De Nieuwe Taalgids. Jaargang 69
(1976)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 508]
| |
Bilderdijk over het vertalenGa naar voetnoot*Op 28 april 1810 schreef Bilderdijk aan H.W. Tydeman: Ik heb [...] dezen winter vrij wat voorgelezen. Ook onder anderen over den waren aart en beteekenis der letterfiguren: over de orde in 't alfabeth: over de machine in 't Heldendicht: over de denkwijze onzer vaderen omtrent het Hoogduitsch in onze taal zichtbaar: over het vertalen, de zwarigheden, vereischten enz. daarvan: over het onderscheid tusschen Dichterlijke geestdrift en dweeperij. en wat al niet meer?Ga naar voetnoot1 Volgens de Notulenboeken van de Tweede en Derde Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut hield Bilderdijk deze lezingen in het tijdvak september 1809 tot mei 1810. De lezing over het vertalen dateert echter pas van 21 november 1811.Ga naar voetnoot2 Belangrijker dan deze discrepantie (misschien heeft Bilderdijk ook voor een andere maatschappij over dit onderwerp gesproken, hoewel de aanwijzingen daarvoor ontbreken) is het gemis van de voorlezing zelf. Gelukkig heeft Bilderdijk zich echter over dit onderwerp zo veelvuldig uitgelaten dat een poging tot reconstructie mogelijk is. Allereerst iets over de ‘zwarigheden’. Wij zijn geneigd hier wat sceptisch tegenover te staan, als we letten op Bilderdijks geweldige produktie van vertalingen en de snelheid waarmee hij vaak te werk ging.Ga naar voetnoot3 Deze scepsis wordt niet bepaald weggenomen als wij in een brief van hem lezen: ‘Niet meer kunnende denken, heb ik reeds gedacht om wat te vertalen.’Ga naar voetnoot4 Evenmin als wij zien hoe gemakkelijk hij vaak vertaalt, in een bijna gelijktijdig proces van lezen en vertalen, van opnemen en uitstorten.Ga naar voetnoot5 Op grond van verspreide opmerkingen van Bilderdijk kunnen wij de volgende ‘zwarigheden’, of moeilijkheden, onderscheiden: 1. De moeilijkheid om zich ten volle in te leven in de oorspronkelijke auteur, zijn tijd en plaats. Om Homerus goed te vertalen ‘moet men van hem doordrongen en geënthusiasmeert zijn’;Ga naar voetnoot6 de vertaler moet iemand zijn ‘die zich aan de schoonheden van zijn' Autheur kan overgeven, dagen en weken er van zwanger gaan, om een afzetsel er van weder voort te brengen’.Ga naar voetnoot7 Sprekend over het vertalen van de neolatijnse auteur Van Kooten merkt hij op: ‘Wil ik my zelven voldoen, zoo ben ik verplicht | |
[pagina 509]
| |
hem te lezen en dagen lang te overdenken om zijn gevoelens en gedachten my eerst geheel eigen te maken eer ik ze over kan brengen’.Ga naar voetnoot8 Hij verwijt Vondel niet in staat te zijn geweest zich geheel en al te schikken ‘na de tijds- en volksbegrippen [...] der schrijveren, welke men leest’.Ga naar voetnoot9 In het Letterkundig Museum te 's-Gravenhage bevindt zich onder de taalkundige notities van Bilderdijk een blaadje met ‘Voorbeelden van valsche vertalingen naar de gewoonten en zeden van des vertalers tijd en landaart’.Ga naar voetnoot10 2. De moeilijkheid om de oorspronkelijke tekst adequaat weer te geven. Voor Bilderdijk is ‘een recht goede vertaling, die dat uitdrukt wat er noodig waar om den Autheur daar te stellen, de Quadratuur van den Cirkel.’Ga naar voetnoot11 Al in 1776 spreekt hij van een navolging als van ‘een koolschets door een' Leerling naar een schilderij van Rafaël getrokken’.Ga naar voetnoot12 Wij doen Bilderdijk tekort als wij deze opmerkingen slechts beschouwen als retorische bescheidenheidsfrasen of pogingen om eigen gebreken te rechtvaardigen. Hij is er zich terdege van bewust dat vertalingen bij het origineel móéten achterblijven, als gevolg van de verschillen die er nu eenmaal zijn in taal, maat en stijl, en, onlosmakelijk hiermee verbonden, in gewoonten, gebruiken en denken; want: ‘De Taal der Volken hangt van hunne denkbeelden, zeden, behoeften, gebruiken af.’Ga naar voetnoot13 Bilderdijk weet van het onherroepelijk tekortschieten van de vertaler, van de onvertaalbaarheid van lyriek,Ga naar voetnoot14 en met spijt ziet hij zich voortdurend zijn geliefde Homerus door de vingers glippen: ‘Ik weet er niets goeds van te maken; 't wordt nooit Homerus, hoe ik 't ook aanlegge.’Ga naar voetnoot15 3. De moeilijkheid om als vertaler zichzelf te blijven. Bilderdijk ziet nog meer ‘zwarigheden’: ‘Het vertalen is het verderf onzer Moederspraak geworden, en het vernielt haar daaglijks meer.’Ga naar voetnoot16 Een vertaling mag in geen geval het kenmerk van een vertaling dragen; dan is de vertaling mislukt, sterker nog: een directe aantasting van de eigen taal. ‘Het krielt van over- | |
[pagina 510]
| |
zettingen uit allerlei hedendaagsche Talen, en van daar, dat onze Taal zich daar naar geplooid en gewend heeft.’Ga naar voetnoot17 In dit kader passen zijn uitvallen tegen germanismen en hexameters, want: ‘Ieder taal, waar men in schrijft, eischt dat men in haar denke, en niet, wat het merk van de vorm eener andere draagt, aan haar opdringe.’Ga naar voetnoot18 Deze nauwe binding tussen taal en denken brengt hem tot het signaleren van het gevaar dat de vertaler mèt de taal ook het - in zijn oog veelal verkeerde - denken overneemt.Ga naar voetnoot19 Feith raadt hij het vertalen zelfs af: ‘Wees oirsprongklijk [...] en verdruk Uw vernuft niet door het aan den Buitenlandschen Geest te onderwerpen.’Ga naar voetnoot20
En Bilderdijk zelf dan? Steeds dringender stelt zich deze vraag. ‘'t Is, of het zoo van zelf maar wegstroomt’ zegt Prinsen, en dan spreekt hij over Bilderdijks vertálingen.Ga naar voetnoot21 Hoe rechtvaardigt Bilderdijk zijn vertaalarbeid in het licht van bovengenoemde punten? Zijn houding leren we het beste kennen uit het gedicht waarin de vertaler een denkbeeldig gesprek met zijn lezers voert.Ga naar voetnoot22 Dit gedicht is een uitwerking van het bekende, en ook door Bilderdijk meermalen gebruikte, beeld van het overgieten.Ga naar voetnoot23 Zoals de wijn bij het overgieten aan geur, smaak en kracht verliest, zo gaat er ook bij het vertalen - volgens deze simplistische voorstelling - veel verloren aan smaak en nuance's, dikwijls zelfs aan geest en essentie: het origineel is dan ‘verschaald’. 'k Heb menig' Dichter zien verschalen,
Van smaak en geur en geest ontbloot,
Wanneer men ze uit hun Taal in andere overgoot;
Dit is de constatering van de vertaler, maar nu is het kenmerkend dat deze vertaler, in casu Bilderdijk, zich niet bij deze situatie neerlegt. Àls er dan veel verloren moet gaan, laat dan in ieder geval de geest, de spiritus bewaard blijven. Hiertoe neemt hij zijn maatregelen: Ik wil den mijnen overhalen.
Bilderdijk handhaaft het beeld consequent. Overhalen houdt niet alleen een zuivering van de stof in, door middel van verhitting en verdamping, maar ook een verandering. Het protest van de lezers is dan ook gerechtvaardigd: | |
[pagina 511]
| |
Maar echter, d'enklen geest te geven,
Dus met verhitting uitgedreven,
En mooglijk aangezet, en scherper door den gloed;
Dit ook is geur en smaak verkeeren;
De posities zijn bepaald. Bilderdijk weet dat dit het hoogst bereikbare voor hem is en hij is er gelukkig mee. Smaakt dit nieuwe produkt niet? Wel, Die d'echten smaak en geur wil proeven,
Drink' uit de oorspronkelijke flesch!
De discussie is ten einde, het gedicht ook. Het besef als vertaler te kort te schieten leidt bij Bilderdijk niet tot frustraties of een gevoel van onmacht. Van een worsteling met de te vertalen tekst zien we in de praktijk dan ook bijna niets. De zojuist gesignaleerde struikelblokken op de weg van de vertaler zijn voor hem nauwelijks obstakels omdat ze een vertaaltheorie suggereren die de zijne niet is: een theorie van nauwgezetheid en ondergeschiktheid. Bilderdijks houding is anders. De ‘naauwgezetheid eener gestrenge verandwoordelijkheid’Ga naar voetnoot24 is hem altijd vreemd geweest. De kwalificatie ‘loffelyken Overzetter’Ga naar voetnoot25 is hem een doorn in het oog. Hij wil bewust niet vertálen, maar návolgen.Ga naar voetnoot26 De - wat hij noemt - ‘eigenlijke vertaling’ is alleen nuttig voor de beginnende dichter, als geschikt middel om zijn instrumentarium te gebruiken: zijn taal te beheersen en te verrijken, zijn stijl te ontwikkelen.Ga naar voetnoot27 Daarna is het echter de tijd van de navolgingen,Ga naar voetnoot28 vertalingen die de vertaler meer ruimte en armslag geven. Vanuit deze houding moeten wij o.a. zijn opmerkelijke advies aan Feith bezien: dit had betrekking op vertalingen in de beperkte betekenis van het woord. Deze houding is bepalend voor de eisen die Bilderdijk aan een goede vertaling stelt. Alvorens hier op in te gaan is het nuttig enkele andere factoren aan te stippen die van invloed zijn op de aard van een vertaling. 1. Een niet te onderschatten factor vormt de bedoeling waarmee een vertaling gemaakt wordt. Bilderdijk laat ons hierover niet vaak in het onzekere. Een enkel voorbeeld is voldoende: Met zijn eerste grote vertaling Edipus, Koning van Thebe wil hij ‘den landgenoot aanleiding [...] geven om het gebrekkige van schikking, van ontwerp, 't gebrekkig geheel in den Hedendaagschen toneeltrant te leren kennen’.Ga naar voetnoot29 Maar ook al wil hij dit ‘kunststuk van schikking’Ga naar voetnoot30 zijn lezers ten voorbeeld stellen, toch wijzigt hij de oorspronkelijke indeling naar zijn eigen klassicistisch georiënteerde denkbeelden.Ga naar voetnoot31 | |
[pagina 512]
| |
Met zijn vertaling van de Prediker: De Vertoogen van Salomo wil hij de samenhang die in de bestaande vertalingen naar zijn mening ontbrak, herstellen. Het is duidelijk dat dit consequenties voor zijn vertaling heeft, vooral wanneer hij in het origineel samenhang denkt te zien die er in werkelijkheid nauwelijks is.Ga naar voetnoot32 Welke bedoeling heeft hij echter met zijn vertalingen van Delille's l'Homme des Champs (Het Buitenleven) en Pope's Essay on Man (De Mensch)? ‘Waarom toch [...] vermoeide hy zich met de overbrenging of naarvolging van een stuk, dat in zyn oog zo geheel weinig waarde had?’ vraagt de recensent van de Vaderlandsche letteroefeningen zich in een recensie van Het Buitenleven af, en hij niet alleen.Ga naar voetnoot33 Scherper gezegd: Waarom een stuk vertalen dat men slechts door middel van kunst- en vliegwerk voor het Nederlandse publiek aanvaardbaar denkt te kunnen maken? De gevolgen zijn zo ingrijpend (later komen wij hier nog op terug), dat men zich de vraag moet stellen of hier niet ruimschoots de grenzen van wat vertaling of navolging heet overschreden worden. Natuurlijk is zijn vertaalkeuze niet steeds zo evident didactisch of moralistisch gericht. Vaak wil hij niets anders dan zijn lezers te laten delen in de genoegens die hij zelf aan het lezen van het origineel beleefde.Ga naar voetnoot34 2. Ook de omstandigheden waaronder een vertaling gemaakt wordt en de stemming waarin de vertaler verkeert zijn van invloed, zeker bij iemand als Bilderdijk. Hij noemt hen zelf: de perioden van ziekte, geldnood, verbanning en gedwongen werkeloosheid.Ga naar voetnoot35 De precieze invloed hiervan is niet goed aanwijsbaar; wel bepalen deze factoren vaak de keuze van te vertalen werken. 3. Belangrijke factoren vormen tenslotte de aard en het niveau van het origineel. Niet toevallig zijn het zijn vertalingen van leerdichten die veel kritiek ondervonden. De ene auteur leent zich beter dan de andere voor Bilderdijks vrije manier van vertalen. En ook al zegt hij, naar aanleiding van zijn vertaling van Delille, dat hij zich ‘moeilijk met geleêwiekte of gebonden vlerken in de middelmatige hoogte van die van een ander kan ophouden’,Ga naar voetnoot36 moeilijker heeft hij het toch met auteurs op een eenzame hoogte zoals Homerus en Pindarus, waarvan het eigene en unieke in een vertaling onherroepelijk verloren moeten gaan.Ga naar voetnoot37
Het is nu dan het moment om na te gaan welke eisen Bilderdijk aan een goede vertaling stelt. Aan een vertaler kan hij eisen stellen waaraan hij zelf niet heeft kunnen en willen voldoen, zoals blijkt uit zijn recensies van Pieter van Winters vertalingen van Horatius en Vergilius.Ga naar voetnoot38 Eén citaat is voldoende: ‘In eene verta- | |
[pagina 513]
| |
ling heeft men noch de verpligting, noch het regt, om den oorspronkelijken Dichter meer bevalligheid te geven, dan hij zelf goed gevonden heeft aan zijn werk bij te zetten’.Ga naar voetnoot39 Zoals weldra zal blijken is dit oordeel geheel in strijd met zijn eigen vertaalpraktijk èn -theorie. Laten wij echter, op het gevaar af te simplificeren, twee punten noemen waaraan een goede vertaling volgens Bilderdijk moet voldoen. 1. Een vertaling moet in een zuivere taal en een losse, aangenaam leesbare stijl geschreven zijn.Ga naar voetnoot40 2. Een vertaling is dàn trouw, nauwkeurig en letterlijk ‘wanneer [...] de genie van 't oorsprongklijk bewaard, en de werking, die de Dichter heeft willen voortbrengen, bereikt wordt.’Ga naar voetnoot41 Bilderdijk sluit zich wat het eerste punt betreft aan bij de gangbare opvatting dat een getrouwe vertaling ook aangenaam om te lezen moet zijn: ‘zoo de vertaling niet aangenaam leest, niet bevallig en aanlokkende is, kan de getrouwheid alleen haar niet soutineeren.’Ga naar voetnoot42 In dit kader past zijn kritiek op Huygens' ‘onlijdelijken dwang zijner versificatie’ en ‘stijve verzen’Ga naar voetnoot43 en op Vondels ‘woordelijke naauwkeurigheid’ bij het vertalen.Ga naar voetnoot44 De vorm waarin het origineel gegoten is, is voor hem van ondergeschikt belang, omdat het hem om de zin, niet om de woorden gaat.Ga naar voetnoot45 Voor welke dilemma's Bilderdijk als vertaler zo komt te staan tonen zijn opvattingen over de maat. Aan de ene kant weet hij dat het kiezen van een van het oorspronkelijk afwijkende versmaat noodlottige consequenties kan hebben, bij voorbeeld voor de stijl, maar aan de andere kant moet de dichtmaat ‘der Taal, waar men in schrijft, eigen, en niet uit een vreemde ontleend zijn.’Ga naar voetnoot46 Maar de hexameter van Van de Kasteele mag dan wel ‘allerongeschiktst’ zijn ‘om een denkbeeld van Ossiaan in te boezemen’,Ga naar voetnoot47 zelf kiest hij, tegen beter weten in, voor de alexandrijn, vooral wegens de populariteit en de verkoopbaarheid van deze maat. Op deze manier gaan echter de sfeer en de stijl van het ritmische proza van Ossian volkomen verloren.Ga naar voetnoot48 Volledigheidshalve moet hieraan toegevoegd worden | |
[pagina 514]
| |
dat verandering van stijl niet het directe gevolg van verandering van versmaat behoeft te zijn, maar kan wijzen op een welbewust ingrijpen van Bilderdijk, bij voorbeeld als hij de stijl van het origineel te plat vindt.Ga naar voetnoot49 Om aan het eerste punt te voldoen heeft de dichter Bilderdijk de beschikking over een scala van middelen die hij met grote vrijheid toepast: die van aanvulling, weglating, verplaatsing, vervanging enz. Zijn dichterschap kan zich hier ten volle uitleven. Al in 1776 schrijft hij: ‘Voor de feilen, schoonheden in de plaats te stellen; de schoonheden door nieuwe sieraaden op te luisteren; acht ik vrij te staan; ja zelfs voor schoonheden andere schoonheden aan te neemen, kan ik lijden’.Ga naar voetnoot50 In 1795 noemt hij díe vertaling een letterlijke vertaling ‘die, als 't taaleigen, als 't belang van het stuk het vordert, een woord door een uitdrukking, eene uitdrukking door eene andere van gelijke kracht en dichterlijke waarde, verplaatst; een' overgang invlecht; een verzwegen tusschendenkbeeld uitdrukt;Ga naar voetnoot51 en zelfs somwijlen de krachten en sieraadjen, aan haar eigen Spraak eigen, te hulp roept, om een' stootenden of bezwijkenden volzin te ondersteunen en op te beuren.’Ga naar voetnoot52 Deze vorm van letterlijkheid mag ons bevreemden: zij is een voor zijn tijd volkomen aanvaarde vorm van dichterlijk vertalen. Maar Bilderdijk gaat verder, nu niet in de eerste plaats omdat hij dichter is, maar omdat hij Bilderdijk is (een eigenlijk ongeoorloofde onderscheiding!). Daarvoor bezien we de tweede eis die hij aan een goede vertaling stelt; deze is ontleend aan het Ontwerp eener Nederduitsche Dichtmatige Vertaling van de gezangen van Ossiaan, den Zoon van Fingal.Ga naar voetnoot53 Juist aan zijn vertalingen van Ossian, die ondanks het werk van Wesseling en DaasGa naar voetnoot54 nog door een waas van geheimzinnigheid omgeven zijn, heeft Bilderdijk vele, voor ons onderwerp belangrijke beschouwingen vastgeknoopt. Bilderdijks interpretatie van het begrip ‘letterlijkheid’ voert ons weer terug naar het vruchteloze gesprek tussen de vertaler en de lezers en bevat rijke mogelijkheden voor de vertaler. Want wanneer is ‘de genie van 't oorsprongklijk bewaard’? Wie bepaalt wat de geest van een werk is? Het gaat hier immers niet om een objectief gegeven, maar om een subjectieve interpretatie. Als Lodewijk Napoleon Bilderdijk om vertalingen van Franse tragedies vraagt, merkt hij tegelijkertijd fijntjes op dat het voor Bilderdijk wel moeilijk zal zijn ‘de renfermer vos idées dans celles des autres’.Ga naar voetnoot55 In het Voorbericht van het tweede deel | |
[pagina 515]
| |
van zijn Treurspelen (tegenover zijn vertaling van Corneille's Cinna) reageert Bilderdijk duidelijk hierop als hij schrijft: ‘De vraag is thands niet, of wellicht een ander, minder vervuld met eigen begrippen, en minder gewoon zijnen eigenen stijl en byzondere leiding van denken bot te vieren, den Franschen Hoofddichter in elke uitdrukking nader op den voet gevolgd zoude hebben; maar of ik in dees mijnen arbeid den waren geest van Corneille bewaarde?’Ga naar voetnoot56 Eigen stijl en eigen denken vormen voor Bilderdijk geen beletsel om toch ‘den waren geest van Corneille’ te bewaren. Het is trouwens zeker dat hij aan de eis tot behoud van de geest van het origineel soms welbewust niet heeft willen voldoen. De ontwikkeling in deze richting vindt haar uiterste consequentie in de Voorrede van Het Buitenleven. Aan het feit dat Delille ‘ware Dichtvervoering’,Ga naar voetnoot57 een echt dichterlijke ziel miste heeft Bilderdijk in zijn vertaling niets kunnen veranderen, maar ‘dit heb ik kunnen doen: aanstotelijkheden verzachten; trekken van valsch vernuft of van valschen smaak, (van beiden vindt men er) uitwisschen; het te ruim gezegde, inperken; het te algemeen uitgedrukte, bepalen; het verward gedachte duidelijk maken; volstrekte misvattingen te recht wijzen: Eindelijk, met byvoegsels, op hunne plaats ongedwongen ingevlochten, het geen door den Schrijver voorbygegaan, en voor ons van belang was, vervullen.’Ga naar voetnoot58 Naar aanleiding van zijn vertaling van Pope's Essay on Man zegt hij: ‘ik heb Pope gemaakt, gelijk ik hem wenschte’ en ‘Ik heb my bevlijtigd, Popes stelsel bestaanbaar met Waarheid en Godsdienst te maken’,Ga naar voetnoot59 natuurlijk zoals hij zelf die zag! Dit eigenmachtige ingrijpen wordt hem door de recensenten niet in dank afgenomen.Ga naar voetnoot60 Wie leest men nu eigenlijk: Delille of Bilderdijk, Bilderdijk of Pope?Ga naar voetnoot61 Hoe vrij Bilderdijk echter ook wil zijn: hij blijft als vertaler hoe dan ook gebonden aan het origineel. Te laat ziet hij in dat hij het onderwerp van Het Buitenleven beter geheel opnieuw had kunnen behandelen.Ga naar voetnoot62 Zo was ook ‘Perzius’ ‘een vreemde rok waar mijne beweging niet geheel en al vrij in was.’Ga naar voetnoot63 Tot de vrijheden die de vertaler zich mag veroorloven behoort ook de ruime aanpassing van het oorspronkelijke werk aan eigen tijd en cultuur, al lijkt deze handelwijze volkomen in strijd met het door Bilderdijk elders geëiste inleven in de gedachten- en gevoelswereld van het origineel. In Het Buitenleven vinden wij Racine en Corneille terug als Poot en Vondel,Ga naar voetnoot64 en het wordt hem tot eer gerekend.Ga naar voetnoot65 Deze aanpassing, als gevolg van het ‘onderscheid der talen’ en dat van | |
[pagina 516]
| |
‘zeden en tijden’,Ga naar voetnoot66 is onvermijdelijk, of de vertaler nu de plaats van de oorspronkelijke auteur inneemt, òf als hij zogenaamd op de achtergrond blijft en verzen schrijft ‘die ons den Vertaler verliezen doen: die ons, daar wij 't lezen, in den waan brengen, dat het Werk eerst oorspronkelijk in onze Taal en Versen gedacht en geschreven is’.Ga naar voetnoot67 Ook hier speelt de vertaler echter een belangrijke rol, alleen al omdat het schrijven in onze taal èn het denken in onze taal een grote mate van aanpassing aan onze smaak en cultuur impliceren. Van een ‘Verfremdung’, ‘een ombuigen [...] van het eigene in de richting van het vreemde cultuurgoed’,Ga naar voetnoot68 is bij Bilderdijk praktisch nog geen sprake. De omgekeerde beweging domineert. Noemde hij ook niet als kenmerk van een letterlijke vertaling dat de vertaler hierin ‘de werking, die de Dichter heeft willen voortbrengen’ bereikt? Hij is tevreden over een vertaling als deze hem ‘gelijke of even aangenaame gewaarwordingen verschaft’Ga naar voetnoot69 als het origineel. Om dit te bereiken moet de vertaler zich ‘in de plaats van den oorspronklijken Autheur’ stellen,Ga naar voetnoot70 ‘juist als de oorspronkelijke Dichter’ voelen en denken,Ga naar voetnoot71 maar hoe gemakkelijk treedt een verschuiving op! Over Wiselius merkt hij op: ‘Hij heeft de ouden gelezen en in 't hoofd, en wilde hen wel natreden. Maar ongelukkig, het zij hij ze dan wèl of gebrekkig versta, hij heeft ze nooit leeren gevoelen.’Ga naar voetnoot72 Bilderdijk is niet ook-nog-eens-vertaler. Het gevoel als wezen van de poëzie uit hij evenzeer in oorspronkelijk werk als in vertalingen.Ga naar voetnoot73 Maar om wiens gevoelens gaat het bij het vertalen nu nog? Als Jonkvrouwe de Lannoy hem op de vingers tikt naar aanleiding van een passage uit zijn vertaling Edipus, Koning van Thebe geeft Bilderdijk in zijn antwoord blijk van een juiste zelfanalyse: ‘de schuld schuilt bij mij, die alles heb willen uitdrukken wat ik gevoelde; [...] In de noodzakelijkheid om de woorden van mijnen voorganger aan het Neêrduitsche taaleigen op te offeren, [...] drukte ik mijne eigen gedachten, mijn eigen verbeelding, mijn eigen gevoel, uit; [...]’Ga naar voetnoot74 Bilderdijks opvattingen over het vertalen beïnvloeden zijn aktiviteit als vertaler, maar het omgekeerde is zeker niet minder waar. Hij legt zijn eigen persoonlijkheid ook in zijn vertalingen. De diepste drijfveren die hem als dichter bewegen, bewegen hem ook als vertaler. Hij mag dan het vertalen zien als een ‘taalexercitie’,Ga naar voetnoot75 een vorm van ontspanning in de letterlijke zin van het woord (er is een tendens in deze richting) of, heel prozaïsch, als een broodwinning (al is hij nooit een echte broodvertaler geweest), bovenal vertaalt hij omdat hij het niet laten | |
[pagina 517]
| |
kan.Ga naar voetnoot76 In deze vertaaldrift verraadt zich de dichter voor wie leven dichten is. Of, zoals Bilderdijk het zelf zegt: Wy, wy zingen wijl wy levenGa naar voetnoot77.
Ermelo, Zwaluwstraat 33 p. de jong |
|