De Nieuwe Taalgids. Jaargang 69
(1976)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| |
‘Tsal hier haest zijn ghedaen’Op 27 mei 1970 hield prof. dr K.H. Heeroma een voordracht onder deze titel. Hij gaf daarin een nieuwe interpretatie van het slot van strofe XIV van het Wilhelmus.Ga naar voetnoot1 Medio 1972 heb ik de tekst ervan gelezen en vragen, die bij me rezen, nog aan de auteur voor kunnen leggen. Helaas heeft zijn overlijden een gedachtenwisseling, waartoe hij zich vriendelijk bereid verklaarde, verhinderd. Dr Heeroma zag met dr Veenendaal het Wilhelmus ‘vervuld van bevrijdingsverwachting’.Ga naar voetnoot2 Juist daarom kon hij niet aanvaarden dat de regel ‘Tsal hier haest zijn ghedaen’, naar de formulering van dr Drewes, getuigt van ‘hunkering naar het hiernamaals’.Ga naar voetnoot3 Hij stelde: ‘In een calvinistisch verzetslied is de traditionele interpretatie van het slot van strofe XIV (‘leef nu maar als vrome christenen, het aardse lijden zal toch spoedig afgelopen zijn’) onzinnig.’ (p. 540)Ga naar voetnoot4 Deze traditionele opvatting berust op het bijeennemen van vss 5 t/m 7 ‘Tot Godt wilt u begheven / Sijn heylsaem Woordt neemt aen / Als vrome Christen leven’. Waarop, na verzwaarde interpunctie (in de oudste editie staat slechts /) volgt, als wat dr Drewes noemde een ‘spreukachtige slotregel’: ‘Tsal hier haest zijn ghedaen’. De zinsopbouw nu van vss. 5 t/m 7 achtte dr Heeroma ook onbevredigend. Voor deze moeilijkheid bood de Franse vertaling van 1582 hulp. Deze geeft als vss 7-8: ‘Des paines d'icy vivre / tantost serons deffaict’ - een vertaling van de Nederlandse vss 7-8 die, ‘zo vrij dat men hem wel onjuist moet noemen’, niettemin verraste, doordat de auteur naar de mening van dr Heeroma deze verzen ‘als één vers heeft gelezen’. Deze verbinding gaven z.i. ook de Duitse vertalingen van 1582 en (ws.) 1603Ga naar voetnoot5: ‘als fromme christen leben / sol (of: wirdt) hie bald seyn gethan’. En ze interpreteerden de Nederlandse verzen 7-8 blijkbaar als ‘als-vrome-christenen-léven zullen we hier spoedig doen’. Waarbij vs 8 dus niet op zichzelf staat, maar ‘regel 7 fungeert als onderwerpsgroep bij de persoonsvorm van regel 8’. In het Wilhelmus zou het pronomen in ‘Tsal’ dan ook een hervatting zijn van de onderwerpsgroep ‘Als vrome Christen leven’ (p. 530 v.). Zó las ook Da Costa blijkens een citaat uit het Wilhelmus in zijn De Slag bij Nieuwpoort het slot van strofe XIV. En in zijn voetspoor, of intuïtief, deed ook Jan Schouten dat (p. 541 v. en 542 n.). | |
[pagina 502]
| |
Bij mij rezen enkele vragen. Kon het Duits van toen niet zeggen ‘Sol (wirdt) hier bald seyn gethan’ voor ‘Es sol (wirdt)’ etc.? En: las de Franse vertaling inderdaad de Nederlandse vss 7-8 als één vers? Men zou immers ook, n'en déplaise ‘vivre’, in ‘Des paines...’ een uitgebreide versie kunnen horen van alleen vs. 8 ‘Tsal...’; waarbij, naar we even aannemen, ‘Als vrome Christen leven’ dan zou zijn weggevallen.Ga naar voetnoot6 Tenslotte: is ‘van dit moeitevolle leven zullen we spoedig zijn bevrijd’ als parafrase van ‘Des paines...’ wel juist? en niet té quietistisch, té berustend?
De Franse vertaling heeft eerder de aandacht gehad van dr Bruch. Hij merkte inzake strofe XIV, in zijn vergelijking ervan met het Wilhelmus, op: ‘Men vindt er alle gedachten terug, behalve Gods woord’. En in de vss 1-4 ‘Adieu mes brebiettes / Ne veuilles sommeiller / Combien esperses estes / Le pasteur veut veiller’ acht hij vs 2 ‘geheel verkeerd vertaald’. ‘Het schijnt een duplicaat van vs 4 te zijn, maar wat de vertaler heeft gedacht is onbegrijpelijk.’Ga naar voetnoot7 Ik zou voor deze man een lans willen breken. Terwijl de Duitse vertaling meest ‘neerlandismen’ geeft en ‘bij uitzondering een vrije en goede vertaling heeft gevonden’,Ga naar voetnoot8 ziet men in de Franse vertaling, begrijpelijk, meer ongelijkheden tussen het origineel en de vertaling. Ik zou daarom liever spreken van een bewerking. Soms mag de vrije weergave, die deze biedt, geslaagd heten, soms is althans de zin ervan te vermoeden.Ga naar voetnoot9 In elk geval lijken de cruces van strofe XIV niet onoplosbaar. In deze strofe staan m.i. de bewerker twee hoofdstukken uit het N.T. voor ogen. En hij weet en rekent erop, dat ze zijn hoorders direct voor ogen kómen. Het zijn 1 Petr. 5 en Joh. 10. In de brief van Petrus wordt de gemeente vergeleken met een kudde. Daar de duivel rondgaat als een briesende leeuw, wordt zij, worden de schapen, vermaand tot waakzaamheid (1 Petr. 5, 8; str. XIV vs 2). Vs 10 van dit hoofdstuk heeft: ‘De Godt nu aller genade / die ons geroepen heeft tot sijn eeuwige heerlikheyt in Christo Jesu / na dat wy een weynig [tyts] zullen geleden hebben / deselve volmake / bevestige / versterke [ende] fondeere u-lieden’. Vgl. str. XIV 7-8 waar serons, in plaats van serez dat men verwachten zou, doet zien dat de bewerker ‘na dat wy een weynig tyts zullen geleden heb- | |
[pagina 503]
| |
ben’ voor ogen had.Ga naar voetnoot10 In het evangelie naar Johannes, hoofdstuk 10, staat dat de wolf (de leeuw van 1 Petr. 5) de schapen ‘verstroyt’ (vs 12, str. XIV vs 3).Ga naar voetnoot11 En dat de schapen de stem van de herder horen en hem, d.i., zo wordt daar uitgelegd: Jezus, volgen (vs 27, str. XIV 5-6 ‘Veuilles donc tout ensuivre / Jesus Christ le parfaict’. Hier herinnert ‘parfaict’ weer aan 1 Petr. 5 vs 10: ‘or le Dieu de toute grace... vous parfera’ (Sainte Bible, 1568)). Dit volgen van de herder is in dit zozeer bekende hoofdstuk van Johannes zozeer verbonden aan het horen van de stem van de herder, Jezus, dat de bewerker dit laatste, d.i. het aannemen van Godts heylsaem Woordt, ongenoemd kon laten. Inderdaad vinden we zo, met de ondertonen mee, alle gedachten van deze hoofdstukken, voorzover geciteerd, terug. Mèt toch ook die van strofe XIV van het Wilhelmus! Immers, de bewerker vermaant ook - weer stilzwijgend, maar voor wie 1 Petr. voor ogen heeft gekregen duidelijk - tot een leven als vrome christenen, d.i. tot het aanvaarden van het lijden als christen.Ga naar voetnoot12 Men vergelijke 1 Petr. 4 vs 16 ‘Maer indien yemandt lijdt als een Christen / die en schame hem niet / maer verheerlike Godt in deesen | |
[pagina 504]
| |
deele’. Voor ‘icy vivre’ denke men aan Titus 2 vs 12 ‘... dat wij... Godtsaliglik leven souden in deese tegenwoordige werelt.’ Waarover zich schuift Rom. 8 vs 18 over ‘het lijden van den tegenwoordigen tijt’, bron voor ‘les paines’, cf. 1 Petr. 1 vs 6. Dit leven als christen brengt vervolging, 2 Tim. 3 vs 12: ‘Ende ook alle die Godtsaliglik willen leven in Christo Jesu / die sullen vervolgt worden’. Zo valt ‘les paines d'icy vivre’ samen met ‘als vrome Christen leven’. Dat dus evenmin is weggevallen als ‘Godts heylsaem Woordt neemt aen’. De bewerking mag m.i. al met al geslaagd genoemd worden. Hiermee moge strofe XIV van de Franse bewerking zijn verduidelijkt, samen met ‘Als vrome Christen leven’, dat door dr Drewes niet apart werd verklaard.Ga naar voetnoot14
Ik vat strofe XIV 5 t/m 8 op als vier korte regels: drie opdrachten, uitlopend op een slotregel.Ga naar voetnoot15 In vs 7 ‘Als vrome Christen leven’ vul ik uit 5 ‘wilt’ aan, vgl. de strofen VI t/m IX, waar ook vs 7 uit vs 5 wordt aangevuld; dat het schema daar .. / 2 × 2 is, lijkt me irrelevant. Ik scheid dus 7 en 8 en parafraseer: Wilt als vrome christenen leven (en als het lijden, daaraan verbonden, U verschrikt, dit lijden duurt kort); het zal hier spoedig zijn gedaan (en daarna volgt de heerlijkheid, Repos Ailleurs - tegenstelling met ‘hier’ -, vgl. Openb. 14, 13 ‘dat zij rusten van hun moeiten’). Geeft de Franse bewerking, waaraan, geschreven in de eigen tijd, in dezen m.i. gezag mag worden toegekend, zo zicht op de betekenis van strofe XIV 7 en 8 van het Wilhelmus, het komt me onjuist voor het schema van die bewerking, .. / 2 × 2, op te dringen aan de tweede helft van die strofe, en dan nog alleen aan de regels 7 en 8.
Deze slotregel ‘Tsal hier haest zijn ghedaen’ troost, en roept impliciet op tot strijd. De brief van Petrus, met die aan Titus en Timotheus en de Romeinen, spreekt van het leven als christenen, dat vervolging en lijden meebrengt, en dat daarna, naar de Deux Aes van 1 Petr. 5, 4, de ‘crone der glorien’ doet verwerven. Niet ‘dit moeitevolle leven’ (dr Heeroma) is aan de orde, zeker ook niet | |
[pagina 505]
| |
‘het korte mensenleven’Ga naar voetnoot16 en evenmin ‘een hunkering naar het hiernamaals’ in quietistische zin, waaraan de formulering van dr Drewes zou kunnen doen denken en waarover dr Lenselink en dr Heeroma de staf hebben gebroken.Ga naar voetnoot17 Aan de orde is de (inderdaad tot zinspreuk verdichteGa naar voetnoot18) gedachte van ‘Na het zwaard de kroon’. ‘Tsal hier haest zijn ghedaen’ spreekt van het korte lijden hier van de ‘slachtschapen Christi’, de martelaren.Ga naar voetnoot13 En, impliciet, van de daarop volgende heerlijkheid, Rom. 8 vs 18, en de bekroning van wie getrouw was tot de dood, Openb. 2 vs 10.Ga naar voetnoot19 Ik zie een parallellie tussen het perspectief van de Prins in strofe IX ‘Nae tsuer... dat soet, sterven... een eeuwich Rijck verwerven’ en strofe XIV 7 en 8. Het is dan ook (niet Da Costa, maar) ‘een koor van geesten, met den bijl voorheen onthoofden / of vers verslaagnen met het zwaard’, dat in Da Costa's De Slag bij Nieuwpoort, in een ‘lied naar Marnix' hart’,Ga naar voetnoot20 Nederland aanspoort tot de dienst aan God met verwijzing naar het loon der martelaren: ‘Voor dit verganklijk leven, / een onvergankbre kroon’. Het citaat uit het Wilhelmus, dat deze martelaren zingen, luidt: ‘Tot God wilt u begeven! / Zijn zalig juk neemt aan! / Als vrome Christnen leven, / 't Zal hier haast zijn gedaan’. Dr Heeroma hechtte aan de komma achter ‘leven’.Ga naar voetnoot21 Aan deze interpunctie die, als de traditionele, inderdaad opvalt na de voorafgaande De Costiaanse uitroeptekens, kan ik echter geen bewijskracht toekennen ten gunste van zijn interpretatie. Immers, direct op wat hierboven werd geciteerd volgt bij Da Costa: ‘Wie zich aan God wil geven, / Zijn dienaar wezen mag, / Diens ziel in 't eeuwig leven / Verwacht den jongsten dag’ - reminiscens aan graaf Adolf, de als martelaar en ‘vroom Christen man’ gevallen soldaat.Ga naar voetnoot22 Da Costa staat dus in de strijdbare traditie, die dr Heeroma bestreed. Dat deed m.i. ook Jan Schouten, die op de door dr Heeroma bedoelde bijeen- | |
[pagina 506]
| |
komst tijdens de oorlog, waarvan het doel ‘toerusting’ is geweest, geen ‘berusting’, en waarin hij wilde waarschuwen om ‘niet te slapen’ (Franse weergave str. XIV), zijn woorden beëindigde met het citeren, zonder nadere explicatieGa naar voetnoot23, van ‘Als vrome Christen leven, / Tsal hier haest zijn ghedaen’. Een Syriërschot, dat hem intuïtief een nieuwe interpretatie zou hebben doen treffen, behoeft men deze calvinistische verzetsman, die zozeer in de traditie stond, niet toe te schrijven.
Bergschenhoek, 28 aug. 1975 n. van der blom Hendrik Chabotlaan 45 | |
NaschriftToen het bovenstaande artikel al gezet was, kreeg ik in handen W.J.C. Buitendijk's Nederlandse Strijdzangen. In de commentaar op het Wilhelmus stelt ook deze auteur, dat met de Herder God wordt bedoeld. De in deze bloemlezing direct op het Wilhelmus volgende strijdzang, ‘Helpt nu u zelf, zo helpt u God’ levert m.i. echter een argument ten gunste van de opvatting dat Herder op de Prins doelt. In de laatste twee strofen heet het immers: ‘.../Dient den tiran van Spaanjen,/ Of volg (om hem te wederstaan)/ Den Prinse van Oraanjen./ / Helpt den Herder die voor u strijdt/ Of helpt den Wolf die u verbijt/ ...’ Het lied zelf geeft, vooraf, de oplossing van het beeld van de Herder. Nu kan ik me niet indenken, dat dit niet al eerder is gesignaleerd. Daarom voeg ik een opmerking toe. De beelden in het geuzenlied: de Herder (= de Prins) enerzijds, de Wolf en in vs. 31 de huurlink (= Alva) anderzijds, zijn àlle ontleend | |
[pagina 507]
| |
aan Joh. 10.Ga naar voetnoot1 Dat hoofdstuk uit het evangelie bleek echter (mede) bron te zijn voor strofe XIV van het Wilhelmus (a.c. p. 503) en van de passage over de Herder in het Plakkaat van Verlating (a.c., noot 11, slot). Het geuzenlied en het Wilhelmus zijn naar alle waarschijnlijkheid in dezelfde tijd, en met hetzelfde doel geschreven (Buitendijk, o.c. p. 67, slot inl.). Het komt me ongerijmd voor, dat in het ene propagandalied van een en dezelfde groepering de Herder zou staan voor de Prins, en in het andere voor God, terwijl dan weer in een officiële tekst als het Plakkaat de Herder beeld is voor de vorst. Ook in het Wilhelmus duidt de Herder de Prins aan. In ‘Slaet op den trommele’ (Buitendijk, o.c. 46 e.v.), waarschijnlijk van 1566, treft mij in couplet 4 (‘Vive le Geus’, etc.) zoveel overeenkomst met strofe XIV van het Wilhelmus, dat ik me afvraag of de dichter van ons volkslied er misschien door werd geïnspireerd en bij zijn hoorders de kennis ervan vooronderstelde. ‘Vive le Geus, wilt Christelijk leven’ heeft in elk geval de constructie ‘wilt’ met infinitivus. Wat de aanvulling van ‘wilt’ in XIV 7, zoals hierboven bepleit, temeer acceptabel moge maken. (Ik hoop in een bladvulling deze overeenkomst nader te adstrueren en daaraan toe te voegen een aanvulling op de commentaar op ‘Slaet op den trommele’). n. van der blom |
|