De Nieuwe Taalgids. Jaargang 85
(1992)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |
Literaire verwijzingen in Middelnederlandse magische tekstenGa naar voetnoot1Orlanda S.H. LieVoor elke reiziger naar het rijk van de Middelnederlandse artes-literatuur geldt het volgende advies: er is maar één gezaghebbende reisgids en dat is het Repertorium van de Middelnederlandse Artes-literatuur van de Brusselse hoogleraar Mevrouw Ria Jansen-Sieben. Dit naslagwerk, dat eind 1989 is verschenen, bevat een inventarisatie van de ongeveer 1000 Middelnederlandse handschriften en gedrukte werken tot 1600 die over artes-literatuur gaan. Een indrukwekkende publikatie die van onschatbaar belang is voor het Middelnederlandse artes-onderzoek. De term ‘artes’ verwijst naar een middeleeuwse indeling van wetenschapsgebieden in drie reeksen van vakken, de artes liberales (trivium, quadrivium), de artes mechanicae (handwerk) en de artes magicae (magische of verboden kunsten: magie, tovenarij, voorspelkunst). Het gebied van de artes-literatuur bestreek dus het hele terrein van de middeleeuwse wetenschap, m.u.v. historische, theologische en juridische geschriften.Ga naar voetnoot2 Een van de handschriften die in het Repertorium van de Middelnederlandse Artes-literatuur geïnventariseerd worden (Repertorium-code: H220) is een vijftiende-eeuws papieren handschrift dat tot het boekenbezit behoort van de stichting ‘Streek Museum Hattem Voermanhuis’. Het handschrift (signatuur: C 5) is ontdekt door de heer J.H. Sypkens Smit, huisarts te Hattem. Het werd in 1983 in de openbaarheid gebracht door een artikel van de Belgische hoogleraar W.L. Braekman, een bekende naam op het gebied van de Middelnederlandse artes-literatuur. Braekman wees bij deze gelegenheid in de Hattemse codex een aantal technische en magische recepten en secreten aan die hij van plan was uit te geven.Ga naar voetnoot3 Deze belofte werd vier jaar later ingelost: in 1987 verscheen zijn editie van deze ‘merkwaardige collectie secreten uit de vijftiende eeuw’, een totaal van 29 recepten.Ga naar voetnoot4 De Hattemse codex laat een gevarieerde verzameling van artes-teksten zien, al- | |
[pagina 235]
| |
les bijeen niet minder dan 562 bladzijden. Afgezien van een klein aantal Latijnse en Franse geschriften, bestaat de codex uit Middelnederlandse teksten. Ik doe een greep uit het gedetailleerde inhoudsoverzicht van Braekman: de codex bevat een onbekende prozavertaling van de beroemde Secreta Secretorum, een didactische verhandeling over de regeerkunst, de gezondheid, het menselijke lichaam, etc., die toegeschreven werd aan Aristoteles, en die in het Middelnederlands alleen bekend was in de berijmde vertaling van Jacob van Maerlant: Heimelijkheid der Heimelijkheden.Ga naar voetnoot5 Verder bevat het Hattemse handschrift een onbekend Middelnederlands pesttraktaat dat aan de paus van Rome wordt toegeschreven. Er is ook een Latijns pesttraktaat opgenomen dat ingaat op de oorzaken van de ziekte en de zeven tekenen waaraan men kan zien dat deze zal toeslaan. Er is een Frans recept tegen pestbuilen waarbij een duif als ingrediënt wordt gebruikt, een Frans alchemistisch traktaat over de steen der wijzen. Verder treffen we aan: diverse recepten om kwalitatief goede wijn te maken, enkele hoofdstukken uit een medisch handboek, een verzameling alchemistische en technische recepten, traktaten over de legering van edele metalen voor goudsmeden, een aderlaattraktaat, een chirurgisch traktaat, een traktaat tegen oogziektes, een uitvoerige kruidenleer, een verhandeling over de vier complexiën, jaargetijden en leeftijden, een urinetraktaat, een grote collectie (Franse en Middelnederlandse) recepten, gegroepeerd rond de medische eigenschappen van planten en kruiden, enzovoort.Ga naar voetnoot6 Terug naar de verzameling secreten die zich in deze gevarieerde codex bevindt. Zoals vermeld, heeft Braekman een editie van de 29 secreten verzorgd, die in het handschrift zeven bladzijden beslaan: p. 134-140.Ga naar voetnoot7 Secreet-teksten handelen over geheime of verborgen kennis. De recepten die in de secreet-teksten worden verstrekt, beogen iets buitengewoons te bewerkstelligen, bij voorbeeld, door een beroep te doen op de magie of op de geheime krachten van het universum.Ga naar voetnoot8 Een viertal voorbeelden uit de Hattemse codex moge een indruk geven van de vorm en inhoud van een secreet-tekst.Ga naar voetnoot9 Voorbeeld 1 | |
[pagina 236]
| |
Voorbeeld 2 Op dit laatste voorbeeld wil ik nader ingaan. Gegevens uit de middeleeuwse kruidenleer maken duidelijk dat het Benedictenkruid de kracht bezit om duivels, heksen en andere boze geesten af te weren.Ga naar voetnoot10 Hiertoe moest het gezegende kruid op een bepaald tijdstip worden gezaaid (blijkens het bovenstaande recept op St. Jansavond, tussen 12.00 en 15.00 uur) en onder het uitspreken van een bepaalde formule of gebed worden uitgegraven. Het Middelnederlandse recept toont een variant op de gesproken formule met een sterk christelijke inslag: het Benedictenkruid moet in wijwater worden gewassen. De Hattemse secreet-tekst bevat een recept waarmee je met behulp van het Benedictenkruid de kunst van het toveren en van de zwarte magie kunt leren en beroept zich hierbij op Madelghijs die blijkbaar op deze manier heeft leren toveren. Deze Madelghijs (Madelgijs/Malegijs) is bekend uit het Middelnederlandse verhaal over de Vier Heemskinderen dat gebaseerd is op het Oudfranse chanson de geste Renaut de Montauban.Ga naar voetnoot11 Daarin wordt hij geportretteerd als een neef van Aymijn, de vader van de Heemskinderen, die zeer bedreven is in de magische kunsten: [Aymijn] hadde by hem een neve gehieten Maeldegijs, een stout ridder. ende was geleert inder const van nigromancien daer hi grote scade mede dede coninc Karel. ende menich ander mensche.Ga naar voetnoot12 | |
[pagina 237]
| |
Als bondgenoot van de vier Heemskinderen brengt Madelghijs met zijn magische kunsten uitkomst in hopeloze situaties. Deze intrigerende ridder-tovenaar heeft tot allerlei nieuwe verhalen geïnspireerd waarin hij de hoofdrol speelt.Ga naar voetnoot13 De Middelnederlandse Madelgijs-traditie kent een rijke handschriftelijke en gedrukte overlevering.Ga naar voetnoot14 In Die schoone hystorie van Malegijs, een gedrukte zestiende-eeuwse prozaroman, wordt Madelgijs beschreven als een (tweeling)zoon van de hertog Bueve van Eggermont, die tijdens een inval van de heidenen zijn ouders kwijtraakt. Hij wordt gevonden door een fee die hem opvoedt in het rijk van haar broer, een meester ‘inder swarten consten’. De jonge Madelgijs die een tomeloze belangstelling voor de nigromantie blijkt te hebben, maakt zich deze kunst al gauw meester en weet weldra de besten in het vak te overtreffen.Ga naar voetnoot15 Het is duidelijk dat de auteur van het bovenstaande recept deze bekende ridder-tovenaar uit de Karelromans moet hebben bedoeld. Deze verwijzing naar een literaire figuur om de waarheid van het recept te onderschrijven, blijkt een eigenaardigheid te zijn, die tot dusverre alleen in zes secreten (alle bewaard in het Hattemse handschrift) is gesignaleerd.Ga naar voetnoot16 Doel van deze bijdrage is de literaire verwijzingen in de zes secreten nader te bekijken. Welke functie vervulden deze literaire verwijzingen voor het contemporaine publiek en welke literair-historische betekenis hebben ze?
De tweede secreet-tekst waarin een beroep wordt gedaan op een literaire figuur als adtestatio veritatis luidt als volgt: Hoemen sal maken vrienschappen die nemmermeer vergaen en sellen eerse die doot scheidet. Neemt een cruyt datmen heet Salaterie datmen inden bosschen vijnt met gheluwen bloemkenne; neemt Agrimonie; neemt roode dobbele Roosen; nemet Coelne; ende doet dat ghij van elken crude dat sap hebt, ende menghet te gadere van elken even vele; ende nemet rooden wijn alsoe vele als het sap ghedraget vanden cruden ende menghet al te gadere; ende doet den raet (‘zorg er voor’) dattet ghewijt sij alsmen dat wijnwater [Braekman: wijwater] wijt, ende ghevet drincken wien dat ghij wilt ende drinckes mede: nemmermeer en mach die minne scheiden tusschen die twee dies drinken. Dit en is [Braekman: es] gheen twivel, want het geschiede tusschen Terestamme ende Ysauden van Irlant. (p. 134-135) Het tragische verhaal van Tristan en Isoude, die per vergissing dronken van de liefdesdrank die bestemd was voor Koning Mark en zijn toekomstige bruid, was wijdverbreid in de Middeleeuwen. Belangrijk voor de literaire traditie van deze van oorsprong Keltische verhaalstof is vooral de Tristan-bewerking van de 12de-eeuwse Anglonormandische dichter Thomas.Ga naar voetnoot17 Zijn Roman de Tristan is in diver- | |
[pagina 238]
| |
se Westeuropese talen omgezet. Van een Nederfrankische bewerking is slechts een fragment overgeleverd.Ga naar voetnoot18 Door het afrodisiacum in dit secreet gelijk te stellen met de liefdesdrank van Tristan en Isoude, wilde de auteur bereiken dat het publiek zijn recept net zo serieus zou nemen als de beroemde liefdesdrank. De verwijzing naar Tristan en Isoude als getuigen voor de betrouwbaarheid van dit recept impliceert dat het geïntendeerde publiek bekend moet zijn geweest met het verhaal van dit beroemde liefdespaar.
De derde secreet-tekst met een literaire verwijzing bevat een recept tegen het blaffen van honden: Hoemen doen sal dat die honden niet bassen en sullen. Neemt een cruyt datmen heet Agherrapina of die Tonge-van-een-hont (‘Lingua canis’, ‘Hondstong’): hij en sal niet bassen. Dit is gheproeft bij Narmelse van Baivier. (p. 134) Narmels van Baivier verwijst naar Namels van Bayvier, een van de baronnen van Karel de Grote, de trouwe raadgever bij uitstek. Hij komt o.a. voor in de Karel ende Elegast, in de Madelghijs, in de Oudnoorse Karlamagnús saga en in Ogier van Denemarken, allemaal verhalen die behoren tot de Karelstof.Ga naar voetnoot19 De verwijzing naar Namels van Bayvier dient, net als de verwijzing naar Madelghijs en naar Tristan en Isoude, om de waarheid van het recept te onderschrijven. In tegenstelling echter tot de vertellingen over toverkunsten van Madelghijs en het liefdesverhaal van Tristan en Isoude die wèl schriftelijk zijn overgeleverd, heb ik geen Middelnederlandse verhalen kunnen vinden die Namels van Bayvier in verband brengen met het tot zwijgen brengen van blaffende honden. De overgeleverde teksten (die overigens zeer fragmentarisch zijn!) gaan hoofdzakelijk in op zijn rol als trouwe adviseur van Karel de Grote; nergens wordt hij geportretteerd als een figuur die kennis heeft van magische kunsten. Aangezien een verwijzing naar Namels van Bayvier in dit recept alleen zin zou hebben, indien het publiek de associatie van deze naam met blaffende honden zou herkennen, impliceert deze verwijzing volgens mij dat er zulke verhalen in omloop moeten zijn geweest, die echter helaas niet bewaard zijn gebleven. Aan de andere kant kan in overweging genomen worden of zulke verhalen misschien uitsluitend circuleerden in de kring van vertellers en daarom wel grote bekendheid genoten bij het publiek zonder een schriftelijke optekening te kennen.
Wie zich geliefd wil maken bij mensen moet kennis nemen van het volgende recept: | |
[pagina 239]
| |
Hoemen ghemint sal sijn van allen lieden. Neemt Balseme ende Vervainns [Braekman: veruaine] ende draechtse met u ter messen, ende segt int secreet vander messen Pater Noster III werf ende III Ave Marien inden name des Vaders, des Soens ende des Heiligen Gheests, inder eere der Drievoldecheit. Wair ghij coemt, men doet u vrienscap, ende wairmen droeve, men soude blijde sijn. Dit is gheproeft bij Waluweinen den milden ridder. (p. 134) Ook hier een magisch recept waarin de bijzondere krachten van bepaalde kruiden wederom worden gecombineerd met christelijke elementen om een bijzonder effect te bereiken. Het is duidelijk dat met ‘Waluweinen den milden ridder’, de beroemde ridder van de Tafelronde van koning Artur moet zijn bedoeld. In de Roman van Walewein van Penninc en Vostaert is hij ‘der avonturen vader’ (bv. v. 3170; 3211; 5787; 7096; 8074); de bloem van alle ridders (v. 3009), en wordt hij herhaaldelijk ‘Walewein, de milde’ (bv. v. 1880; 1886) genoemd.Ga naar voetnoot20 Zijn onweerstaanbare aantrekkingskracht op vrouwen is bekend. Wanneer Isabel, de dochter van koning Assentijn, Walewein ziet, vat ze onmiddellijk liefde voor hem op: 7386[regelnummer]
Dat* men Waleweine vor hare hilt Omdat
Wert die joncfrouwe van binnen
So ontsteken van siere minnen
Soe ne wiste wat soe doen mochte.
Walewein is echter niet alleen geliefd bij het vrouwelijke geslacht, hij geniet ook de reputatie van een uiterst deskundige ‘kruidendokter’. Dankzij zijn kennis van geneeskrachtige kruiden en stenen redt hij velen het leven. In de Roman van Walewein wordt Walewein beschreven als iemand die uiterst bedreven is in het genezen van wonden: ‘Die van wonden was sere vroet’ (v. 10158). Hij geneest niet alleen anderen (vgl. bijv. v. 10010-10042), maar ook zichzelf: 642[regelnummer]
Nu hoort wat Walewein dede:
Hi sat ende tinte* sine wonden onderzocht
Die hire menighe hevet vonden
645[regelnummer]
Over zijn lijf, doe hise sochte.
Men seghet dat men niet ne mochte
Waleweine van ghenen talve* op geen enkele wijze
Vinden, hine hadde werc* ende salve. bloedstelpend linnenpluksel
Nu eist comen dat hire te doene hevet
650[regelnummer]
Also zere als yemen die levet.
Het lijkt waarschijnlijk dat de auteur van de secreet-tekst deze charismatische eigenschappen van Walewein voor ogen had toen hij deze Tafelronde-ridder als adtestatio veritatis opvoerde bij zijn magische recept voor vriendschap, en dat hij er tevens vanuit kon gaan dat zijn publiek bekend was met deze reputatie van | |
[pagina 240]
| |
Walewein.Ga naar voetnoot21 De verwijzing naar Walewein moet bedoeld zijn om de geloofwaardigheid van het recept extra kracht te verlenen.
Wie de taal van dieren wil verstaan, verrichte het volgende experiment: Hoe een mensche sal verstaen dat die voghelen singhen ende die hanen crayen ende die honden bassen. Nemet een cruyt datmen heet Golloizaine [Braekman: gallozaine] ende doet dat in uwen [Braekman: uwe] mont: ghij sult verstaen dat die voghelen singhen. Het es gheproeft [Braekman: geprouft] bij Basine ende Garine [Braekman: galine]. (p. 137) Basin en Garin. Wie zijn deze figuren? Het commentaar van Braekman bij deze secreet-tekst is interessant: ‘In secreet nr. 15 wordt gezegd dat ‘basine ende galine’ de kracht van het toverkruid ‘gallozaine’ hebben uitgeprobeerd. Dit zou hen in staat gesteld hebben de taal van vogels, hanen en honden te verstaan, wat ook de twee titelhelden in Karel ende Elegast reeds was gelukt [...]’.Ga naar voetnoot22 M.a.w. Braekman, die het verhaal van Karel ende Elegast ook kent, associeert dit recept onmiddellijk met de episode waarin Elegast een toverkruid in zijn mond steekt dat hem in staat stelt de taal van hanen en honden te verstaan:Ga naar voetnoot23 763[regelnummer]
Elegast konste behendighede,
Die hi proefde te meniger stede,
765[regelnummer]
Die en was mellijk no gemate*. niet gering
Hi trak een kruud uut enen vate
Ende deed 't binnen zinen monde.
Die zulk een hadde, hi verstonde
Wat hanen kraaien ende honde bilen.
770[regelnummer]
Doe verstond hi ter wilen
An enen hane, an enen hond,
Ende zeiden, dat die konink stond
Buten hove, in haar latijn.
Het merkwaardige is nu dat Braekman na deze constatering verder gaat met de opmerking dat met Basine, Blasine, een van de dochters van Ygerne, en half-zuster van Artur, wordt bedoeld, en dat Galine (in het handschrift staat echter Garine!) uiteraard de scone Galiene van Ferguut moet zijn. Om hun bemoeienissen met de magie te verklaren, vermeldt Braekman dat beide vrouwen connecties hebben met feeën of elven (p. 276). Braekmans interpretatie van de literaire verwijzing naar Basine maakt in ieder geval duidelijk dat hij heenstapt over de discussie die in de medioneerlandistiek al | |
[pagina 241]
| |
jaren gaande is over de relatie tussen Elegast en Basin. Het gaat daarbij om de vraag of de Karel ende Elegast een bewerking naar het oudfrans is of een oorspronkelijke Middelnederlandse tekst. Ik beperk mij in het volgende tot een beknopte, simplificerende samenvatting van de discussie. Hoewel er geen Oudfranse tekst bewaard is gebleven met het verhaal dat in de Karel ende Elegast wordt verteld, zijn er wel teksten bekend (Renaut de Montauban; Elie de Saint Gille, Le Restor du paon, de Oudnoorse Karlamagnús saga) die uitvoerige verwijzingen bevatten naar een verhaal waarin Koning Karel via een engel van God de opdracht krijgt om uit stelen te gaan.Ga naar voetnoot24 Bij deze nachtelijke escapade wordt Karel begeleid door een meesterdief, een verbannen vazal. Deze dief heet in de Oudfranse teksten Basin, vandaar dat men het verloren Oudfranse verhaal aanduidt als het Chanson de Basin. Basin is ook zijn naam in de Oudnoorse versie van dit verhaal: de Karlamagnús saga. In alle bewaardgebleven Middelnederlandse redacties van dit prachtige verhaal (meer dan 12) heet de dief echter Elegast. Volgens A.M. Duinhoven kan de naam Basin wel een verlezing zijn van Elegast/Eligast, maar niet omgekeerd, en zijn conclusie (mede gebaseerd op andere tekstkritische argumenten) is dan ook dat de oorspronkelijke Karel ende Elegast ouder moet zijn dan het Oudfranse Chanson de Basin.Ga naar voetnoot25 In 1988 trok de Brusselse mediëvist J.D. Janssens Duinhovens theorie in twijfel en verdedigde de hypothese dat de oorspronkelijke Middelnederlandse Karel ende Elegast een vrije bewerking is van het Chanson de Basin.Ga naar voetnoot26 Een van de vrijheden die de Middelnederlandse dichter zich veroorloofde was om de meesterdief in zijn verhaal Elegast te noemen in plaats van Basin. Janssens acht het niet uitgesloten dat de Middelnederlandse dichter de naam Elegast van elders kende en toepasselijk achtte vanwege de etymologische symboliek: Elegast zou dan de betekenis kunnen hebben van ‘edele vreemdeling’ of ‘edele ridder’.Ga naar voetnoot27 Het lijkt mij evident dat de verwijzing naar Basin in het Hattemse secreet een verwijzing is naar de meesterdief. Bezien in het licht van de discussie tussen Duinhoven en Janssens is deze verwijzing naar Basin i.p.v. Elegast ongemeen intrigerend. Wat kan de auteur van het secreet bewogen hebben om hier naar Basin te verwijzen? Hoe valt dit te rijmen met het feit dat in alle bekende Middelnederlandse redacties de dief Elegast heet? Kende hij het Middelnederlandse verhaal dan niet? Kende hij misschien alleen de Franse (of Oudnoorse) redactie? Of schreef hij misschien voor een tweetalig publiek, dat zowel bekend was met Franse als Nederlandse Karelverhalen en dus geen enkele moeite zou hebben met de Franse benaming van Elegast? Of moeten we er eerder vanuit gaan dat er een Middelneder- | |
[pagina 242]
| |
landse vertaling of bewerking van de Oudfranse tekst heeft bestaan, waarin Karels verbannen vazal de naam Basin blijft dragen? Indien deze laatste hypothese juist zou blijken, dan zou er een schakel (stadium) in de tekstoverlevering toegevoegd moeten worden. Het Oudfranse Chanson de Basin zou dan niet alleen op een vrije manier in het Middelnederlands bewerkt zijn (zoals blijkt uit de versie van de Karel ende Elegast) maar zou ook geresulteerd hebben in een Middelnederlandse vertaling/bewerking waarin de dief, in navolging van het Franse voorbeeld, Basin blijft heten. Van een dergelijke vertaling zijn echter geen schriftelijke bronnen bewaard. Het feit dat de auteur van de Hattemse secreet-tekst de figuur van Basin blijkbaar wel bekend veronderstelde bij zijn geïntendeerde publiek, vormt dan een aanwijzing voor het bestaan van zo'n vertaling. Maar ook hier moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat er een Middelnederlandse Basin-traditie in het orale circuit bekend was, zonder schriftelijke optekening. En dan is er nog de verwijzing naar Garin. Zoals gezegd is Braekmans identificatie van Galine met de mooie Galiene uit de Roman van Ferguut gebaseerd op een foutieve lezing: in het handschrift staat Garine en niet Galine. Zijn interpretatie van deze verwijzing komt hierdoor te vervallen. Wie is Garin? Aangezien de verwijzing naar Garin in één adem wordt genoemd met Basin (van wie bewezen kan worden dat hij inderdaad de magische eigenschap bezit om dierentaal te verstaan) ligt het voor de hand dat met Garin een personage moet zijn bedoeld dat, net als Basin, de kunst beheerst om dieren te verstaan. Speurwerk in het Repertoire des noms propres de personnes et de lieux cités dans les chansons de geste françaises et les oeuvres étrangerès dérivées van A. Moisan levert meer dan 70 personages op met de naam Garin.Ga naar voetnoot28 Van geen van deze figuren kan op grond van de korte beschrijvingen van Moisan, gesteld worden dat hij magische eigenschappen bezit of de kunst verstaat om met dieren te communiceren. In de Middelnederlandse Karelepiek treft men deze naam aan in twee vertalingen/bewerkingen van Oudfranse chansons de geste: in het verhaal van Garijn de Lotharinger (Garin le Loherain) dat deel uitmaakt van de Roman der Lorreinen,Ga naar voetnoot29 en in een fragmentarisch bewaarde tekst over Garijn van Montglavie, vermoedelijk een Middelnederlandse vertaling/bewerking van het Garin de Monglane.Ga naar voetnoot30 In geen van de bewaard gebleven Middelnederlandse Garijn-teksten komt echter een dergelijk personage voor. Moet men hieruit dus concluderen dat de auteur van deze secreet-tekst een Garijn-figuur van het type Basin/Elegast in gedachten had die wel bekend was bij zijn publiek, maar die geen sporen heeft achtergelaten in de schriftelijke overlevering?Ga naar voetnoot31 Er is nog een andere mogelijkheid. Onder de vele Garins die in het Repertoire van Moisan staan vermeld, bevindt zich ook een Garin die in verband gebracht | |
[pagina 243]
| |
wordt met Basin: ‘Garin, conspirateur, découvert par Basin’ (Tome 1/vol. 1, p. 452/sub 3). De tekst waarnaar Moisan in deze context verwijst is het Oudfranse chanson de geste Elie de Saint Gille.Ga naar voetnoot32 In de bedoelde passage wordt het avontuur van de dief Galopin verteld, die voor zijn meester Elie het beroemde paard Prinsaut van de Saraceense koning Lubien gaat stelen.Ga naar voetnoot33 Bij deze onderneming maakt Galopin gebruik van een toverkruid, dat hij had gestolen van Basin: Galopins ot une herbe des puis de Garnimas,
1980[regelnummer]
Que Basin ot tolu, quant Garin encanta,
Quant li fain de la loge si fort les engresa:
Signor, che fu la nuit que Karles i ala.
[Galopin had een kruid van de bergen van Garnimas,
Dat hij aan Basin had ontfutseld, toen deze Garin betoverde,
Toen het hooi van de stal het hen erg lastig maakte:
Heren, dat was de nacht toen Karel daar heenging.Ga naar voetnoot34]
De geciteerde passage bevat verwijzingen naar een verhaal waarin Basin, in gezelschap van Karel, gebruik maakt van een toverkruid om Garin te betoveren. De combinatie van deze verhaalgegevens doet denken aan het eerder genoemde Oudfranse Chanson de Basin, waarin Karel samen met de meesterdief Basin uit stelen gaat.Ga naar voetnoot35 De bekendste samenvatting van dit verloren verhaal is te vinden in de Renaut de Montauban.Ga naar voetnoot36. In deze Oudfranse tekst heet de ontrouwe vazal die een aanslag op het leven van Karel beraamt en die dankzij Basin wordt ontmaskerd, Gerin (v. 9369). Het lijkt waarschijnlijk dat de dichter van Elie de Saint Gille op een dergelijk verhaal doelde. De mededeling die in v. 1981 wordt verwoord, is moeilijker thuis te brengen. In het verhaal waarin Basin Garin/Gerin betoverde, moet er ook iets zijn voorgevallen in een stal. Van de overgeleverde teksten die het verhaal van Basin en Karel vertellen, biedt alleen de Oudnoorse Karlamagnús saga, een jongere bewerking van het Oudfranse Chanson de Basin, mogelijk een aanknopingspunt. In deze kroniek wordt verteld hoe Karel opdracht van God krijgt om samen met Basin te gaan stelen. Zij begeven zich naar het kasteel van een graaf, Renfrei (een leenman van Karel). Basin wil tijdens dit nachtelijk avontuur o.a. het paard van de graaf stelen, maar hij kan niet verhinderen dat het paard luidkeels begint te hinniken als hij de stal binnenkomt. Renfrei wordt wakker door het lawaai en stuurt zijn stalknecht om de zaak te onderzoeken. Basin klautert snel op een balk om zich te verschuilen. Wanneer de rust weer is teruggekeerd in de stal, kan Renfrei de slaap niet vatten en vertelt zijn vrouw vervolgens over zijn snode plan om (samen met elf anderen) de koning te vermoorden. Karel die zich op dat moment in de slaapkamer van Renfrei bevindt, is getuige van dit gesprek. Wan- | |
[pagina 244]
| |
neer iedereen eindelijk slaapt, doet Basin een tweede poging om het paard te stelen, maar opnieuw biedt het hevige weerstand. Basin wordt kwaad en wil het paard een slag geven met zijn zwaard. Dankzij Karel (die er wèl in slaagt om het paard te kalmeren), gelukt het hun uiteindelijk het paard van Renfrei te stelen.Ga naar voetnoot37 Het is denkbaar dat aan v. 1981 een soortgelijk verhaal ten grondslag ligt. De dief Galopin bevindt zich immers in een vergelijkbare situatie als Basin: ook hij is bezig om een paard te stelen. Dankzij het toverkruid van Basin, weet Galopin de bewakers van het paard in slaap te toveren (v. 1983-1986). Net als in de Karlamagnús saga, laat het paard zich niet zonder slag of stoot meevoeren (v. 1987-2055). Door te verwijzen naar het toverkruid van Basin en zijn avontuur in de stal op de avond dat hij, vergezeld door Karel, Garin betoverde, herinnert de Elie-dichter zijn publiek niet alleen aan een ongetwijfeld bekend avontuur van de meesterdief Basin, maar maakt hij ook duidelijk dat de dwerg Galopin als dief eigenlijk nóg deskundiger is dan Basin: per slot van rekening heeft Galopin hem het toverkruid afhandig weten te maken!Ga naar voetnoot38 In de Middelnederlandse versie van het Chanson de Basin (Karel ende Elegast) heet de dief, zoals bekend, geen Basin maar Elegast, en is de naam van de ontrouwe vazal niet Gerin/Garin maar Eggeric.Ga naar voetnoot39 Het toverkruid dat Elegast gebruikt (en met Karel/Adelbrecht deelt) om de taal van hanen en honden te verstaan (v. 763-807) wordt in Karel ende Elegast (helaas!) niet gebruikt om Eggeric te betoveren. De Middelnederlandse tekst vermeldt wèl dat Elegast een toverspreuk over Eggeric en zijn vrouw uitspreekt om ze in slaap te brengen, zodat hij het zadel en het zwaard van Eggeric kan stelen (v. 923-933). De voorgaande bespreking van verschillende verhalen uit de traditie van het Chanson de Basin maakt aannemelijk dat er een complex van verhalen moet hebben bestaan waarin o.a. gegevens over de meesterdief Basin en zijn magische kunsten in allerlei variaties en combinaties voorkomen. Door het toverkruid ‘Golloizaine’ te associëren met Basin en Garin refereerde de auteur van de secreet-tekst vermoedelijk aan een bekend verhaal waarbij Basin, de meesterdief-tovenaar, zijn magische kunsten etaleerde (door de taal van hanen en honden te kunnen verstaan); bovendien was het bekend dat hij tijdens dit avontuur Garin als verrader heeft weten te ontmaskeren. M.a.w.: de werking van het toverkruid is dus bewezen (‘geproeft’) door Basin en ondervonden (‘geproeft’) door Garin.Ga naar voetnoot40 Indien deze aanname juist is, dan betekent deze (intertekstuele) verwijzing naar Basin en Garin dat de auteur en zijn publiek bekend moeten zijn geweest met verhalen waarin de meesterdief Basin heette en de verrader Garin. Met andere woorden, òf het publiek was tweetalig en was net zo goed thuis in de Franse als Nederlandse Kareltraditie, òf het publiek was Nederlandstalig en heeft Middelnederlandse verhalen mèt deze benamingen gekend die niet zijn overgeleverd. Is dit een kwestie van | |
[pagina 245]
| |
een gebrekkige en zeer onvolledige overlevering, of moeten wij toch meer en meer rekening gaan houden met de orale traditie van ridderromans?
De zesde en laatste secreet-tekst met een literaire verwijzing leert hoe men vogels met de hand kan vangen: Hoemen voghelen soude vaen metter hant. Nemet tarwee [Braekman: tarwe] ende siedetse in stercken wine ende in pulver van Doleke (‘Dolik’); ende werptse dair die voghelen comen; alsoe gheringhe als sijt gegeten hebben, men vaetse metter hant. Geproeft bij Goberte den Voghelair. (p. 136) Volgens Braekman is Gobert de Voghelair een figuur die waarschijnlijk thuis hoort ‘in een van de vele traktaten over de jacht die in de ons omringende landen voorkomen.’Ga naar voetnoot41 Gezien het patroon van de voorgaande verwijzingen, acht ik het echter aannemelijker dat de auteur in deze tekst eveneens refereert aan een personage uit de verhalende traditie dat bekend was bij het eigentijdse publiek. Ik heb echter geen Middelnederlandse teksten kunnen vinden waarin een dergelijke figuur voorkomt en ook in het Repertoire van Moisan zoekt men vergeefs naar een Gobert l'Oiseleur. Opnieuw moet er rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat gegevens over Gobert de Voghelair tot de traditie van orale verhalen behoren en daarom geen schriftelijke optekening kennen.
De balans opmakend van de gegevens die uit het onderzoek naar de literaire verwijzingen in zes Hattemse secreten naar voren zijn gebracht kom ik tot de volgende afwegingen. - Het is evident dat de auteur van de literaire verwijzingen er vanuit moet zijn gegaan dat het geïntendeerde publiek bekend was met de personages die als adtestatio veritatis in de secreet-teksten functioneerden. Deze constatering leidt tot de conclusie dat het middeleeuwse publiek van deze secreet-teksten dus ook op de hoogte was van verhalen over Madelghijs, Narmels van Baivier, Tristan en Isoude, Walewein, Basin en Garin, en Gobert de Vogelaar. Aangezien deze personages afkomstig zijn uit de verhalende literatuur, impliceert deze conclusie dat het publiek van deze tak van artes-literatuur waarschijnlijk overeenkwam met het publiek van ridderromans. Of deze hypothese ook geldt voor het publiek van andere artes-teksten moet nog nader worden onderzocht. - De aanwezigheid van Franse teksten in de Hattemse codex zou kunnen betekenen dat de gebruiker(s) van dit handschrift naast het Middelnederlands ook Frans kende(n). Het feit dat de literaire personages in de onderzochte Middelnederlandse secreet-teksten ook bekende figuren zijn uit de Oudfranse ridderepiek, zou een ondersteuning kunnen zijn voor deze veronderstelling. Bezien in dit licht behoeft het dan geen verbazing te wekken dat de auteur naast Middelnederlandse personages (Waluwein i.p.v. Gawein of Gauvain!) ook gebruik maakt van literaire getui- | |
[pagina 246]
| |
gen als Basin en Garin die het publiek mogelijk alleen kende uit de Oudfranse ridderverhalen.Ga naar voetnoot42 - Een aantal van deze personages is bekend uit de bewaard gebleven schriftelijke bronnen, maar daarnaast moeten er ook verhalen/teksten zijn geweest die niet zijn overgeleverd. Het feit dat er in de secreet-teksten personages voorkomen die wij niet kennen uit de bestaande teksten, laat zien hoe beperkt ons gezichtsveld op de Middelnederlandse literatuur is. Het is goed mogelijk dat dit veroorzaakt wordt doordat een deel van deze literatuur uitsluitend oraal werd overgeleverd of doordat slechts een klein gedeelte van de op schrift gestelde literatuur bewaard gebleven is. - Het lijkt aannemelijk dat de literaire verwijzingen in de secreet-teksten bedoeld zijn geweest om de geloofwaardigheid van de occulte recepten te onderstrepen. De vraag die zich hierbij aan de moderne onderzoeker opdringt is: beschouwde het middeleeuwse publiek deze secreet-teksten als waarheid of als fictie? Met andere woorden: geloofde men wat de secreten leerden of dienden ze puur ter vermaak van het publiek? De secreet-teksten behoren tot de artes-literatuur en beogen dus per definitie een ‘utilitair’ en ‘instructief’ doel.Ga naar voetnoot43 Secreten bevatten verborgen kennis. Deze kennis van geheime krachten ligt ten grondslag aan de ars magica, de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van verborgen krachten in de kosmos. In secreet-teksten wordt beschreven hoe men tot allerlei merkwaardige en ongewone resultaten kan komen met behulp van bepaalde ingrepen of handelingen, die ingegeven zijn door de kennis van occulte krachten in de natuur. In dit licht bezien moeten de Hattemse secreten (inclusief literaire verwijzingen!) als serieuze teksten worden beschouwd die dienen ter verrijking van de menselijke geest. Deze veronderstelling impliceert dat het geïntendeerde publiek van de secreet-teksten de onderliggende waarheid van het recept blijkbaar op dezelfde lijn stelde als die van de romanpersonages. Met andere woorden: voor dit publiek zijn figuren als Narmels van Baivier, Walewein, Madelghijs, Tristan en Isoude, Basin en Garin, en Gobert de Vogelaar net zo ‘waar’ als de inhoud van de geheime recepten. |
|