De Nieuwe Taalgids. Jaargang 69
(1976)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||
Tekstanalyse als basis voor samenvatting1. Fundering van de voorgestelde analyse-methodeEen samenvatting legt een boodschap in kortere vorm vast. Daartoe wordt de redundantie uit de boodschap verwijderd, maar belangrijker is meestal de selectie uit de informatie: het wezenlijke komt in de samenvatting. Dit betekent dat de voornaamste ideeën moeten worden gepresenteerd in hun onderlinge relaties. Daarvoor is een analyse van de boodschap nodig die de relaties blootlegt; op basis daarvan moet, gegeven het samenvattingsdoel,Ga naar voetnoot1 een keuze worden gemaakt. Samenvatten is een praktische bezigheid van aanzienlijk belang. Het heeft zijn economie: tijd en opnemingsvermogen zijn schaarse goederen. Een analysemethode ten dienste van zo'n activiteit kan niet onbeperkt tijd en aandacht vragen. De methode zal dus betrekkelijk globaal moeten zijn. Ze zal genoegen moeten nemen met een bepaalde ‘trefkans’: het heeft geen zin te streven naar tijd en aandacht verslindende verfijning om bijv. 85% in plaats van 75% van de mogelijke taken goed te kunnen uitvoeren. In dit artikel bespreek ik een analysemethode die m.i. eenvoudig maar niet té globaal is. Bij de uitvoering van die analyse zijn de eerste drie stappen van het studerend lezenGa naar voetnoot2 duidelijk herkenbaar; naar mijn mening zijn ze hier ‘technisch’ verder ontwikkeld en daardoor praktisch beter bruikbaar. Op basis van deze exactere techniek is het mogelijk goed gecontroleerd samen te vatten in verschillende graden van uitgebreidheid. De analyse begint op basis van oriënterende lezing, om met name vast te stellen waar de tekst over gaat: wat de topic, het themaGa naar voetnoot3 is. Daarvoor is nodig dat de oriëntatie ook een heel voorlopig antwoord geeft op de vraag hoe de tekst in elkaar zit. Vervolgens komt een lezing die kwaliteiten van de globale en de intensieve lezing verenigt. Als in de globale lezing is de hoofdaandacht gericht op de structuur. Maar als in de intensieve lezing worden alle zinnen erbij betrokken. De structuuranalyse leidt tot een structuurnotatie in de vorm van basisuitspraken over de thema's plus structuuraanduidende vragen; dit sluit aan op mijn modificatie van de bekende SQ3R-methode van studerend lezen.Ga naar voetnoot4 | |||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||
Deze analyse zal alleen ‘restloos’ kunnen opgaan op teksten met een ‘perfecte’ structuur: teksten die een eenheid vormen van samenhangende uitspraken over uiteindelijk één thema. Binnen de onderdelen, zoals bijvooorbeeld de alinea's, geldt dan hetzelfde in kleiner bestek.Ga naar voetnoot5 Wel is het naar mijn persoonlijke waarneming zo, dat analisten die geverseerd zijn op ‘perfecte’ teksten in staat zijn ‘imperfecte’ teksten als het ware corrigerend te analyseren. Op basis van structuurinzicht en kennis van de behandelde zaken ‘herstellen’ ze de ‘fouten’, zolang het tenminste niet de spuigaten uitloopt.Ga naar voetnoot6 De bruikbaarheid van deze analysemethode is tot dusverre vooral beproefd in eigen gebruik. Verder heb ik wat feed back, in informele vorm, van enkele collega's uit secundair en tertiair onderwijs. Ik heb er moed uit geschept: het is mogelijk de analyse aan anderen te leren, met redelijk homogene uitkomsten. Op grond van de vernomen ervaringen heb ik trouwens verbeteringen kunnen aanbrengen. Of het aanleren ook zal leiden tot echte internalisering en tot blijvend gebruik - eventueel persoonlijk gemodificeerd - weet ik niet. Of blijvend gebruik een wezenlijke bijdrage zou leveren aan goed samenvatten, weet ik evenmin. Meten van resultaten van onderricht op wat langere termijn, stuit op enorme moeilijkheden. Hier lijkt dan ook te gelden wat meestal geldt bij de beoordeling van dergelijke methoden: men aanvaardt ze voorlopig al dan niet, naar gelang men er interne samenhang in waarneemt of niet, en aansluiting bij ‘beproefd’ geachte andere principes en methoden. | |||||||||||||||||||||
2. De stappen in de analyseIn bijgaande figuur geef ik een eerste overzicht over de totale analyse. Duidelijk komt tot uiting dat er bij thema- en structuurbepaling een anticiperende en een integrerende ingang zijn. Anticipatie leidt direct naar de bepaling, en richt de aandacht bij de volgende integratie, maar ze laat altijd onzekerheid bestaan. Integratie - als het goed is, vergemakkelijkt door de anticipatie - levert zekerheid: bevestiging van of correctie op de anticipatie. Verder laat het overzicht de wisselwerking tussen thema- en structuurbepaling uitkomen. | |||||||||||||||||||||
2.1. ThemabepalingHoewel een efficiënte themabepaling start met anticipatie, begin ik hier met de integrerende ingang. Dat is nodig om wat preciezer te kunnen uiteenzetten wat ik onder het thema van een gegeven teksteenheid versta. | |||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||
Tekstanalyse | |||||||||||||||||||||
2.1.1. Themabepaling door integratieThemabepaling door integratie start in kleinere eenheden en gaat dan door in grotere. Dat geschiedt door overkoepeling van de thema's der kleinere eenheden. Ik begin vanuit de zin als kleinste eenheid, en bepaal dan door overkoepeling het alinea-thema. Kenmerkend bij dit integratieproces is de voortschrijdende inperking van keuzemogelijkheden. Wanneer men van een kleine eenheid (i.c. de zin) probeert te bepalen waar die over gaat, zijn er veelal verschillende mogelijkheden. Een eenvoudige zin als ‘Professor Pokema wandelt iedere morgen voor het ontbijt’ biedt tenminste twee mogelijkheden. Men kan zowel ‘Professor Pokema’ als ‘het wandelen van Professor Pokema’ opvatten als het thema van deze zin. In het eerste geval wordt over het thema gezegd welke actie het wanneer | |||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||
onderneemt. In het tweede geval wordt over het thema gezegd wanneer het plaats vindt.Ga naar voetnoot7 Als men in een grotere eenheid de keuzemogelijkheden van de losse kleinste eenheden bij elkaar zou optellen, zou hun aantal al gauw erg groot worden. Maar een teksteenheid hoort een samenhangend geheel te zijn: de kleinere eenheden verenigen zich tot een grotere eenheid. Het thema van de grote eenheid overkoepelt de thema's van de kleinere, is het gemeenschappelijke thema. Daarover doen die kleinere elementen samen een serie samenhangende uitspraken. Bij de keuze uit de mogelijkheden (M.T.'s) in de kleinere eenheden is het zinvol dát M.T. te kiezen dat ‘in dienst staat’ van de grotere eenheid. En dan treedt onmiddellijk de zoëven genoemde sterke beperking op. Inpasbaarheid in het overkoepelend thema kan bestaan in directe uitdrukking van het overkoepelend thema, in een ‘gedaanteverwisseling’ ervan (parafrasering, verwijzing, categorisering of specifiëring) dan wel in een directe relatie tot het overkoepelend thema. Deze laatste mogelijkheid verdient nadere aandacht. In een grotere eenheid met overkoepelend thema kunnen elementen voorkomen die niet op te vatten zijn als uitspraken over het overkoepelend thema. Is er toch sprake van werkelijke eenheid, dan moet er wel een directe relatie bestaan, als causaliteit, conditionaliteit, concessiviteit, etc. In concreto: binnen een teksteenheid over inflatiebestrijding kunnen elementen voorkomen die bijv. voorwaarden of middelen noemen, zonder dat daarin het overkoepelend thema zelf op enigerlei wijze is uitgedrukt. De relatie is dan echter zo direct, dat deze elementen toch in de teksteenheid thuishoren.
Ik zal nu in een willekeurig uit de Nieuwe Taalgids geprikte alineaGa naar voetnoot8 het proces van themabepaling-door-integratie bekijken, om het begrip thema van een teksteenheid verder te verduidelijken. Per zin geef ik eerst de meest voor de hand liggende MT's, om te laten zien hoe door het groeien van de context het aantal mogelijkheden voor een overkoepelend thema snel afneemt.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||
Het is duidelijk dat de zinnen 2, 3 en 4 een gemeenschappelijk thema hebben: (het formuleren/schrijven van) een theorie. Zin 6 valt ook onder dit thema, als men tenminste ‘het hanteren van uniforme richtlijnen’ opvat als een parafrasering van ‘een theorie’, wat mijns inziens hier geoorloofd is. Om ook de plaats van de zinnen 5 en 1 te bepalen, moet men ook werken met de interactie van themabepaling en structuurbepaling. Zin 5 sluit via ‘tevens’ direct aan op de uitspraak over het thema in 4. Zin 1 geeft een uitspraak die in directe relatie staat tot het thema: waarom een theorie versnelling betekent. De geprikte alinea is niet uitzonderlijk gemakkelijk, maar wie de meegedeelde zaken een beetje beheerst, zal de MT's bij lezing waarschijnlijk kunnen ‘meenemen’ tot een indruk ontstaat omtrent het overkoepelende thema. Lastiger wordt het als de ‘gedaanteverwisselingen’ van het thema moeilijker worden, door parafrasering of genus-categorie of -specimen verhoudingen. Dan gaat kennis van zaken een steeds groter rol spelen bij de integratie. | |||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||
Zodra de lezer kan beschikken over duidelijke anticipaties, wordt zijn taak lichter. Een goede titel of een ander inleidend middel bevordert de herkenning vàn het overkoepelend thema zeer. Bij de themabepaling, met name op zinsniveau, komt men overigens veelvuldig voor een begrenzingsmoeilijkheid te staan: de grens tussen wat thema is en wat uitspraak erover. In het zojuist behandelde voorbeeld heb ik in feite nog in het midden gelaten wat precies het (overkoepelende) thema is: een theorie of het formuleren van een theorie. Gezien de zinnen 3 en 6 kies ik voor het kortste thema, terwijl ook zin 2 m.i. niet zozeer over het formuleren van een theorie gaat, maar over een (geformuleerde) theorie. In 4 en 5 is het ‘plaatselijke’ thema inderdaad: het formuleren van een theorie. Maar wat daar over het plaatselijke thema wordt gezegd - wat het inhoudt - geldt ook voor ‘een theorie’... Misschien heb ik hiermee mijn keuze voldoende geargumenteerd. In andere gevallen blijft er echter wel degelijk een gelijkwaardige keuze bestaan: beide alternatieven passen dan op de hele alinea. Uiteraard heeft dat consequenties voor de uitspraken over het thema: als de thema's ‘groeien’, dan ‘krimpen’ de uitspraken. Dat kan zó ver gaan, dat de uitspraak alleen nog maar is, dat het thema bestaat; m.i. is dan het evenwicht verbroken.Ga naar voetnoot11 Persoonlijk vind ik een beperking van het thema zover als verantwoord kan gebeuren, meestal het meest praktisch in de analyse. | |||||||||||||||||||||
2.1.2. Themabepaling door anticipatieEn nu dan, na de omkering van de natuurlijke volgorde die ik nodig achtte om het concept ‘thema’ wat uit te werken, de anticiperende benadering van het thema van grotere eenheden. Als demonstratie gebruik ik een klein, eenvoudig artikeltje. Gevaarlijke gasgeisers | |||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||
latieopeningen en kieren in deuren en ramen kan een levensgevaarlijke situatie scheppen. Op grond van de titel kan ik verschillende anticipaties vormen. Het kan zijn dat het stuk zal vertellen welke (merken) geisers gevaarlijke gasgeisers zijn (1). Het kan ook zijn dat het stuk zal vertellen wat de gevaren van gasgeisers zijn (2) (gevaarlijke gasgeisers = waarom gasgeisers gevaarlijk zijn).Ga naar voetnoot12 Door integratie moet ik nu zekerheid scheppen. Gaat de eerste alinea over (1) of (2)? Nee, al is er wel een verband. In de eerste zin gaat het over periodieke veiligheidskeuring om ongelukken met gasgeisers (d.w.z. acuut geworden gevaren) te voorkomen. De tweede zin gaat door op die keuring. Daarom zou ik als alineathema kiezen: periodieke veiligheidskeuring van gasgeisers. De eerste zin zegt waartoe, en door wie; de tweede zin geeft voorwaarden, die in de eerste zin al begonnen zijn.Ga naar voetnoot13 Wat is het thema van de tweede alinea? De eerste en tweede zin hebben als thema gemeen: het gebruik (= toepassen) van gasgeisers. De derde en vierde zin hebben periodieke keuring van gasgeisers als thema gemeen. Het verband tussen die twee groepjes in de alinea moet de lezer interpreteren: keuring vanwege (gevaren in) het gebruik. In de derde alinea is het gevaar van keukengasgeisers het thema: de uitspraken vertellen wanneer het optreedt. Wat is nu het overkoepelende thema? Keuring, of gevaar? Wanneer men leest vanuit de laatste alinea (die heel goed voorop had kunnen staan!), dan is het thema van de titel (volgens anticipatie (2)) correct. Maar in de gegeven volgorde lijkt periodieke veiligheidskeuring van gasgeisers het toch te winnen, en is ‘gevaren’ een deel van de uitspraak: keuring om gevaren te voorkomen. Vóór keuring als thema pleit ook de nieuwswaarde van juist de uitspraken dáárover. Kortom, de titel moge psychologisch goed zijn als trekkertje van aandacht, voor de juiste anticipatie op het thema deugt hij niet. Aan de andere kant is het verband tussen keuring en gevaar zó direct, dat de titel ook weer niet echt afleidend van de hoofdzaken is: keuring en gevaar zouden samenkomen in de hoofduitspraak over het thema.Ga naar voetnoot14 Anticipatie vanuit een titel of subtitel ligt voor de hand. Maar er zijn meer mogelijkheden, ook voor teksteenheden die niet voorzien zijn van betiteling. Een schrijver die zijn lezers snel op weg wil helpen in zijn tekst en in onderdelen ervan - een service die de lezer van informatief materiaal haast wel mag eisen - zal direct aan het begin duidelijk maken waar het over zal gaan. En dat geldt dan ook voor teksteenheden die niet betiteld worden, zoals alinea's. Daarom zal de eerste zin - of de tweede zin als de eerste een overgang maakt vanuit het voorgaande - veelal het thema goed herkenbaar aangeven. Dat kan doordat er | |||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||
een uitspraak wordt gedaan over het thema, of doordat het wordt aangekondigd. De schrijver kan dus bijvoorbeeld beginnen met een zin als: ‘De mosselenteelt zal door afsluiting van de Oosterschelde te gronde gaan’. Daarin doet hij een uitspraak over het thema de mosselenteelt. Hij kan bijvoorbeeld ook zo beginnen: ‘Ik zal het nu hebben over de mosselenteelt’. In dit geval kondigt hij het thema aan. Anticipatie kan ook gebeuren vanuit de afsluiting op alineaniveau dus vanuit de laatste zin of zinnen. Immers, het is weer een gewenste service aan de lezer om aan het slot één of andere vorm van samenvatting te geven of een terugblik op hetgeen in het voorafgaande behandeld is. Vanuit de voorlopige verwachting dat de schrijver zulke alinea's (c.q. grotere eenheden) schrijft, kan de lezer dus anticiperen vanuit begin en afsluiting; vaak zal hij zowel in het begin als in de afsluiting het thema duidelijk geformuleerd vinden. De schrijver is intussen niet gehouden om zulke zogenaamde standaardalinea's te schrijven: hij kan daar om allerlei bewuste en onbewuste redenen van afwijken. De anticipatie op grond van ‘standaardverwachtingen’ is met andere woorden veel onzekerder dan die op grond van een titel die de schrijver in ieder geval bewust heeft geformuleerd! Als lezer moet men zich dus flexibel opstellen, en de anticipatie vanuit begin en/of slot loslaten zodra voortschrijdende integratie onmogelijk blijkt naar de geanticipeerde keuze voor het overkoepelende thema. | |||||||||||||||||||||
2.2. StructuurbepalingOok bij de structuurbepaling keer ik in de behandeling de natuurlijke volgorde om, en begin met de integrerende benadering. Dat is nodig om enkele begrippen te verduidelijken en verwarring te voorkomen. De structuurbepaling stelt vast welke uitspraken over het thema (per gegeven eenheid) worden gedaan, in welke onderlinge relaties. Die analyse is gericht op de informatie over de werkelijkheid, en niet op de code. M.a.w., men interpreteert de code, de tekstpresentatie, om de werkelijke (de referentiële) relaties te leren kennen.Ga naar voetnoot15 Nu zijn veel tekstpresentaties nietspecifiek:Ga naar voetnoot16 men presenteert bijvoorbeeld een tijdverbinding met ‘toen’ om een causale samenhang in de werkelijkheid uit te drukken. Structuuranalyse is daarom een interpretatieve bezigheid, en daardoor is absolute overeenstemming in de resultaten van verschillende analisten niet zo waarschijnlijk. De kans op verschillen neemt bovendien nog toe, doordat ook voor de opzet van de analyse bepaalde keuzen gedaan moeten worden. Vaak komen er zo verschillende mogelijkheden naast elkaar te staan, die ieder zinnig genoemd kunnen worden. Datzelfde hebben we trouwens al gezien bij de themakeuze. | |||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||
2.2.1. Structuurbepaling door integratieDe integrerende structuurbepaling start vanaf het niveau van de alinea; start vanuit de zinnen zou een te gedetailleerd beeld opleveren. Voor de alinea-analyse is een startpunt nodig, waar het stelsel van verbindingen kan beginnen. Dat aangrijpingspunt noem ik de basisuitspraak over het thema. Het is een keuze van de analist, en een zuiver structureel aangrijpingspunt in zijn analyse. De verdere uitspraken laat hij zien als daaraan vastgeknoopt met knopen die zijn te beschrijven in de termen van de referentiële relaties: categorisering, redengeving, tijd, etc.Ga naar voetnoot17 Het is voor een overzichtelijke, concreet aandoende analyse handig om die ‘knopen’ te noteren in de vorm van voor de gelegde relaties specifieke vragen, als waarom, waardoor, waartoe, etc., etc. De basisuitspraak hoeft helemaal niet inhoudelijk de belangrijkste uitspraak te zijn, al komt dat wel vaak voor. De basisuitspraak is een structureel gegeven, en niet gelijk te stellen met ‘main idea’, ‘central thought’, of hoe het ‘kernidee’ ook verder pleegt te worden aangeduid. Ik kom daar straks nog op terug. De keuze van een zin - en bij grote, ingewikkelde zinnen vaak een deel van een zin - als basisuitspraak, is eigenlijk een kwestie van anticipatie op alineaniveau. In erg veel alinea's bewijst namelijk de schrijver aan de lezer de service, dat vanuit de eerste zin de structuur zich ontrolt. En als de eerste zin een kennelijke overgang is vanuit het voorgaande, dan blijkt de tweede zin vaak geschikt om in de analyse te dienen als basisuitspraak. Het kan tenslotte ook zijn dat de laatste zin de beste keuze is. Deze voorkeurplaatsen, te benutten bij anticipatie, corresponderen uiteraard niet toevallig met de voorkeurplaatsen voor de themabepaling. Een basisuitspraak is een uitspraak over het alinea-thema waaraan men de rest vastgeknoopt kan zien! Of één van de voorkeurzinnen inderdaad kan dienen als basisuitspraak, moet de analist proberen. Soms lukt het niet om vanuit één van dit drietal een bevredigende structuurbeschrijving-in-vragen te maken. Dan moet er verder worden geprobeerd. Soms blijkt, dat men als het ware een basisuitspraak moet toevoegen; dat is bijvoorbeeld het geval als een alinea een aantal parallelle voorbeelden geeft zonder overkoepelende algemene uitspraak. De aanknopingen in de structuur, de vragen, kunnen vastzitten aan de hele basisuitspraak, maar ook aan een deel ervan, of alleen aan het thema. En zodra er eenmaal vragen bij de basisuitspraak zijn, kunnen verdere vragen ook onderling aansluiten.Ga naar voetnoot18 Ik heb er zoëven al op gewezen dat men het begrip basisuitspraak niet moet gelijkstellen met ‘main idea’. Een basisuitspraak kan bijvoorbeeld heel goed de helft van een main idea, een kernidee, verwoorden. De basisuitspraak kan bijvoorbeeld het thema in een oorzaak plaatsen, waarna volgende zinen het gevolg uitdrukken. De totale oorzaak-gevolgrelatie is echter het kernidee! Aan de andere kant komt het ook regelmatig voor dat een alinea een reeks opeenvolgende feiten geeft, zonder dat men daar een hiërarchie in hoofd- en bijzaken in kan aan- | |||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||
brengen. Dan is de basisuitspraak alleen het vertrekpunt (c.q. eindpunt) waar een reeks gelijkwaardige, onderling verbonden schakels aangrijpt.Ga naar voetnoot19 Voor een eerste voorbeeld van structuuranalyse keer ik nog even terug naar de WNT-alinea. De eerste zin daarin ging niet direct over het thema en komt dus niet in aanmerking als basisuitspraak. De tweede zin wel; van daaruit lukt een zinnige analyse, terwijl het feit dat de laatste zin (in mijn interpretatie) een parafrase is van de tweede een sterke ondersteuning is van de keuze. De analyse kan er dan als volgt uitzien: Zin 2 (+ zin 6): basisuitspraak over het thema een theorie. Het integrerend karakter van deze analyse is m.i. duidelijk: de aparte zinnen blijken in hun functie t.o.z.v. de basisuitspraak te verenigen door de groepsgewijze overeenkomt in functie. Ik zou m.i. zelfs nog een stap verder kunnen gaan: zin 4 + 5 zijn, door het geven van de inhoud, ondersteuning van de waaromvraag. Zover mogelijk geïntegreerd blijft dan in de analyse van deze alinea staan: basisuitspraak over een theorie + waarom.
Zodra de analyse meer gaat omvatten dan een alinea, komen er uiteraard verdere stappen van integratie: het vaststellen van een overkoepelend thema van de gekozen groep, en zover mogelijk voortschrijdende integratie van de uitspraken daarover. Ook daarvan geef ik een klein voorbeeld, nu aan een nieuw klein artikel, waarbij ik de analyse in margine noteer per alinea; daarna bespreek ik de gronden waarop deze analyse berust, en tenslotte een integratie van het geheel.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||
In de eerste alinea gaat de themakeuze m.i. tussen (1) ‘allerlei boeken die tot voor kort vrijwel vergeten waren’ en ‘het verschijnsel... te zijn’. Bij (1) is de uitspraak erover: (thema) zijn bij herdruk een succes, wat opmerkelijk is. Bij de keuze voor (2) is de uitspraak: (thema) is opmerkelijk. De voorbeelden in zin 2 passen precies onder keuze (2). Maar in zin 3 wordt niet met zoveel woorden gerept over de opmerkelijkheid; het voorbeeld daar past iets beter onder (1), waarbij dan de nadere kwalificatie als ‘opmerkelijk’ wordt weggelaten: (specimen van thema (1)) is bij herdruk een succes. (1) en (2) zie ik als gelijkwaardige mogelijkheden; ik kies (1), omdat ik bij gelijkwaardigheid liever het thema beperkter en de uitspraak ruimer houd; dat blijkt vaak handiger in de totale analyse, zoals ik al eerder heb uiteengezet. In de volgende alinea's lijkt de themakeuze me niet problematisch. Ik laat de basisuitspraken hier niet samenvallen met de zinnen, vanwege de zware lading der laatste. Het is m.i. handiger te splitsen op een manier als aangegeven met teksthaken: de basisuitspraken worden overzichtelijker en de rest van de zin verschijnt als antwoord op een aangeknoopte vraag. Als overkoepelend thema komt alleen in aanmerking De kleine republiek. Om de ‘top van de structuur’ te laten zien, moet men vaststellen wat als uiteindelijke | |||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||
hoofduitspraak over het thema kan gelden, als antwoord op de hoofdvraag. De titel geeft de (anticiperende!) lezer een aanwijzing: hoofduitspraak is dat De kleine republiek is herdrukt, m.a.w. wat er staat in de tweede alinea als basisuitspraak (zodra men bekijkt wat de hoofdvraag is over het overkoepelende thema moeten ook de basisuitspraken in de kleinere eenheden opgevat worden als antwoord op vragen over hun thema!). De eerste alinea is hiermee - dacht ik - verbonden als reden: ‘in het spoor hiervan’ interpreteer ik als ‘daarom’. De eerste alinea beantwoordt dus bij de hoofduitspraak de vraag waarom. De rest van alinea 2 is antwoord op de vraag hoe. De derde en vierde alinea beantwoorden samen de vraag met welk te verwachten resultaat. Ik zie namelijk de derde alinea als een vergelijking door tegenstelling, en als ondergeschikt aan de vierde; alleen de vierde alinea sluit per slot van rekening direct aan de hoofduitspraak aan. Kortom: op de hoofduitspraak ‘De uitgeverij Bert Bakker is gekomen met een nieuwe uitgave van De kleine republiek’ sluiten de vragen aan: waarom, hoe, met welk te verwachten resultaat. Wat is het belangrijkste? Dat hangt af van de informatiebehoefte van de analist-samenvatter. | |||||||||||||||||||||
2.2.2. Structuurbepaling door anticipatieDoor anticipatie probeert de analist een indruk te krijgen hoe de tekst in elkaar zit. Hij probeert vast te stellen wat de hoofduitspraak is over het overkoepelende thema, en wat de voornaamste relaties van daaruit zijn, zónder dat hij eerst de hele tekst leest en integrerend op structuur analyseert. In het voorafgaande heb ik daar al wat op vooruitgegrepen. In klein bestek is het proberen of eerste, tweede of laatste zin van een alinea kan fungeren als basisuitspraak, al een vorm van anticiperend werken. Het gebruik van een titel niet alleen om te anticiperen op het overkoepelend thema, maar ook op wat daarover gezegd kan worden, is een anticipatie op de grootste schaal. Ik zal me in deze paragraaf noodzakelijkerwijze moeten beperken tot enkele globale opmerkingen. Demonstratie aan voorbeelden vraagt namelijk een hoeveelheid ruimte die ik hier helaas niet beschikbaar heb. Bij de analyse van een wat grotere tekst, onderverdeeld in paragrafen of zelfs hoofdstukken met eigen betiteling, inleiding en afsluiting, kan men vóór de eigenlijke lezing van het betreffende stuk tekst al anticiperen hoe het in elkaar zit, wat de functie is van de onderdelen, en wat de hoofduitspraak is over het overkoepelende thema. Een bepaalde soort titels, de uitspraaktitels, geven dit laatste al bij voorbaat aan (als ze adequaat gebruikt zijn). De inleiding (zowel op geheel als op subeenheden) levert meestal verdere anticipatiemogelijkheden. Ze stelt in veel gevallen kort de voornaamste relaties die in het stuk worden uitgewerkt. En er is ook een type inleiding dat specifiek gericht is op de structuur. De schrijver vertelt dan wat hij achtereenvolgens aan de orde stelt, vanwege welke onderlinge relaties. Ook de afsluiting kan benut worden voor structuuranticipatie, omdat de afsluiting in veel gevallen een samenvattend karakter heeft, en als zodanig de ‘top van de structuur’ weergeeft. | |||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||
De schrijver kan ook door typografische middelen binnen de tekst anticipaties mogelijk maken zonder dat de omringende tekst eerst gelezen en geanalyseerd hoeft te worden. Uiteraard geldt voor structuuranticipaties hetzelfde als voor anticiperende themabepaling: de anticipatie levert een onzekere verwachting. Integrerende analyse zal zekerheid moeten brengen: bevestiging of correctie. | |||||||||||||||||||||
3. Analyse als basis voor samenvattingDe beschreven tekstanalyse maakt overzichtelijk wat er in de tekst gezegd wordt, waarover en in welke onderlinge samenhangen. De basisuitspraken over de thema's plus de (beantwoorde) vragen, op verschillende niveaus, maken het de samenvatter mogelijk te kiezen hoe gedetailleerd hij zijn weergave van de boodschap wil construeren. Wil hij alleen de hoofduitspraak over het allesoverkoepelende thema? Wil hij m.a.w. maken wat ik een minisamenvatting noem, dan moet een goede analyse, in een samenspel tussen anticipatie en integratie, dat mogelijk maken - als de tekst tenminste goed was geconstrueerd. Wil hij een tekstvervangende, oftewel representatieve samenvatting maken? Dan zullen thema's die kleinere groepen eenheden overkoepelen en de daarbij behorende vragen, alsmede hun relaties tot de hoofduitspraak genoteerd moeten worden.Ga naar voetnoot21 In hoeverre een samenvatting representatief is, blijft een beslissing van de analist, maar intersubjectieve overeenstemming blijkt toch vaak tot op vrij grote hoogte mogelijk. Zo is een goed uitgevoerde analyse een behoorlijk soliede basis voor constructie van samenvattingen, en voor een gesprek over eventueel optredende meningsverschillen over de karakteristieken van een geproduceerde samenvatting.
Instituut De Vooys Emmalaan 29, Utrecht w. drop |
|