De Nieuwe Taalgids. Jaargang 85
(1992)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| ||||||||||||||||||||||||||
Ik en kan niet komen voor ik klaar en benGa naar voetnoot1P.C. Paardekooper0 InleidingIn februari 1989 hoorde ik tijdens een bezoek aan kollega Ponelis op zeker ogenblik de gastvrouw een zin gebruiken van het type: voor julle nie1 luister kan ons niks doen nie3 Dat was erg opvallend doordat het eerste nie ‘geen betekenis’ had en niet gevolgd werd door het - anders verplichte - nie3. Is nie1, niks enz. een bijzinsdeel, dan verschijnt nie3 in de bijzinsuitloop; is het een hoofdzinsdeel, dan in de hoofdzinsuitloop:
De gastheer legde uit dat nie na voor(dat) (bij een niet-woord) binnen de rest van de hoofdzinGa naar voetnoot2 een hele gebruikelijke niet-verplichte variant in de omgangstaal is. Betekenisverschil veroorzaakt het niet. Het WAT is nog niet aan de V toe, maar onder eer(dat) - wat ongebruikelijk in het Afrikaans - vinden we de eigenaardigheid niet vermeld. Ruim een jaar later las ik in de autobiografie van de Hazebroekse non Maria Petyt (1623-1677): [...] al en wiert ick dat niet ghewaer, voor ick en quam inden staet van derven, ende beroovinghe van alles (Merlier, 1976: 151)Ga naar voetnoot3 | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| ||||||||||||||||||||||||||
Op een afstand van enkele duizenden kilometers en van ruim drie eeuwen hadden twee vrouwen een zinstype gebruikt met dezelfde eigenaardigheid; een klein verschil lag er in het betekenisloze woord: nie tegenover en. Tussen de twee gevallen moest een verband bestaan. | ||||||||||||||||||||||||||
1 Het mnlZoals bekend zijn er in hoofdzaak twee soorten dubbele ontkenning:
Ik laat buiten beschouwing of die hypotese volledig klopt of niet, maar aannemelijk lijkt wél dat tijdens fase 2c, een aantal syntaktische types en in z'n eentje (met of zonder betekenis) bewaard hebben (Stoett, 1923: 154vv)). Eén daarvan moet ik met name noemen: dat met en in de als-groep (dan-groep). Het grote verschil is evenwel - blijkens Stoett 166 - dat de rest van de hoofdzin geen niet-woord hoeft te bevatten en dat ook nooit ‘ooit’ in die als-groep op kan treden: Dat hi sochter sliep dan noit op sijn bedde te voren. Maar via de vergr. trap eer komen we diachroon bij het vw eer (eer dat), en ook in een mnl eer-zin kan en of een niet-woord staan zonder dat de rest van de hoofdzin een niet-woord hoeft te bevatten: Ic ben eer noit Abraham was (Stoett 166)Ga naar voetnoot4 Bovendien zijn er dan nog mnl zinnen met dubbel eer (zie het volgende voorbeeld) en zijn er kontaminaties als voor ende aleer, vooraleer, vooreer die de gang van zaken in het verre verleden niet altijd doorzichtig maken. Ik beperk me tot een Rijmbijbel-citaat uit het Mnl W (2.557) dat blijkbaar bedorven is: Dat het niet eer reinen soude, eer hijs bade ende woude Het ww willen kan immers nooit een genitief krijgen (Stoett 107vvGa naar voetnoot5), dus moet hijs afhangen van bidden, en dat klopt met Stoett 109. De nevenschikking ende verraadt dus een vergissing; hier moet en gestaan hebben: | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| ||||||||||||||||||||||||||
eer hijs bidden en woude
De rest van de hoofdzin bevat inderdaad niet. - Andere voorbeelden van dat type geeft het Mnl W niet. Maar ook vore (vw) levert maar één voorbeeld met en in de bijzin (Mnl W 9.939). Het is opnieuw een Rijmbijbel-citaat, waarin opnieuw met en iets gebeurd is; in een variant is het nu weggelaten:
Twee voorbeelden zijn te weinig voor betrouwbare konklusies. Verdam geeft hiernaast trouwens 12 gevallen met niet-woord + voor enz., maar zonder en. | ||||||||||||||||||||||||||
2 Het 16e-eeuws: van HaechtMevrouw Stoops (1988: 150v) geeft een waardevolle bijdrage aan ons probleem: haar gegevens uit de 16e-eeuwse antwerpse kroniek van v.Haecht (een handschrift) vullen in plaats en tijd een leemte, en bovendien kan ze met behulp van de 6 voorbeeldzinnen een begin geven van een mogelijke verklaring van het ontstaan van de konstruktie: datment scier niet gelooven en sal voer men sieget eersten (II.68; men = men en; voer later bijgeschreven) De vier eerste zinnen hebben een voor-pv in de voor-zin; de derde heeft zelfs een later bijgeschreven voer, zodat er een verband lijkt te ontstaan met het type dat we uit het mnl en uit de Bo kennen (4.1.2): hij gaat nooit wandelen, ik en ga mee waar een niet-woord in het eerste ww-patroon eveneens voorwaarde is voor het gebruik van en in het tweede (eveneens met voor-pv). Zie ook noot 6, tweede citaat. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| ||||||||||||||||||||||||||
Poëzie-citaten geven vaak twijfels bij de typering van een pv; afgezien daarvan lijken de meeste oude citaten een voor-pv te hebben, de meeste jongere een achter-pv. De voor-pv bij Gezelle is de jongste (voor en is; 4.2.1). | ||||||||||||||||||||||||||
3 Het 17e-eeuwsIk heb hier drie teksten onderzocht die geen van drieën voor de druk bestemd waren. | ||||||||||||||||||||||||||
3.1 Hooft (1607 ?)Heel belangrijk is een vondst bij Hooft, uit een onvoltooid kladgedicht, waarschijnlijk gericht aan Pieter Jansz Hooft (Stoett, 1899: 56.66v): Dat sij niet hoflijck weer sal nae Medea jeucken
Voor hij en can te deech Syntaxis op sijn duim
Het gedicht is ongedateerd, maar staat tussen twee teksten uit 1607 in. Het voorbeeld voldoet weer aan de voorwaarde dat de rest van de hoofdzin een niet-woord bevatGa naar voetnoot7. | ||||||||||||||||||||||||||
3.2 Maria van Reigersberch (1624)De brieven van Maria van Reigersberch zijn al eerder in de Nederlandse taalkunde bekend geworden als vindplaats van taaleigenaardigheden die onder een schrijfverbod vielen (u als ond.-vorm). Omdat niet-woorden bij haar een hele hoge frekwentie hebben, hoopte ik in haar brieven een paar voorbeelden te vinden van voor dat en (+ achter-pv) bij zich, maar in totaal heb ik twee voor-zinnen ontdekt met een niet-woord in de rest van de hoofdzin, en alleen de eerste zin had voor + en, - overigens ook eer: maer men salt niet eer in werck kennen stellen voor dat ick thuys en komme | ||||||||||||||||||||||||||
3.3 Barbara de Put (eerste helft 17e eeuw)Haar Transcedronkroniek (Wijngaards 1957) heb ik helemaal doorgenomen op de vw's eer en voor. Het eerste komt 11 keer voor (20, 20, 21, 22, 32, 39, 50, 68, 72, 74 en 117) en heeft nergens en en maar één keer een niet-woord in de rest van de hoofdzin (32). Voor komt 3 keer voor, nl. 2 keer als niet... voor... en en 1 keer als niet eer... voor... en: dat de religuisen niet eer comen en souden voor het Capittel en waer gehouden [...] (37v) | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| ||||||||||||||||||||||||||
De twee eerste voor-zinnen hebben een voor-pv. Tot nu toe heeft steeds de regel gegolden: een voor-zin heeft een voor-pv, een voordat-zin een achter-pv. | ||||||||||||||||||||||||||
3.4 Het WNTIn 1916 noemt het WNT-deel dat eer bespreekt (3.3892) het vw eer een ‘voegw. bijw.’ Het geeft 7 volledige zinnen daarmee, waarin geen enkel niet-woord staat. Hetzelfde geldt voor eerdat (‘Thans alleen nog in de volkstaal’) met 5 citaten. Als 70 jaar later het deel met voor en voordat verschijnt (in 1986) blijkt de beschrijfvaardigheid een geweldig stuk verbeterd: ons voor heet nu vw, en de beschrijver maakt een semantisch onderscheid tussen ‘een regeerenden zin zonder’ en een ‘met negatie’: ‘met behulp van voor wordt mede aangegeven dat datgene wat in het praedicaat van den regeerenden zin wordt uitgedrukt, pas het geval kan (mag, moet, zal) zijn als eerst is gerealiseerd wat in den voor-zin staat uitgedrukt’ (22.1315). Onder de voorbeeldzinnen zonder niet-woord buiten de voor-zin is er geen van vóór 1787; onder die met zo'n woord is er één uit 1520 zonder één en, en één uit 1552 met twee en's: Hy en laet niet af voor den buyck vol en is (Apherdianus 57b) Dat citaat is belangrijk omdat het uit een soort latijns-nederlands woordenboek komt (Tyrocinium Linguae Latinae) van 1552, en letterlijk terugkomt in een herdruk van 1581 (blz. 70); Pieter van Afferden (geboren in Wageningen (NNBW 1911: 88)) is een klassikus en durft toch dat en in een gedrukte tekst (twee keer) te gebruiken. Het citaat is bovendien het eerste met voor + en + achter-pv. Drie andere citaten met niet-woord (+ eventueel en) buiten de voor-zin leveren geen en op binnen die zin. Ze zijn uit 1520, 1611 en 1711. (Bij Overdiep (1931-35) vind ik het niet.) Onder voordat geeft het WNT (22.1666v) eenzelfde onderscheid, maar ook nu vinden we geen enkel geval van voordat... en in drie citaten (uit 1524, 1531 en 1577; in de twee 19e-eeuwse verwachten we en niet eens meer). | ||||||||||||||||||||||||||
4 De 19e- en 20e-eeuwse spreiding | ||||||||||||||||||||||||||
4.1 De RNDEen zeldzaam buitenkansje wacht de onderzoeker in de RND (deels al gebruikt door Tavernier (1959)), die zoals bekend vooral bedoeld was als klankatlas. Toevallig komen er onder het kleine aantal samengestelde zinnen twee voor met eer, en nog toevalliger heeft één ervan wel een niet-woord in de rest van de hoofdzin en de ander niet: 30: ik kan toch niet komen voor ik klaar ben Over ons hele taalgebied levert zin 30 16 gevallen met zo'n ‘overbodig’ en of nie enz.; op bijgaande kaart zijn de plaatsen aangegeven. Er blijken twee types te zijn: dat van de Hazebroekse non (en) is vooral zuidwestelijk. Als die ene kostbare hollandse plaats er niet geweest was, zou je zelfs hebben kunnen denken: het is vlaams. Dat van Mevrouw Ponelis (nie, niet, net) is met een weids woord fries en | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| ||||||||||||||||||||||||||
oostelijk. Natuurlijk moeten we meteen Koelmans z'n znl kaartje van [ən] hiernaast leggen (1967: 14), want waar dat [ən] verdwenen is, kan het nauwelijks nog bewaard zijn na eer enz. (Van de plaatsen met een ontkennend woord in de bijzin van zin 30, was er geen die het ook had in die van zin 80: het verband met het niet-woord buiten de eer-zin is dus duidelijk.) | ||||||||||||||||||||||||||
4.2 Aanvullingen uit een paar monografieën enz.4.2.1 Het WestvlaamsVoor het wvl zoeken we vol verwachting bij de Bo eerst naar eer en eerdat die ontbreken, dan naar voor en voordat die er wél zijn, maar geen enkel taalvoorbeeld heeft hier een niet-woord in de rest van de hoofdzin. Onder en spreekt ie wél uitvoerig over het syntagma ‘Hij gaat nooit wandelen, ik en ga mede’ (1873: 303), maar met geen woord over eer(dat)/voor(dat). Gelukkig geeft Gezelle ons type wél: in Loquela spreekt ie er minstens twee keer over. De eerste keer onder Eer: ‘Vooreer = Eer, vooraleer, voor en aleer. - “Hij en zal geen geld hebben vooreer hij zijn lesse en kan.” Geh. Kortrijk.’ (N 141). De tweede keer onder en: ‘'k Hebbe noch ruste noch geduren voor en is vader thuis.’ Geh. Overmeire. (I 253) (1907: 566 en 138). De bijzin met vooreer heeft een achter-pv, die met voor een voor-pv. Het feit dat het verschijnsel Gezelle opgeval- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| ||||||||||||||||||||||||||
len is in één wvl en één ovl plaats, bewijst dat het ook in zijn tijd en zijn streek al erg zeldzaam geworden moet zijn. | ||||||||||||||||||||||||||
4.2.2 Het BrabantsEen nbra gegeven vinden we bij de Bont (ik vernederlands z'n fonetische spelling): ‘Dè hoefde nie te doen veurdè ge nie wilt’ ‘dat hoef je niet te doen voordat je wilt’ (1958: 724). Onder eerdè ‘eerdat’ geeft ie geen voorbeelden. - In z'n spraakkunst spreekt ie verder niet over het verschijnsel (1962: §465). | ||||||||||||||||||||||||||
4.2.3 Het FriesBinnen het Nederlands-Friese taalgebied heb ik maar één persoon kunnen vinden die het nu beschreven systeem nog persoonlijk beheerste, altans in een vorm waarin het al sterk onder invloed staat van het overheersende, waarin het ontkennende woord uitgesloten is in de beschreven bijzinnen: drs. Jarich Hoekstra, die dan bovendien nog taalkundige was en voor zichzelf vroeger al een lijstje gemaakt had met een paar voorbeelden van het verschijnselGa naar voetnoot8. Wel is [ən] in het Fries sinds lang uitgestorven, maar net ‘niet’ blijkt het vervangen te hebben, - zoals in het Afrikaans enz. Net is voor hem net als in het Afrikaans fakultatief, maar dat kan een verschijnsel zijn uit de beginfase van het uitsterven. Aan- of afwezigheid van net geeft geen betekenisverschil. Voorwaarde voor z'n verschijnen is wél de aanwezigheid van een niet-woord binnen de rest van de hoofdzin. De plaats van de bw bijzin - helemaal voor- of achteraan - maakt geen enkel verschil. Wel is niet uitg. in de ond.-zin: (it)(sil)[net lang]{duorje}(ear't er net fuortgiet) (uitg.) (‘het zal niet lang duren voor ie niet weggaat’) Alle voor-pv's zijn nu achter-pv's geworden. | ||||||||||||||||||||||||||
4.2.4 Het GroningsTerwijl ter Laan (1952) noch Molema (1887) ons type vermelden, geeft Wobbe de Vries wel een opmerking over een verwant geval met niet in een als-groep: Verder hoorde ik in onze dialekten: ‘Eerder as ze 't niet klaar hebben [eerder] kan ik niks beginnen’ (1911-1912: 191) Hier is eerder dus twee keer bwbn, en geen enkele keer vw. De Vries zegt niet of niks voorwaarde is voor het voorkomen van niet in de als-groep. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| ||||||||||||||||||||||||||
5 Vreemde talen | ||||||||||||||||||||||||||
5.1 Het Zweeds en het DuitsEen biezonder waardevolle tip van Jarich Hoekstra bezorgde me Sandberg (1985), die z'n artikel begint met te vertellen dat een opponent tijdens een zweedse promotieplechtigheid kritiek had op het taalgebruik van de promovendus die geen niet had mogen gebruiken in een zin met... niet... vóór... niet... Het gaat hier om een gewoonte uit de omgangstaal, waartegen de ‘officiële’ spraakkunst blijkbaar bezwaar maakt. Hetzelfde blijkt voor het Duits te gelden: ook daar is nicht... bevor... nicht... in de omgangstaal blijkbaar heel normaal. De oordelen erover variëren van volledige afwijzing tot volledige aanvaarding; twee keer nicht is volgens sommigen zelfs nodig als bevor konditioneel is (Sandberg, 1985: 321). | ||||||||||||||||||||||||||
5.2 Het EngelsIn het Oudengels is er al geen spoor te vinden van een ontkennend woord na before, ere e.d., d.w.z. binnen het stuk ‘Conjunctions meaning “before”’ in Mitchell (1985: 374-387). Voor het overige is er wél een parallel met het Nederlands enz.: na een ontkenning in de rest van de hoofdzin is er heel vaak een konjunktief in de bijzin, en daarnaast komt in allerlei zinnen ne alleen voor of samen met andere ontkennende woorden, op precies dezelfde plaats als bij ons: vlak voor de pv. | ||||||||||||||||||||||||||
6 BesluitMisschien heeft een groot gebied binnen het Gemeengermaans al een ‘onlogisch’ en of nie enz. gekend in voor-zinnen: het Nederlands, Afrikaans, Fries, Duits en Zweeds hebben er sporen van bewaard, maar bij ons zijn ze bijna verdwenen, waarschijnlijk vooral door de invloed van een ongeschreven (?) logika-regel. De dialektische spreiding bij ons - zeg bv. ± 1600 - moet vrij algemeen geweest zijn: de nog aanwezige sporen wijzen op West-Vlaanderen (Maerlant, Petyt, Gezelle), Oost-Vlaanderen (RND), Zeeland (v. Reigersberch), Brabant (v. Haecht, Barbara de Put (?), de Bont), Limburg (RND), Holland (Hooft, het Afrikaans, RND), Gelderland (v. Afferden) en Friesland (Hoekstra, RND). Het hele kleine aantal mnl citaten doet vermoeden dat de spreiding van voor en in het zuiden toen al vrij dunGa naar voetnoot9 geweest moet zijn; daarentegen wijst de overvloedige aanwezigheid ervan in het Afrikaans waarschijnlijk wel op een frekwenter gebruik ervan in ouder Hollands.
Dit en/nie enz. blijkt bij nader inzien betrokken te zijn bij een netwerk van problemen.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| ||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| ||||||||||||||||||||||||||
|
|