De Nieuwe Taalgids. Jaargang 85
(1992)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingHalverwege de jaren tachtig hebben Trommelen en Zonneveld in een aantal publicaties betoogd dat het Nederlands een uitermate geschikte taal was voor descriptief en theoretisch onderzoek naar de zogenaamde ‘Righthand Head Rule’ in de morfologie, in De Nieuwe Taalgids (T & Z 1984a), Linguistics in the Netherlands (T & Z 1984b), Spektator (Z 1985), Linguistic Inquiry (T & Z 1986), en elders (T & Z 1984c). Als vervolg daarop is in de tweede helft van de jaren tachtig in Utrecht onderzoek gedaan naar de vaardigheden van jonge kinderen met betrekking tot dit fenomeen. Het doel ervan was tweeledig. In de eerste plaats ging het erom uit te maken of evidentie voor de RHR op deze leeftijd kon worden gevonden (met als uitdaging hoe dat is na te gaan), en in de tweede plaats of en zo ja hoe in dat stadium ‘geleedheid’ wordt gehanteerd. We zullen zometeen zien dat bij onderzoek naar de RHR in het Nederlands morfologisch geslacht een belangrijke rol speelt, en dan is het niet genoeg om te weten dat een kind het autootje en het boekje zegt ‘omdat’ (in de volwassen-taal) deze woorden het diminutief-suffix bevatten, maar de ongediminueerde uitingen zijn net zo goed relevant. Het onderzoek waarover hier gerapporteerd wordt, werd in opeenvolgende stadia gedaan door Lisan van Beurden (in 1987), Wilma van Dam (1987-8), en Henriëtte Verhagen (1989), die ik hier graag en met ere noem. Het gehele onderzoek was groter dan hier blijkt, omdat ruimtegebrek mij noopt tot een selectie. De geselecteerde gedeeltes verschijnen beneden respectievelijk onder de hoofdjes ‘Onderzoek I’, ‘Onderzoek II’ en ‘Onderzoek III’. Deze secties worden voorafgegaan door een aantal opmerkingen over de RHR, en gevolgd door conclusies. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De Righthand Head RuleIn de Natuurkunde bestaat een Wet, in de eerste helft van de negentiende eeuw geformuleerd door André Marie Ampère, die zegt dat als men een geleider van electriciteit zodanig met de rechterhand vasthoudt dat de stroom de richting van de duim volgt, dat dan de richting van de magnetische lading die van de vingers is. De benedenstaande figuur laat zien wat bedoeld wordt. (1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze wet staat informeel in de Engelstalige natuurkunde bekend als de Right Hand Rule, en de Amerikaanse linguist Edwin Williams was waarschijnlijk in een vrolijke stemming toen hij in 1981 publiceerde over de ‘Righthand Head Rule’ in de (voornamelijk Engelse) morfologie. Deze taalkundige versie van (1) verscheen als (2):
Wat Williams ondermeer bedoelde was dat als de Engelse samenstelling dry-dock uit A + N bestaat, dat dan het geheel een N is (en geen A, of nog iets anders); en dat als de N standard met het suffix-ize wordt gecombineerd, dat dan het resultaat een V is, net zoals dit suffix altíjd V's maakt, ongeacht het grondwoord. Dezelfde conditie op morfologisch complexe woorden, kan ook bediscussieerd worden gevonden in theoretisch werk van Allen, Lieber, Selkirk, en anderen, maar daarop zal ik hier niet ingaan.Ga naar voetnoot1 Zoals gezegd hebben Trommelen en Zonneveld de RHR behandeld met betrekking tot het Nederlands, met het accent op het verschijnsel ‘morfologisch geslacht’. Lezers van dit tijdschrift kunnen in aflevering 77:2 nagaan wat dat inhoudt, en ook Van Beurden & Nijen Twilhaar (1990) raadplegen, waarin op heldere wijze de relatie tussen ‘morfologisch’ en ‘referentieel’ geslacht wordt besproken, en interessante data worden besproken uit het Oost-Nederlandse dialect van Hellendoorn, dat drie morfologische geslachten heeft. Tenslotte behandelt Van Beurden (1988) de vraag of de RHR de status van ‘universale’ kan worden toegekend.Ga naar voetnoot2 Ik geef hier nu slechts kort de Nederlandse basisfeiten. Er vanuit gaande dat we verschillen in morfologisch geslacht het duidelijkst kunnen presenteren via het bepaalde lidwoord, d.w.z. de (niet-neutraal) vs. het (neutraal), geldt het volgende: (3) Voor ongelede Nederlandse woorden (nomina) is het morfologisch geslacht arbitrair (behalve voor mens-aanduidende woorden, die niet-neutraal zijn)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(4) In (nominale) samenstellingen bepaalt het rechterdeel het morfologisch geslacht
(5) Nominalizerende suffixen bepalen het morfologisch geslacht van het gelede woord
Het zijn deze feitenGa naar voetnoot3 die als achtergrond dienen voor de volgende rapportage. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Onderzoek I | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 BeschrijvingIn dit onderzoek werden ongelede woorden, samenstellingen, en afleidingen, d.w.z. woorden van de typen (3)-(5), op de toekenning van morfologisch geslacht uitgetest bij kinderen van 4 tot 7 jaar. Voor de ondergrens van 4 jaar waren twee redenen: in de eerste plaats wordt er, volgens de literatuur die bevestigd werd door eigen observaties, door 3-jarigen over het algemeen nog geen verschil gemaakt tussen het niet-neutrale bepaalde lidwoord de en het neutrale het: tot op dat moment wordt er nagenoeg uitsluitend de gebruikt (zie bijv. Schaerlakens 1980: 146; Wijnen 1984); en in de tweede plaats is de fonetische output bij de nog jongere kinderen vaak zo onduidelijk dat het zeer moeilijk is verschil te maken tussen onbepaald een, en bepaald de of eventueel het. De bovengrens van 7 jaar werd tamelijk willekeurig gekozen; in de eerste plaats om de test, en de hoeveelheid geproduceerd testmateriaal, enigszins in de hand te houden, en in de tweede plaats omdat het idee leefde dat boven die leeftijd het geteste verschijnsel nagenoeg geheel beheerst zou worden. Op dat tweede punt zal ik beneden nog terugkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de ongelede woorden, corresponderend met (3), werden de volgende items gebruikt:
Alle items zijn bestaande Nederlandse woorden, zodat het door de kinderen gebruikte morfologische geslacht met het werkelijke kon worden vergeleken. De eerste zes zijn echter onbekend aan Nederlandse 6-jarigen volgens de ‘Streeflijst’ van Kohnstamm & De Vries (1966); alleen buro, hier gebruikt als ‘controlewoord’, heeft op die lijst een bekendheidspercentage van 98%. In de test kwamen de volgende samenstellingen voor:
Alle vier bestaan ze uit ‘bekende’ onderdelen, en hebben ze een neutraal rechterdeel, dat dus voor de test dezelfde status heeft als buro onder de ongelede woorden in (6); drie hebben er een niet-neutraal linkerdeel, de laatste ook nog een neutraal linkerdeel. De samenstellingen als geheel mogen als ‘onbekend’ worden verondersteld, hoewel ze semantisch gezien niet-onplausibel zijn, ook nog gezien de leeftijd van de proefpersonen. Tenslotte werden er de volgende afgeleide nomina gepresenteerd:
Voor elk van de twee suffixen zijn er twee ‘bekende’ en twee ‘onbekende’ woorden opgenomen. Het suffix -ing hecht typisch aan werkwoorden. Het diminutiefsuffix hecht aan nomina; onder de ‘bekende’ grondwoorden is er hier een niet-neutraal en een neutraal. De test werd uitgevoerd op een manier die probeerde spontaan taalgebruik zo dicht mogelijk te benaderen. De woorden waren uitgebeeld op plaatjes. Voor elk testwoord waren er twee plaatjes, die op twee manieren van elkaar verschilden: in kleur, en op een manier cruciaal voor de test. Voor het testwoord buro bij voorbeeld bestond een rood plaatje met een boek, en een blauw plaatje zonder een boek. De kinderen werden getest in paren. De tester noemde een testwoord voorafgegaan door het onbepaald lidwoord (‘dit is een buro’) en gaf de bijbehorende plaatjes. Kind 1 kreeg de gekleurde plaatjes te zien; kind 2 kreeg dezelfde plaatjes, maar ongekleurd. Kind 1 moest dan aan kind 2 uitleggen welk buro rood was en welk blauw. Daarvoor gebruikten de kinderen hun eigen bewoordingen.Ga naar voetnoot4 Halverwege de test wisselden de kinderen van rol, zodat elk in elk geval de helft van de test-items actief behandelde. Zoals gezegd, deze opzet was een poging de spontane spraak van kinderen zo dicht mogelijk te benaderen. Daarnaast werd zo gepro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beerd een probleem te vermijden dat het stellen van directe vragen (‘is het de of het bloem?’) zou oproepen: via een bewust volgens dit laatste stramien opgezette pretest had Wilma van Dam inmiddels aangetoond dat een kind in dat geval consequent de laatst gepresenteerde optie kiest (dus ‘het bloem’ zegt omdat dat het laatst werd aangeboden). Tenslotte worden de kinderen door het gebruik van twee plaatjes in plaats van één nagenoeg gedwongen te verwijzen naar één van de twee via het bepaalde lidwoord. Voor elk leeftijdsjaar werden 4 kinderen getest. De kinderen werden, behalve bij de instruktie, niet in hun antwoord gestuurd. Ook niet als ze niet het bepaalde lidwoord gebruikten. Hoogstens werd hen gevraagd hun omschrijving nog eens te herhalen, waarna soms alsnog het lidwoord werd gebruikt. Om het spontaan taalgebruik echter zoveel mogelijk te benaderen, werden ze niet verbeterd.Ga naar voetnoot5 In de volgende paragraaf worden de resultaten van deze test weergegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 ResultatenDe resultaten voor de test voor ongelede woorden (zie (6)), waren als volgt. Alle onbekende ongelede woorden werden consequent met de aangeduid (25 scores, slechts 1 maal het door een 6-jarige). Voor het ‘bekende’ controlewoord buro was het patroon als volgt:
Het patroon is vrij duidelijk: de is ongemarkeerd, en maakt later plaats voor het, dat speciaal geleerd moet worden; bij sommige kinderen is het overgangsstadium zojuist bereikt. Bij de samenstellingen (zie (7)) gebeurde het volgende.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit patroon leent zich tot de volgende interpretatie. De samenstellingen, hoewel als zodanig onbekend, golden zeker niet systematisch als onbekende woorden: in dat geval zouden we een consequente toekenning van het lidwoord de hebben verwacht, zoals bij de ongelede woorden. (Hoewel dat natuurlijk wél geldt voor kinderen die systematisch de gebruiken: 5 van de 14). Het linker-deel van de samenstelling lijkt ook niet van invloed te zijn: waterdier gedraagt zich niet anders dan de andere drie. In feite is het beeld voor de op zich onbekende samenstellingen niet anders dan voor een bekénd woord als buro, waarvoor, zoals we boven hebben gezien, eerst het ongemarkeerde de wordt gebruikt, en het wordt geleerd. Deze paradox wordt opgelost als we veronderstellen dat de kinderen het lidwoord afleiden uit het rechter-deel van de samenstelling, waarvan we aannemen dat het zelf het buro-patroon zal vertonen. We kunnen niet anders dan concluderen dat hier dus de RHR actief is. Dit wordt nog eens bevestigd doordat 5-jarige Daniëlle tijdens de test los de mes en de nest gebruikte; dit is geheel in overeenstemming met haar gedrag weergegeven in (10). Tenslotte de woorden afgeleid met -ing en diminutief -je. Hier werd zeer systematisch gescoord. Voor het eerste suffix werden 16 de-antwoorden gegeven. Gegeven dat dit het gebruikelijke lidwoord bleek te zijn voor onbekende woorden, en het ongemarkeerde voor bekende, kan hooguit uit de volledige afwezigheid van het bij relatief bekende woorden als botsing en verwarming de invloed van het suffix worden afgeleid. Voor het tweede suffix was de situatie echter interessant genoeg vrijwel omgekeerd: 22 scores, waarvan 18 het en 4 de.Ga naar voetnoot6 Zelfs bij het grondwoord de poes werd 6 maal het poesje gegeven. Gegeven de gemarkeerdheid van het, lijkt er geen andere verklaring te zijn dan dat het suffix hier het morfologisch geslacht stuurt. Het systematische karakter van de uitslag kan verklaard worden uit het feit dat diminutieven al bij jonge kinderen heel frequent zijn (zie bijv. Schaerlakens (1980:154vv.): ‘We kunnen zeggen dat het verkleinwoord één van de vroegst verworven morfologische vaardigheden is’; dat blijkt in de praktijk al te gebeuren in de loop van het tweede jaar, hoewel de auteur geen informatie geeft over het gebruikte lidwoord). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Onderzoek II | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 BeschrijvingIn dit onderzoek werden de onderdelen twee en drie van Onderzoek I herhaald, zij het met ander materiaal. Ook in een aantal andere opzichten was het verschillend. Ik zal hier niet de test bespreken die onderdeel één verving, waarin een poging werd gedaan de door morfologisch geslacht gestuurde adjectivische congruentie te onderzoeken. In de eerste plaats heeft dat verschijnsel te maken met het on-bepaalde lidwoord, en in de tweede plaats bleken de kinderen zodanige technieken bij de interviews te hanteren dat hun uitingen nauwelijks inzicht gaven in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun kennis. Er werden nu 3 leeftijdsgroepen onderscheiden: 6-, 9-, en 12-jarigen. Ik zal hier alleen de resultaten van de jongste kinderen bespreken omdat zij vallen in de periode getest in het eerste onderzoek; ik kom beneden echter nog wel op de oudere terug. De opzet van het onderzoek was gewijzigd in die zin dat van de kinderen nu meer morfologische creativiteit werd verlangd. Het onderdeel met de samenstellingen werd uitgetest via een mondelinge invuloefening. De kinderen moesten individueel van twee mondeling door de interviewster aangeboden ongelede woorden een samenstelling maken (ze ‘aan elkaar plakken’). Bij het aanbieden werd natuurlijk geen bepaald lidwoord gebruikt. Daarna moesten de kinderen zelf met de gemaakte samenstelling een zin maken, of een zin van de onderzoekster afmaken. De zinnen die moesten worden afgemaakt, waren zo geformuleerd dat het bepaalde lidwoord werd uitgelokt. De gewenste samenstellingen waren van vier typen: combinaties van beide morfologische geslachten in de onderdelen; in (11) staan een aantal voorbeelden.
De natuurlijkheid van de items was uitgetest in een pretest, die daadwerkelijk tot wijziging op een aantal punten leidde. Het onderdeel met de afgeleide woorden was als volgt opgezet. Het morfologisch geslacht van (opnieuw) het diminutief-suffix werd uitgetest door een kaartspel. Kinderen kregen 4 kaarten aangeboden, die in paren bij elkaar hoorden; de leden van elk paar bevatten dezelfde afbeelding, maar verschillend van grootte. Het kind werd steeds gevraagd: ‘welke kaarten horen bij elkaar?’, en enigszins gestuurd in het gebruik van het diminutief-suffix (maar niet in dat van het lidwoord). Daarnaast werden agens-nomina op -er uitgetest. Elk item correspondeerde met twee kaartjes, waarop in het ene geval een persoon met een attribuut, in het andere geval alleen het attribuut. Eerst werd aan het kind alleen het persoonskaartje overhandigd, en bijv. de vraag gesteld: ‘hoe noem je iemand die vist?’ Aan het eind van de test werd gevraagd de goede plaatjes (persoon en attribuut) bij elkaar te zoeken, zodat het kind de indruk kreeg dat het eigenlijk ging om een zoekspelletje, terwijl ondertussen een poging werd gedaan al pratend het bepaald lidwoord uit te lokken.Ga naar voetnoot7 De gewenste afgeleide woorden waren die in (12).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De resultaten van deze test waren de volgende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 ResultatenBij Onderzoek II was een resultaat op zich dat de uitkomsten diffuser waren door de van de kinderen geëiste morfologische creativiteit: er was relatief veel output die niet zo zeer goed of fout was, als wel onbruikbaar. Door dezelfde oorzaak werden echter ook kwalitatief andere (en welkome andere) gegevens verkregen. Bij de samenstellingen met name leidde de manier van testen er toe dat niet alleen samenstellingen werden verkregen met het (vanuit volwassentaal) correcte lidwoord, maar ook kwamen de rechterdelen los beschikbaar met hun eigen bepaald lidwoord. Deze bevestigden het RHR-effect:
Opvallend genoeg werden fouten tegen het morfologisch geslacht slechts gemaakt in één type samenstelling: die van het type (11a), met niet-neutraal geslacht links en neutraal geslacht rechts, kregen soms het bepaald lidwoord de toegewezen (samenstellingen van het type (11b), met twee maal neutraal geslacht, leverden jammergenoeg geen bruikbare output op).
Fouten in de omgekeerde richting, d.w.z. samenstellingen met een niet-neutraal rechterdeel die neutraal werden gemaakt,Ga naar voetnoot8 deden zich echter niet voor. Dit alles komt ons bekend voor. Het bepaalde lidwoord de kan als ongemarkeerd worden beschouwd (niet alleen in de zin van ‘eerstgeleerd’, maar waarschijnlijk ook in die van ‘toevluchtsoord’), en dit tweede onderzoek geeft voor samenstellingen wel evidentie voor de RHR, maar niet ertegen. Bij het uitlokken van de afgeleide woorden met lidwoord deed zich opnieuw het probleem voor van de ingebouwde creativiteit, die deze keer leidde tot allerlei alternatieven (kleine paraplu, visvanger, vleesboer, etc.). Twee van de 5 kinderen waren überhaupt niet in staat op deze manier afleidingen te produceren (hoewel ze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in andere testgedeelten uitstekend in staat waren spontaan diminutieven te gebruiken). Van de 3 overgebleven kinderen gebruikte Joyce consequent het lidwoord het; Marjolein gebruikte nagenoeg altijd het, soms de of beide naast elkaar; Sebastiaan gebruikte wel diminutieven, maar was niet van het gebruik van het onbepaald lidwoord af te brengen. Karakteristiek is de volgende dialoog tussen hem en de in het nauw gebrachte onderzoekster:
In de agens-nomina test gebruikte hij echter het en de naast elkaar bij diminutieven. Deze tweede test verliep echter precies hetzelfde als die voor -ing in Onderzoek I: als het suffix wordt gebruikt, en als dat gepaard gaat met het bepaalde lidwoord, dan is dat consequent de. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Onderzoek III | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1 BeschrijvingDit onderzoek concentreerde zich op samenstellingen, omdat de eerdere twee tests, gezien de beschikbare tijd nagenoeg noodgedwongen, een omissie hadden vertoond: de (ongelede) onderdelen van de gebruikte samenstellingen werden niet bewust zelf ook op morfologisch geslacht getest. Beide malen konden, zoals uitgelegd, resultaten worden behaald die sterk wezen op de RHR, maar niettemin kon het interessant zijn een specifieke poging te doen directere evidentie te verzamelen. Dit onderzoek richtte zich, net zoals het eerste, op 4- tot 7-jarigen, en gebruikte ook de opzet van de eerste, zij het dat de interviewster vaak actiever interacteerde. De test bestond uit twee onderdelen, een met relatief bekend materiaal, en een met nonsens-woorden. In het eerste deel werden 10 samenstellingen uitgetest, 5 ervan met een relatief bekend uiterlijk, 5 onbekend. Op grond van de ervaring opgedaan in Onderzoek I en II dat de fungeert als de ongemarkeerde lidwoord-optie, werd bewust gekozen voor veel items met neutrale delen rechts. Alle leden van de samenstellingen waren relatief bekend, en werden ook individueel uitgetest.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er werden 3 ‘ongelede’ nonsens-woorden getest, die vervolgens werden gebruikt in samenstellingen met een bekend linkerdeel:
Het oorspronkelijke materiaal werd eerst uitgetest op volwassenen, en daarna nog aangepast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2 ResultatenDe testresultaten vragen allereerst om een indeling van de kinderen in twee leeftijdsklassen. De 4- en 5-jarigen hadden erg veel moeite met de test, daarnaast problemen met het fenomeen van samenstellingsvorming, en scoorden verder nagenoeg uitsluitend de als bepaald lidwoord. Zij zullen hier verder buiten beschouwing blijven. Bleven over: 13 kinderen van 6 en 7 jaar. Hiervan vielen er opnieuw 3 af, met dezelfde problemen als hun jongste testgenootjes. De uitkomsten van de overige 10 kinderen waren als volgt (de nummering volgt die van (16-7)).
In de tabel zijn alleen die voorbeelden opgenomen waarbij voor alle drie de betrokken items bepaalde lidwoorden werden geproduceerd. Alle + 'en geven volstrekt correcte RHR-uitingen weer: Babette's ‘2+’ staat dus voor 3 aparte uitingen: de zeep, het bakje, het zeepbakje, enz. Bij de eerste 10 items staan de (16x) en het (2x bij Bas) voor weliswaar een verkeerd lidwoord bij het rechterdeel, maar een correcte RHR: Bas' ‘5he’ staat voor de water, het kan, het waterkan, enz. Onder de nonsens-items wordt op 11 nooit coherent gescoord, op 12 en 13, wanneer het gebeurt, altíjd coherent, met de gegeven lidwoorden voor de rechterdelen. De opgenomen cijfers 1-6 corresponderen met interessante uitingen, die ik zometeen zal bespreken. Deze tabel laat een aantal interessante conclusies toe, waaronder de volgende. - Leeftijd correspondeert met progressie (dat was in het eender opgezette Onderzoek I niet duidelijk), en wel op twee manieren. Onder de 6-jarigen is Theresia een kind dat altijd de gebruikt, onder de 7-jarigen is er geen dergelijk kind. En onder de 6-jarigen zijn er vijf ‘interessante’ items (zie beneden), bij de 7-jarigen nog maar één. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Nonsens-woorden zijn moeilijk te testen, maar de RHR wordt wel consequent toegepast. - De kinderen gebruiken consequent de schaap [6], met daarna goede toepassing van de RHR; bijna hetzelfde geldt voor de dier [7]. - De items het zeepbakje [2] en de limonadeboom [9] gaan altijd goed. Voor het eerste is dat interessant omdat we er indirect mee te weten komen dat de diminutieven, die in Onderzoek I en II expliciet werden uitgetest, qua morfologisch geslacht goed lopen bij deze kinderen. Het tweede diminutief, hond-konijntje [8], heeft 4 goede scores op 6. Eén de wordt gebruikt door Theresia, die dat altijd produceert. Bas geeft de samenstelling goed, maar zegt om een onverklaarbare reden de konijntje (misschien omdat het een dier is). - De fungeert weer op grote schaal als ‘ongemarkeerd’. Bij de ‘bekende’ samenstellingen gebeurt dat 4 maal op 30 scores, bij de ‘onbekende’ 12 maal op 28. Dan nog: het diminutief hond-konijntje weglatend, is er bij de laatste groep items 1 volledige het-score: Fleur's boom-dier [7]. Dezelfde stappen volgend, zijn dat er 7 bij de eerste groep. De 6 cijfers in de tabel staan voor het volgende. - De cijfers 2, 4 en 5 staan voor 3 gevallen waarin de wordt gebruikt in de samenstelling, bij het in isolatie:
Deze fouten kunnen misschien aldus verklaard worden: de kan als ongemarkeerd lidwoord fungeren in de onbekende samenstelling boomdier [7] bij Bas; mogelijk is fietswiel [1] een onbekende samenstelling voor 6-jarigen: zij zeggen allemaal de; en tenslotte varieert Michiel misschien voor kan nog tussen beide lidwoorden. - De cijfers 1, 3 en 6 staan voor de omgekeerde situatie:
Bas is boven al ter sprake geweest. De overige twee uitingen zijn in de context van de test onverklaarbaar (links-hoofdigheid speelt ook niet mee).Ga naar voetnoot9 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 ConclusiesEr bestaan publicaties waarin somber tot negatief wordt gedaan over de morfologische vaardigheden van zelfs 13-jarigen, zoals in Smedts (1986). Inderdaad zou op het hier besproken onderzoeksterrein een dikke onvoldoende kunnen worden gegeven aan een 7-jarige als Annick, die de fietswiel zegt, of aan 6-jarige Bas, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het heeft over het waterkan.Ga naar voetnoot10 Maar voor de theoretisch georiënteerde onderzoeker is het veel interessanter om te zien dat Annick ook de fiets en de wiel zegt, en Bas de water en het kan. Verkeerd morfologisch geslacht is een incidentele fout die later gegarandeerd verdwijnt. Maar het systeem is aanwezig in de RHR. De opzet van de hier gepresenteerde deelonderzoeken heeft één consistent aspect: het gaat om kindertaalonderzoek dat experimenteel van karakter is, in plaats van longitudinaal. Hoewel het laatste type als betrouwbaarder bekend staat omdat het gegevens produceert die, mag men aannemen, zonder druk van buitenaf en onder alledaagse omstandigheden zijn geproduceerd, is het ook arbeidsintensief, en is het ook vaak uiterst moeilijk voldoende relevante gegevens te verzamelen. Aan de ene kant kunnen kinderen in spontaan taalgebruik woorden vermijden waarvan ze onzeker zijn, zelfs als die in principe wel tot hun competentie behoren, maar andersom kunnen kinderen in het experiment tegen-natuurlijke uitingen produceren omdat ze merkbaar in een situatie verkeren waarin iets van ze verwacht wordt. Een bekend voorbeeld van een discussie over deze zaken is het onderzoek naar Engelse inflectie van Brown (1973, longitudinaal) versus Berko (1958, experimenteel). In het huidige onderzoek is geprobeerd een middenweg te vinden door zowel in een experimentele situatie zoveel mogelijk mogelijkheden tot spontaan taalgebruik te creëren (ook zoveel mogelijk ongestuurd), als verschillende manieren van experimenteren uit te proberen. Uiteindelijk wijst alles op dezelfde conclusie: een productieve toepassing van de RHR door vrij jonge kinderen. De gegevens suggereren het volgende scenario. Zoals bekend is de verhouding tussen ongelede de- en het-woorden in het Nederlands ongeveer 3:1. Heel lang is de dan ook het enige bepaald lidwoord dat door jonge kinderen wordt gebruikt. Om de rol van de RHR in de toekenning van morfologisch geslacht te kunnen nagaan, zijn twee verschijnselen nodig: de introductie van het, en die van morfologische geleedheid. Beide komen in jaren 3 tot 5 op gang, en gaan min of meer gelijk op. Zodra een zelfstandig naamwoord als geleed kan worden beschouwd, wordt het morfologisch geslacht beregeld door de Righthand Head Rule.
Onderzoeksinstituut voor Taal en Spraak Rijksuniversiteit Utrecht Oktober 1991 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|