeschrijvingen (door H.L.W. Pander Maat), J. Kurvers, In de ban van het schrift. Over analfabetisme en alfabetisering in een tweede taal (door R. Appel), en A.J.W.M. Thomassen, L.G.M. Noordman en P.A.T.M. Eling, Lezen en begrijpen. De psychologie van het leerproces (door H. Hacquebord).
| |
Vestdijkkroniek maart-juni 1992, nr. 74/75
In dit dubbelnummer zijn de volgende bijdragen opgenomen: Hans van Stralen, Vestdijk en het existentialisme, R. Marres, Vestdijks verweer tegen de tijd, Roger Henrard, Simon Vestdijk in de vitalistische context, Honoré Schelfhout, Schrijven geeft te denken. Vestdijks kritiek op de onzuivere rede, Marcel F. Fresco, Vestdijk en het prefilosofische bij de Grieken. Over het verleden der religie, Rudi van der Paardt, ‘Al die golven die zijn lijk bewogen’. Over ‘Absyrtos’, een ‘Grieks sonnet’ van S. Vestdijk, Rudi van der Paardt en Max Nord, Lopende receptie-II. Ironie bij Vestdijk (n.a.v.B.H. Jongbloed, Ironie in perspectief) en Vestdijk als collaborateur bij vlagen (n.a.v. Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie), en Max Nord, Onwenselijke kritiek, waarin de auteur reageert op de uitlatingen van Max Pam over de brieven van Ans Koster aan Vestdijk tijdens diens gevangenschap in 1942/43.
| |
Vooys 10 (1992), nr. 1
In Ik voel het ook, al kom ik niet van mijn divan schetst Iris Pronk een beeld van Louis Couperus als croniqueur van Nederland rond de eeuwwisseling. Lambert Geytenbeek belicht in Een blauwdruk voor de poëzie verschillende kanten van de gedichtenbundel Stem onder mijn bed van Esther Jansma. In hun tweede bijdrage over het ‘literaire bedrijf’, getiteld De uitgeverij, gaan Charlotte Govaert en Francine Smink in op de activiteiten van de uitgever. Jan Nap bespreekt in Significa en letterkunde de opvattingen van Frederik van Eeden over werkelijkheid, kennis en taal. In Wat ik niet wilde, maar bedoelde stelt Andrea Visser de literatuuropvatting aan de orde van de essayist, recensent, redacteur en dichter Robert Anker.
In de rubriek Recensies worden de volgende boeken besproken: Arie Jan Gelderblom, Mannen en maagden in Hollands tuin: interpretatieve studies van Nederlandse letterkunde 1575-1781 (door Hein van Eekert), Het plezier van de tekst. Vijf letterkundige bijdragen (door Christine Brackmann), W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes en T. Meder, Sprookspreker in Holland. Leven en werk van Willem van Hildegaersberch (ca. 1400) (beide door Erwin Mantingh en Remco Sleiderink) en Nico Scheepmaker, De gedichten. Bezorgd door Ivo de Wijs (door Sören Lerby).
nr. 2
In Tussen banaan en drama geeft Iris
| |
| |
Pronk een beeld van het literaire werk van F. Springer, met wie zij een vraaggesprek had. Ewout van der Knaap bekritiseert de werkwijze van criticus Rob Schouten in Zuurkool en schrijfmachine Randstadcriticus versus Budé. Koen Vergeer buigt zich over het werk van Joost Zwagerman in Een olijke presentator in vals licht. In de derde bijdrage over het ‘literaire bedrijf’ van Charlotte Govaert en Francine Smink, getiteld De auteur, staat de ‘grondstofleverancier’ van het literaire werk centraal: de auteur. Paul van Vliet gaat in zijn artikel Zelfgeschapen ruïnes op zoek naar onthechting en geldingsdrang in Hermans' De tranen der acacia's. In Poetry and all that jazz bespreekt Bertram Mourits Bernlefs poëzie in het kader van de jazzmuziek.
In de rubriek Recensies worden de volgende werken besproken: Jef Bogman, De stad als tekst. Over de compositie van Paul van Ostaijens Bezette stad (door Thomas Vaessens), C.B.F. Singeling, Gezellige schrijvers. Aspecten van letterkundige genootschappelijkheid in Nederland, 1750-1800 (door Iris Pronk), Tom Lanoye, Kartonnen dozen (door Toef Jager), Lucebert schilderdichter (door Koen Vergeer)
| |
IJsselakademie 15 (1992), nr. 1
In de dialectrubriek Warkschrift legt Philomène Bloemhoff-de Bruijn in haar bijdrage 'n Kladde uit waar het woord kladde vandaan komt, wat de oorspronkelijke betekenis is en wat het in andere dialecten betekent.
J. Nijen Twilhaar
|
|