Jan van der Noot en ‘Tempera te tempori’
De spreuk ‘Tempera te tempori’ was in de zestiende eeuw vrij gebruikelijk. Zo schreef bijv. de Leuvenaar Martinus Waerseghers haar in het album van de Gentenaar Arnout Manlius op 4 Idus Maij 1576 (handschrift UB Heidelberg sig. Heid. Hs. 487, fo. 121v). Elders heb ik de volgende varianten gevonden: ‘Tempera tempora tempori’ en
Omnia tempus habet, modo tempora tempore ritè
Tempera et hoc melius tempora tempus erit
(beide uit alba in de verzameling 091 A 345 RB in het Peabody Institute, Baltimore Md, USA). Wie alba amicorum uit de zestiende eeuw onderzoekt, treft de maxime telkens weer in de een of andere vorm aan. Van der Noot heeft haar dus stellig niet uitgevonden, toch kan hij heel wel een specifieke grond gehad hebben om juist deze spreuk te bezigen.
Hij koos graag spreuken die betrekking hadden op zijn naam, zoals bijv. ‘Van der noot een duecht’ (Poëticsche Werken, ed. W. Waterschoot, Gent 1975, deel II, pag. 58 en 493). Het zou dus niet verrassend zijn wanneer ook deze spreuk een soortgelijke toepassing bleek te hebben. Het Latijn betekent: voeg u naar de tijd. Wat men toen daaronder verstaan heeft, wordt door een opmerking van Jacob Cats - zeker geen originele denker - duidelijk. Hij schrijft (Sinnebeelden XXIX): ‘sich na den tijd te voegen, dat is, de noot plaats te geven, is wijse luyden werk’. Hij staaft de uitleg met een aanhaling uit Cicero (Ep. fam. 4.9.2): ‘Tempori enim cedere, id est necessitati parere, semper sapientis habitum est’, en verder Eccl. 8.5: ‘Tempus et responsionem cor sapientis intelligit’. Beide loci zal Van der Noot gekend hebben. Het lijkt me waarschijnlijk dat hij deze associaties meebedoelde toen hij zijn alliterende spreuk koos en dat hij er dezelfde betekenis aan hechtte als Cats. Op die manier bracht hij een toespeling op zijn eigen naam aan en voegde zich daarmee bij de wijze mannen van de klassieke oudheid en de bijbel.
In dit verband dient nog een Latijnse auteur vermeld te worden: Publilius Syrus, wiens Sententiae in 1514 door Erasmus en in 1544 door Henricus Panthaleon uitgegeven en vrij algemeen op school gelezen werden. Sententia H 17 luidt: ‘Honeste servit qui succumbit tempori’; Hermann Beckby (Die Sprüche des Publilius Syrus lateinisch und deutsch, München 1969, blz. 32) vertaalt het zo: ‘Ehrbar ist Knechtschaft, die das Schicksal brachte’, hetgeen trouwens heel wat verder gaat dan Van der Noot zal bedoeld hebben.
leonard forster