| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Semantiek van Leech in vertaling
Dat de linguïstiek de laatste jaren grote belangstelling ondervindt, blijkt o.m. uit de vele publikaties die op een groter publiek mikken zonder dat ze daarbij een onverantwoorde popularisering van de stof vertonen. Een goed voorbeeld daarvan vormen de Aula-boeken, waarvan de reeks taalkundige geschriften - op zichzelf al een respectabel aantal omvattend - nu weer is uitgebreid met een vertaling van het uit 1974 daterende Semantics van Geoffrey Leech. Men verwacht dus kennelijk zo'n debiet, dat men een vertaling durft uit te brengen voor een taalkundig geinteresseerd publiek waarvan toch aan te nemen valt, dat het ook zonder veel moeite het Engels origineel zou kunnen lezen. Kennelijk is dat laatste toch niet meer het geval.
Het werk van Leech biedt een zaakrijke en lezenswaardige inleiding tot de semantische problematiek, zoals die zich de laatste tien jaar heeft ontwikkeld. De auteur geeft een duidelijk overzicht van de betekenissen van ‘betekenis’, dat culmineert in het onderscheid in zeven typen van betekenis. Aan de hand daarvan ontwikkelt Leech zijn zienswijze op betekenis-componenten en dito contrasten, bepaalt hij de verhouding van de semantiek tot de andere onderdelen van de taalkunde, de logica, de maatschappij, bespreekt hij de ‘dieptesemantiek’, het begrip presuppositie en factualiteit en komen ook verschillende alternatieve theorieën aan de orde. Een uitvoerige literatuuropgave besluit dit boek, dat niet alleen een inleidend karakter heeft, maar ook voldoende persoonlijke visie van de auteur zelf bevat om de vakgenoot te kunnen boeien.
Het boek is vertaald (door J. Hendrickx), niet bewerkt, wat wil zeggen dat de Engelstalige voorbeelden ook vertaald zijn en niet ‘naa 's Landts gelegenheidt verduitscht’ of op andere wijze voor Nederlandse lezers aangepast. Men krijgt dus inderdaad Leech's werk in handen. Opvallend is wel dat de Engelse tekst van de Pelican, die XII en 386 bladzijden beslaat, in vertaling twee Aula's omvat (nrs. 556 en 557), van resp. 208 en 239 bladzijden. Dat betekent ook dat de Nederlandse editie twee maal f 9.50 kost, de Engelse daarentegen omstreeks f 8.- (afhankelijk van de devaluatie van het pond). Wie het gemak wil hebben van de toegankelijkheid die zijn eigen moedertaal nu eenmaal verschaft, moet daar dus wel wat voor overhebben. Voor de inhoud hoeft men het niet te laten.
M.C.v.d.T.
| |
De taalgebruiker in de mens
Onder de titel De taalgebruiker in de mens. Een uitzicht over de taalpsychologie heeft G. Kempen, gespecialiseerd in taal- en geheugenpsychologie en docerend bij de vakgroep Psychologische Functieleer aan de Nijmeegse Universiteit, een korte inleiding in de taalpsychologie gepubliceerd. Het werk is opgezet in drie delen. In het ‘Algemene deel’ behandelt Kempen de taalpsychologie vanuit het perspectief van de ‘taalgebruiker’, d.w.z. het mentale systeem dat de mens in staat stelt tot taalgedrag in al zijn variëteiten, zoals spraakverstaan, zinsontleding, formuleren en articuleren. Interessant voor de linguïst zijn hierbij Kempens uiteenzettingen over de bezwaren die van psychologische zijde bestaan tegen het transformatiemecha- | |
| |
nisme als zinsgenerator in een taalgebruikersmodel. In het ‘Bijzondere deel’ van deze inleiding wordt aandacht gevraagd voor toepassingen van de taalpsychologie in moedertaalverwerving, vreemdetaalverwerving en taalpathologie (vooral t.a.v. afasie). Het ‘Encyclopedisch deel’ tenslotte bevat een alfabetisch trefwoordenregister met definities en voorbeelden van grondbegrippen uit de taalstudie, zowel linguïstische als psycholinguïstische.
Deze korte inleiding - in totaal 80 bladzijden - is bedoeld als tekst bij cursussen over taalpsychologie en taalbeheersing, maar bovendien is de theorie van de ‘taalgebruiker’ nieuw genoeg om het boek aantrekkelijk te maken voor lezers die reeds enige kennis bezitten van de taalpsychologie. Ondanks het duidelijk inleidend karakter is het niveau niet eenvoudig. Dit geldt met name voor een aantal toelichtingen in het ‘Encyclopedisch deel’ over automaten en formele grammatica's. Levelt, die het boekje terecht een lovend voorwoord meegaf, lijkt ons iets te optimistisch wanneer hij zegt dat geen speciale voorkennis vereist is; voor de eerste jaren van het wetenschappelijk onderwijs en de lerarenopleiding zal nadere toelichting van een docent wel noodzakelijk zijn. Zo leidt de prijzenswaardige helderheid van Kempens opzet tot een beknoptheid, die prikkelt tot verder vragen. Misschien vindt Kempen nog eens de tijd daarvoor een uitvoeriger werk te schrijven; men kan daar met hoog gespannen verwachtingen naar uitzien. - De taalgebruiker in de mens is een uitgave van H.D. Tjeenk Willink te Groningen; de prijs bedraagt f 13,-.
M.C.v.d.T.
| |
Wijsbegeerte en taal
Van de hand van de Leidse hoogleraar in de filosofie, Gabriël Nuchelmans, is een bundel opstellen verschenen onder de titel Wijsbegeerte en taal. Twaalf studies. Hoewel dit werk niet specifiek tot de neerlandistiek behoort, is het belangrijk genoeg om het in deze rubriek aan te kondigen.
Nuchelmans heeft hier twaalf eerder verschenen opstellen, min of meer bewerkt, als hoofdstukken tot een doorlopend geheel verenigd. Een aantal daarvan is afkomstig uit het Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte en uit Wijsgerig Perspectief op Maatschappij en Wetenschap. Het betreft hier de hoofdstukken I ‘Het eigene der wijsbegeerte’, II ‘Wijsbegeerte en geldigheid’, III ‘Wijsgerige interpretatie en reïnterpretatie’, V ‘Taal en intersubjectiviteit’, VI ‘Taalperspectivisme’, X ‘De dragers van logische relaties’ en XII ‘Taaluiting en logische structuur’. Ook hoofdstuk IX is uit een filosofisch tijdschrift afkomstig: ‘Verwijzen en beweren’ is eerst in het Duits verschenen in Conceptus. Zeitschrift für Philosophie. De andere opstellen zullen vele taalkundigen al uit andere bron bekend zijn, nl. hoofdstuk IV ‘Taalwetenschap en wijsbegeerte’, dat in Controversen in de taal- en literatuurwetenschap (van Servire, Wassenaar 1974) gepubliceerd is, hoofdstuk VII ‘Regels en regelmaat’, bekend uit de Handelingen van het 29ste Nederlandse Filologencongres, hoofdstuk VIII, ‘Taaldaden’, het vermaarde opstel uit Forum der Letteren van 1967, en tenslotte XI, ‘Het Mentaals, de taal van het denken’, uit Leuvense Bijdragen van 1972.
| |
| |
Het is een goede gedachte geweest van auteur en uitgever deze verspreide opstellen in deze vorm verkrijgbaar te stellen. In het ‘Voorwoord’ wijst Nuchelmans op de opvallende verandering in de meeste filosofische stromingen van de twintigste eeuw: men is zich steeds meer gaan interesseren voor de wijsbegeerte van het gewone taalgebruik en zo hebben zich richtingen in de filosofie ontwikkeld die zich soms vrijwel uitsluitend met kwesties van taal en betekenis zijn gaan bezighouden. Voor ieder die geïnteresseerd is in wijsbegeerte en taal zal Wijsbegeerte en taal een welkome bijdrage tot dit specifieke vakgebied betekenen. - Het boek is uitgegeven bij Boom in Meppel en kost f 25,50.
M.C.v.d.T.
| |
Jaarboek De Franse Nederlanden
Door de ‘Stichting Ons Erfdeel vzw’ is het eerste jaarboek (1976) De Franse Nederlanden - Les Pays-Bas Français uitgegeven. Het is een 256 bladzijden tellende publikatie geworden, waarin men aan alle aspecten van het cultureel, sociaal, economisch en algemeen maatschappelijk gebeuren in Frans Vlaanderen aandacht wil geven. Als zodanig wil de redactie van dit jaarboek dit streven encadreren in de algemene heropleving van de regionale culturen, die vooral in sterk centraliserende landen in de verdrukking raken.
Het boek bevat een groot aantal artikelen over gevarieerde onderwerpen, alle in het Nederlands of het Frans geschreven; elk artikel is altijd voorzien van een samenvatting in de andere taal. Op taal- en letterkundig gebied zijn hier bijdragen afgedrukt van M. Gijsseling, ‘Ontstaan en verschuiving van de taalgrens in Noord-Frankrijk’, van J. Smeyers, ‘Achttiende-eeuwse literatuur in het Nederlands in Noord-Frankrijk’, van M. Nuyttens, ‘De weerslag van de Franse onderwijswetten op de achteruitgang van de volkstaal in Noord-Frankrijk in de 19e eeuw’, van E. Defoort, ‘Vital Celen (1887-1956) en Frans Vlaanderen’, van H. Ryckeboer, ‘De behoefte aan een taalsociologisch onderzoek in Frans-Vlaanderen’, van A. Demedts, ‘Tien jaar kontakten met de Franse Nederlanden’, van C. Moeyaert, ‘De hedendaagse schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk’ (in feite een woordenlijst). Daarnaast vinden we hier opstellen over historische, economische en aardrijkskundige onderwerpen in direkt verband met Frans Vlaanderen, waaronder een publikatie van het ‘geestelijk testament’ van de in 1968 gestorven flamingant Jean-Marie Gantois een curiositeit vormt. Het jaarboek wordt besloten met een tweetalige, beredeneerde bibliografie over 1975 en een eveneens tweetalige kroniek over datzelfde jaar. Het geheel is op zwaar papier gedrukt en voorzien van een aantal illustraties. De prijs in Nederland bedraagt f 35,-, in België Bfr. 500. De ‘Stichting Ons Erfdeel vzw’ is gevestigd Murissonstraat 160, B-8530 Rekkem, tel. (056) 411201.
M.C.v.d.T.
| |
Nederlands in de Antillen en Suriname
In de reeks Schakels, een uitgave van het Kabinet voor Surinaamse en Nederlands- | |
| |
Antilliaanse Zaken, zijn twee publikaties verschenen over het Nederlands in de Antillen en in Suriname. Het boekje Antilliaans Nederlands van drs. A.J. Vervoorn geeft een summier overzicht van de taalkundige situatie op de Nederlandse Antillen, geïllustreerd met voorbeelden van Nederlands taalgebruik bij Antilliaanse auteurs met specifiek Antilliaanse bijzonderheden. Aparte aandacht wijdt Vervoorn aan verschijnselen als contaminatie, incongruentie, gebruik van er, voornaamwoorden en wat dies meer zij. Het Nederlands in Suriname bevat een bijdrage van F.J. van Wel over de taalsituatie, speciaal t.a.v. het onderwijs, in Suriname, en een bijdrage van Vervoorn over het Nederlands en de Surinaamse letterkunde, wederom met veel voorbeelden uit talrijke auteurs en een aparte beschrijving van opvallende grammaticale verschijnselen. Beide boekjes, resp. 72 en 64 bladzijden groot, bevatten elk een beknopte literatuuropgave. De strekking van deze Schakels is van voorlichtende aard en dienovereenkomstig zijn beide geschriften weinig technisch, maar vlot leesbaar. Zolang de voorraad strekt zijn deze nummers gratis verkrijgbaar bij het Bureau Voorlichting van bovengenoemd Kabinet, Herengracht 19a, Den Haag (postbus 115).
M.C.v.d.T.
| |
Verslag Vijfde Colloquium Nederlandistiek
Kort voordat het Zesde Colloquium zal worden gehouden - eind augustus/begin september 1976 - is verschenen het Verslag van het Vijfde Colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten, zoals dat eind augustus 1973 te Leiden en Noordwijkerhout plaats gehad heeft. Behalve de gebruikelijke toespraken en gelegenheidsredevoeringen zijn in dit verslag ook voordrachten opgenomen die meer speciaal op het vak zelf betrekking hebben. Daartoe zijn te rekenen de lezing van H.B.G. Casimir over ‘Natuurwetenschap en de Nederlandse taal’, van J.G. Kooij onder de titel ‘Jan vraagt Piet als Jan Piet ziet of: hoe leg ik woordvolgorde uit?’ en van B.C. Damsteegt over ‘De onontkoombaarheid van het kompromis (spellingsproblematiek)’. Naast deze onderwerpen uit de taalkunde bood de afdeling letterkunde de volgende lezingen: ‘Nog geen geschiedenis. Enkele aspecten van de moderne Nederlandse literatuur’ door R.P. Meijer en ‘Van traditionele naar moderne roman in Vlaanderen’ door F. van Vlierden. In de afdeling didactiek is de voordracht te vinden van G. Extra over ‘Onderwijs Nederlands als vreemde taal in Nederland’, waarbij een aantal verslagen aansluiten per taalgebied. Het meest substantieel zijn daarbij de bijdragen van Lagerwey, Kirsner (over het systeem van de werkwoordstijden in het Engels en het Nederlands) en Rigelsford.
Van algemenere strekking waren de lezingen over ‘Actuele vraagstukken’; onder dat hoofd zijn opgenomen ‘Culturele aspiraties van de Vlaamse Beweging anno 1973’ door J. Fleerackers en ‘De ontwikkelingen van het geestelijk leven in Nederland, met name binnen de Rooms-Katholieke Kerk, in de laatste tien jaar’, door F. Haarsma. Min of meer binnen dit kader valt ook het thema van de voordracht die de Belgische oud-minister A. Coppé bij de slotzitting hield: ‘Het Nederlands in Europa - in de wereld: uit een andere hoek bekeken’.
| |
| |
Interessant zijn verder de verslagen van de werkvergaderingen, vooral de samenvatting van J. de Rooij t.a.v. ‘Stand en ontwikkeling van de neerlandistiek aan enkele buitenlandse universiteiten door aldaar werkzame docenten’ (het valt daarbij op dat de secretaris van de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek de gangbare term neerlandistiek bezigt in plaats van het toch altijd wat moeilijk in de mond liggende nederlandistiek; voor een aantal neerlandici vast een hele opluchting!). Met de resoluties en een lijst van deelnemers wordt dit 284 bladz. tellende boek besloten. Niet alleen de colloquia zelf zijn langzamerhand tot manifestaties geworden die van eminent belang zijn voor de neerlandistiek extra muros, maar ook de met zorg uitgegeven verslagen vormen een reeks boekwerken die men niet meer zou willen missen.
M.C.v.d.T.
| |
Zesde Colloquium Neerlandicum
De zeldzame keren dat er in deze rubriek gelegenheid bestaat een gebeurtenis in de neerlandistiek van te voren aan te kondigen in plaats van achteraf te verslaan, mag deze kans niet ongebruikt voorbij gaan. Van 30 augustus tot en met 4 september organiseert de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek (waarvan het bestuur overigens van plan is de ledenvergadering voor te stellen het woord Nederlandistiek in de naam van de vereniging te vervangen door Neerlandistiek) een colloquium te Antwerpen. De leden van de vereniging, voor het grootste deel docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten, zullen elkaar ontmoeten bij een aantal recepties, excursies, vergaderingen en tentoonstellingen, maar ook bij een reeks lezingen, onder meer over de didactiek van het Nederlands als moedertaal en als vreemde taal (F. van Passel, P.K. King, J.G. Wilmots, J. de Rooij), over de ‘state of the art’ in de moderne linguïstiek (F. Daems), over sociodialectologie (Mevr. Dr. Jo Daan), over litteraire analyse (Mevrouw Prof. Dr. M. Schenkeveld), en over het Nederlandse Renaissance-drama als Europees verschijnsel (Prof. Dr. L. Rens). Nadere gegevens zijn te verkrijgen bij de secretaris van de IVN, Dr. J. de Rooij, p/a IVN, NUFFIC, Molenstraat 27, 's-Gravenhage.
Met het oog op het belang van dit colloquium mogen hier de woorden worden aangehaald waarmee Prof. Dr. H. Schultink zijn verslag van het vijfde colloquium in Ntg. 66 (1973) op blz. 534 besloot: ‘Te weinig hecht is tot nu toe de band tussen de neerlandici extra muros en hun collega's thuis. Met versterking van die relatie zouden stellig niet alleen de vakgenoten in het buitenland hun voordeel kunnen doen.’
W.P.G.
| |
Jan van Parijs
In de januari-aflevering van deze jaargang is op p. 75 gewag gemaakt van een reeks facsimiles van Nederlandse volksboeken, uitgegeven door het antiquariaat Merlijn te Hulst. Op het daar besproken volksboek van Reynaart de Vos is nu een tweede deeltje gevolgd: Een schoone historie van Jan van Parys, koning van
| |
| |
Vrankryk, naar een ongedateerde Antwerpse druk ‘by Josephus Thys, Boek-drukker en Boek-verkooper, op de Vlas-merkt in de Pauw’, een drukker die vermoedelijk tussen 1818 en 1842 werkzaam is geweest. De Roman de Jean de Paris, het voorbeeld van het Nederlandse volksboek waarvan de oudst bekende druk uit 1612 dateert (Debaene, p. 223), is een vijftiende-eeuwse Franse roman over een Franse prins die het hart van een Spaanse prinses weet te winnen, niettegenstaande het feit van haar verloving met de bejaarde koning van Engeland. Het lijkt aannemelijk dat zich achter deze fictie een dynastieke realiteit verbergt: het huwelijk van Karel VIII met Anna van Bretagne, de bruid van de rooms-koning Maximiliaan. Het hier gefacsimileerde Nederlandse volksboek, dat ook een boeiende ‘Lyst der Boeken’, een voorraadcatalogus van Josephus Thys bevat, leende zich wat beter voor reproduktie dan het Reynaart-volksboek. Bovendien heeft de uitgever een korte bibliografie en een litteratuuropgave toegevoegd, zodat de lezer ongeveer weet wat hij voor zich heeft, al blijven de gegevens minimaal. Merlijn Volksboeken nr. 2 is à f 12,50 te bestellen bij het genoemde antiquariaat.
W.P.G.
| |
Heruitgaven van De dichter Revius van W.A.P. Smit en diens editie van de Over-ysselsche Sangen en Dichten
Het is verheugend dat Revius in de belangstelling blijft staan. Een bewijs daarvoor leveren twee heruitgaven, door H&S Publishers te Utrecht verzorgd: werd in 1975 de dissertatie van W.A.P. Smit over De dichter Revius naar de eerste uitgave (Amsterdam, 1928) in de handel gebracht, onlangs verscheen een onveranderde herdruk van de bekende editie der Over-ysselsche Sangen en Dichten (Amsterdam, 1930, 1935), eveneens van Smits hand. Het zou beledigend voor de lezers van dit tijdschrift zijn, te veronderstellen dat het nodig is hun het belang van deze herdrukken duidelijk te maken. Antiquarisch zijn de oorspronkelijke uitgaven zeer gezocht, nu kan iedere belangstellende de boeken aanschaffen, weliswaar niet voor een gering bedrag, maar toch voor een prijs die aanzienlijk lager ligt dan wat men in het antiquariaat moet betalen. Het is jammer dat aan de studie over Revius niet een lijst is toegevoegd van de publikaties die sedert 1928 aan hem zijn gewijd, op dezelfde wijze als in 1972 bij de heruitgave van Jacobsens boek over Carel van Mander is geschied. Dat de keuze van een dunne papiersoort het mogelijk maakte de twee delen van de Sangen en Dichten in één band bijeen te brengen, lijkt me een voordeel.
De dichter Revius is ingenaaid voor f 40,60, het dichtwerk gebonden voor f 85,- verkrijgbaar.
W. Vermeer
| |
Composities van Constantijn Huygens
Van de meer dan achthonderd muziekwerken die Huygens volgens een brief van zijn hand van enkele maanden voor zijn dood gecomponeerd heeft, is slechts de Pathodia Sacra et Profana bewaard gebleven. De eerste uitgave is van 1647 (Parijs). Een heruitgave van J.P.N. Land uit 1882 is noch voor praktische, noch
| |
| |
voor wetenschappelijke doeleinden bruikbaar. Daarom heeft Frits Noske, met medewerking van Noelle Barker, een nieuwe editie bezorgd (Amsterdam, Saul B. Groen, 1976; prijs f 27,50). De bundel behelst twintig Latijnse psalmen, twaalf Italiaanse aria's en zeven Franse airs, alle voor solostem en basso continuo. ‘Het werk is... een zeldzaam voorbeeld van pure monodie uit de Lage Landen en als zodanig niet slechts van artistieke, maar ook van historische betekenis’.
In de oorspronkelijke uitgave is niet vermeld van wie de teksten van de liederen zijn. De editeur heeft kunnen vaststellen dat zes Italiaanse teksten madrigalen van Giambattista Marino zijn. De woorden van XXVIII en die van de zes Franse airs zijn van Huygens zelf. De auteur van de gedichten XXVII, XXIX - XXXII en XXXVI is niet bekend. Noske acht het waarschijnlijk dat ook deze teksten van Huygens zelf zijn. Voor muziekliefhebbers onder de neerlandici die kennis willen nemen van een ander artistiek talent van Constantijn Huygens, een aantrekkelijke uitgave!
B.v.d.B.
| |
Studia Germanica Gandensia XVI (1975)
Leonard Forster geeft een overzicht van door anderen aangedragen nieuwe gegevens betreffende de problemen die hij onderzocht heeft in zijn boek Janus Gruter's English years (1967). W. Vanderweghe publiceert de licht herziene tekst van zijn lezing op het 30e Vlaams Filologencongres (Gent, 1975): Kommentatieve en performatieve werkwoorden. Hij beperkt zijn waarnemingen betreffende de taalhandelingswerkwoorden in deze bijdrage tot die in bewerende uitingen die een commentaargevend karakter hebben en wijst er een aantal subcategorieën in aan. V. Meurs levert een morfologische bijdrage over de Engelse adjectieven op -able. Rudy Coppieters schrijft over Echo patterns in contemporary English fiction. P. Robberechts beschrijft enige aspecten van de syntaxis van Engelse krantenkoppen en komt daarbij tot de conclusie dat daarin slechts geringe structuurverschillen bestaan tussen de Guardian, de Times en de Daily Telegraph. Overtreding van dieptestructuurregels komt in de koppen slechts bij hoge uitzondering voor. De bijdrage van N. Verschuren is van taaldidactische aard. Hij gaat na, in hoeverre de tegenwoordige onderwijsleerboeken in België het de leerlingen mogelijk maken, de Engelse modale werkwoorden juist te gebruiken. Jozef De Vos komt ten aanzien van de voorstellingen van Shakespeare's toneelstukken door het ‘Vlaamse volkstoneel’ tot de conclusie dat daarin geprobeerd werd Shakespeare relevant te maken voor de eigentijdse situatie. Men veroorloofde zich daartoe aanmerkelijke afwijkingen van zijn teksten, maar realiseerde de pure toneelmogelijkheden van zijn stukken ten volle, met opmerkelijk succes bij het publiek. Christiaan Versluys schrijft over de karakters in het werk van William Faulkner. H.J. Leloux behandelt laat-middeleeuwse versies van een Maria-abecedarium uit Noord-Duitsland en het Noord-oosten van Nederland, geeft een nog niet gepubliceerde versie uit een codex
van de Hertog-Augustbibliotheek in Wolfenbüttel en komt tot de (voorlopige) conclusie dat het origineel uit Westfalen stamt. M. van de Velde stelt in SOV und die Beschreibung der Wortstellung im Deutschen tentatief voor, de verplaatsingstransformaties te ordenen als: verb placement - topicalisation - extrapo- | |
| |
sition - pre- en postponing. R. Duhamel wil in Zijn de litteraire genres classificerende of structurerende principes? de basis leggen voor een semiotische genretheorie, die ervan uitgaat dat litteraire genres verschillende bewustwordingsprocessen zijn. In Taalonderzoek en computer geeft G. Laureys nog eens de belangrijkste aspecten aan van de automatische taalverwerking en biedt vervolgens bij wijze van illustratie een schets van een coderingsprogramma voor het onderzoek van de syntaxis van het gesproken en geschreven Zweeds. Men kan zich voor B.Fr. 300 abonneren op deze Studia (Blandijnberg 2,9000 Gent, België).
B.v.d.B.
| |
IPO annual progress report, Nr. 10, 1975
Dit jaarverslag van het IPO telt vijf afdelingen, namelijk auditory perception, speech, visual perception, instrumentation en IPO publications 1975. De afdeling Speech biedt eerst een overzicht van het onderzoek inzake spraakperceptie in het IPO in 1975. Dan volgt een bijdrage van 't Hart waaruit blijkt dat nieuwe experimenten hebben aangetoond dat een spreker een niet-finale toondaling in een taaluiting hetzij onmiddellijk achter de eraan voorafgaande prominentie verlenende stijging moet aanbrengen, hetzij moet laten samenvallen met een syntactische hoofdgrens (NP, VP, enz.). J.J. de Rooy deed een onderzoek waaruit geconcludeerd mag worden, dat de prosodische informatie een waardevolle hulp kan zijn bij het waarnemen van syntactische structuren. A.D.V. van Katwijk onderzocht accentpatronen in reeksen van telwoorden. Als men een rijtje als 24, 25, 26, leest, valt het hoofdaccent op de eenheden, terwijl het in een rijtje als 31, 41, 51 op de tientallen valt. Bij het lezen van een gemengde reeks als 24, 31, 25, 41 valt het accent op de eenheden, niet op de tientallen. De lezer blijkt dus een reeks van getallen zo te accentueren, dat, als dit mogelijk is, grotere structurele eenheden ontstaan. A. Cohen en S.G. Nooteboom geven een beknopt verslag van het symposion over dynamische aspecten van spraakperceptie, dat van 4-6 augustus 1975 in Eindhoven gehouden is.
B.v.d.B.
|
|