De Nieuwe Taalgids. Jaargang 69
(1976)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De weglaatbaarheid van het voorzetsel in situerende temporele bepalingen1. Inleiding.In hun Inleiding tot de syntaxis rekenen klooster, verkuyl en luif (1969: 67-72) tot de temporele bepalingen: de bijwoordelijke bepalingen van tijd (T-tijd), die van duur (T-duur) en die van frequentie (T-freq.). Deze laatste met enig voorbehoud, omdat ze niet zoals T-tijd en T-duur een tijdsperiode noemt of aanduidt. De auteurs gaan ervan uit dat ook de temporele bepalingen die geen voorzetsel bevatten te herleiden zijn tot prepositieconstituenten. De temporele bepalingen die het VC-gebeuren specificeren of aanduiden in relatie tot de tijdslijn, verdelen ze in twee groepen onder het opzicht van de aard der voorzetsels, nl. een groep van situerende temporele bepalingen en een groep van relationele temporele bepalingen. Ze poneren dat alleen situerende tijdsbepalingen zonder voorzetsel kunnen voorkomen, maar ze gaan niet in op de voorwaarden voor weglaatbaarheid van de prepositie. Het is de bedoeling van dit artikel de voorwaarden voor die weglaatbaarheid te beschrijven.Ga naar voetnoot1 Zoals de titel al te kennen geeft, nemen we aan dat situerende temporele bepalingen in de DS prepositieconstituenten zijn van de struktuur. De symbolen PREP, DET en SUBST duiden abstracte dieptestruktuurelementen aan, die zich eventueel kunnen ontwikkelen tot morfologisch gerealiseerde vormen. In de bepaling in die week zijn PREP, DET en SUBST ontwikkeld tot vormen in de oppervlaktestruktuur, in de bepaling die week is dat alleen het geval met DET en SUBST. We gaan voorbij aan zuiver deiktische bepalingen als toen, waarin zich geen enkel van de abstracte dieptestruktuurelementen apart tot morfologisch gerealiseerde vorm heeft ontwikkeld. Ons onderzoek naar de deleerbaarheid van het voorzetsel in situerende temporele bepalingen is dus meer bepaald gewijd aan de voorwaarden waaronder de prepositieconstituent aan de oppervlakte verschijnt als nominale constituent. We vragen ons m.a.w. af onder welke voorwaarden aan het dieptestruktuurelement PREP geen oppervlaktesymbool prep hoeft te beantwoorden. De nieuwe taalgids 69-3, 231-244 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Situerende temporele voorzetsels.Voordat we de vraag naar de deleerbaarheid van de situerende temporele vooraan de orde kunnen stellen, moeten we weten welke deze voorzetsels zijn, die, om het met klooster, verkuyl en luif (1969: 69) te zeggen ‘het VC-gebeuren rechtstreeks situeren binnen de grenzen van de periode die door de tijdsbepaling wordt genoemd of aangeduid’. klooster, verkuyl en luif noemen alleen tijdens, in, op en gedurende. Volgens van langendonck (1974: 10) moeten aan dit lijstje te, aan en bij worden toegevoegd. Dit zijn drie preposities die weijnen (1964) buiten zijn bespreking heeft gehouden. weijnen vindt dat er weinig reden is aan de prepositie bij een temporele betekenis toe te kennen: Voor een eigennaam in de temporele sfeer (Pasen, Nieuwjaar, enz.) komt het in ieder geval niet voor. Weliswaar geeft Van Dale in dit opzicht als omschrijving: ‘gedurende (zekere tijdruimte), onder (zekere omstandigheden)’, maar bij de voorbeelden is er altijd van omstandigheid sprake. In gevallen ook als bij dag, bij nacht, bij avond wordt juist als bij licht of bij ontij speciaal dààrop gelet. Dat geldt ook van: bij vlagen en zeker van bij een glas wijn, al brengt Van Dale dit bij gelijktijdigheid onder (1964: 140). Aan is volgens weijnen een variant van bij (1964: 137). Syntagma's als te allen tijde, te gelegener tijd, te zijner tijd en heden ten dage laat weijnen terzijde op grond van hun isolering: het voorzetsel wordt door een datief gevolgd. (1964: 147). Deze door weijnen genoemde syntagma's zijn ook bij Van Dale te vinden. Aan het aldaar eveneens vermelde te middernacht gaat weijnen stilzwijgend voorbij, terwijl van langendonck precies dit toch wel alleenstaand geval als voorbeeld gebruikt! van langendonck vermeldt niet op welke gronden hij aan de situerende voorzetsels die klooster, verkuyl en luif noemen, precies te, aan en bij wenst toe te voegen. Hij spreekt over deze preposities n.a.v. de behandeling van een door hem geponeerde temporele casus (Temp) in het kader van een Nederlandse Casusgrammatica. Met de termen ‘situerend’ en ‘relationeel’, die klooster, verkuyl en luif (1969: 69) en verkuyl (1970: 15) gebruiken, corresponderen bij hem ‘intern verwijzend’ resp. ‘extern verwijzend’. Hij stelt vast dat alleen prepositieconstituenmet een intern verwijzend temporeel voorzetsel kunnen worden getransformeerd tot een onderwerps-NC, althans in de constructie [het + zijn + Adj. + Temp]: Het was warm in juni Juni was warm Als voorbeelden van Temp met intern temporele preposities geeft hij ook de prepositieconstituenten te middernacht, bij nacht en aan het begin van het steentijdperk. De transformatie tot onderwerps-NC lijkt ons alleen voor de laatste prepositieconstituent mogelijk. Als we de transformeerbaarheid als criterium zouden aannemen bij het onderscheiden van intern en extern verwijzende temporele preposities, zou bv. ook om niet intern verwijzend zijn. weijnen (1964: 136) echter ziet tussen op en om geen betekenisverschil en meent ze als elkaars syntagmatische varianten te moeten beschouwen: om wordt gebruikt voor aanduidingen van het uur (Duits Uhr), op in de andere gevallen. verkuyl (1970: 15) probeert het onderscheid situerend-relationeel te verduidelijken met parafrases. Voor de zinnen Ik woon in Amsterdam en Ik woon naast de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RAI luiden ze: Amsterdam is de plaats waar ik woon en Ik woon op een plaats die gelegen is naast (de plaats waar) de RAI (staat). De moeilijkheid met deze parafrases is dat ze wel mogelijk zijn met zinnen waarin de voorzetsels locatieve betekenis hebben, maar niet met zinnen waarin temporele voorzetsels voorkomen. We zeggen wel de plaats + voegwoordelijk bijw., maar niet de tijd + voegwoordelijk bijw. Parafrases met behulp van een pronominaal bijwoord of een voorzetsel gevolgd door het pronomen dewelke/hetwelk zijn mogelijk voor alle zinnen met een temporele bepaling, ongeacht of het een situerende of een relationele is. Vergelijk
Met deze parafrase is het dus niet mogelijk bij temporele preposities het onderscheid situerend-relationeel te expliciteren. Een niet onbelangrijke vaststelling is dat vervanging van het pronominaal bijwoord of van het voorzetsel + dewelke/hetwelk door het voegwoord dat, slechts mogelijk is in parafrases van zinnen met een situerende temporele bepaling. Niet alle zinnen met een situerende temporele bepaling echter komen voor een parafrase met dat in aanmerking. Ze is zeker niet mogelijk als het substantief in de tijdsbepaling geen zuivere tijdsaanduiding maar een zuiver gebeursubstantief is.
Is het met deze parafrase niet mogelijk bij temporele preposities het onderscheid situerend-relationeel te expliciteren, dan lijkt ons dat wel mogelijk met een parafrasering die alleen geldt voor voorzetselconstituenten, ingeleid door een relationele temporele prepositie. Een constituent als sinds zijn thuiskomst kan worden geparafraseerd als sinds hij thuiskwam. Een dergelijke parafraseringsmogelijkheid ontbreekt bij bv. bij zijn thuiskomst. Vergelijk nog
In verband met deze parafraseringsmogelijkheid tekenen zich bij de relationele temporele preposities twee mogelijkheden af. Sedert/sinds, tot en voor nemen in die mate het karakter van een voegwoord aan dat toevoeging van het voegwoord dat optioneel is:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na en tegen blijven in die mate het karakter van een voorzetsel behouden, dat ze slechts een constructie van het type NC + VC kunnen inleiden, als de versterking met dat niet ontbreekt. Vergelijk
Ook van behoeft een voegwoord ter versterking, maar het hoeft niet dat te zijn. Van Dale geeft van als, van dan en van toen: ik schiet, van als gij nader komt, uw domme kop in gruis (Gezelle); van dat ze een pink was, kon ze al goed redeneren; van toen ze verscheen op het bal, heeft hij geen enkele dans voorbij laten gaanGa naar voetnoot2. Na, tegen en van, de drie relationele temporele preposities die niet zonder behulp van een voegwoord de constructie van het type NC + VC kunnen inleiden, hebben elk een variant naast zich die in geen geval een woordgroep met een persoonsvorm kan inleiden. Het zijn resp. over, bij en vanaf. Over het verband tussen na en over zegt weijnen (1964: 141-142): ‘Ten dele zijn over en na vrije varianten. Dit geldt zowel bij uuraanduidingen (kwart over vier - kwart na vier;...) als na woorden die als zodanig een tijdsruimte uitdrukken (ik kom over een jaar wel weer terug = ik kom na een jaar wel weer terug;) in het laatste geval omschrijft Van Dale over met ‘na verloop van’’. ‘Precies dezelfde betekenis (als tegen, V.H.) heeft bij: in een syntagma als ‘het is bij zessen’. Als men dit vergelijkt met ‘tegen zessen kom ik’ en ‘het loopt tegen zessen’, ziet het er naar uit dat tegen en bij elkaars combinatorische varianten zijn. Met betrekking tot vanaf en van tenslotte lezen we bij weijnen (1964: 135): ‘Een variant van vanaf is van. Enkele voorbeelden uit Van Dale maken dit duidelijk: “van het ogenblik waarop Philips voor goed naar Spanje vertrok” en “ik ben al van vor half zes op”. Volgens het WNT, XVIII, 388 wordt het (o.a.) gebruikt “Bij de aanduiding van het beginpunt in den tijd: sedert, sinds”. Maar dan volgt meteen: “a) In verb. met znw. of vnw. die steeds een scherp omlijnd tijdperk of tijdstip aanduiden. In N.-Nederl. thans meestal in verb. met af... b) In verb. met bijw.; thans in N.-Nederl. ongewoon, behalve in verbinding met een ander bijw.” Het blijkt dus dat van in deze betekenis een uitstervende variant is, maar dat deze zich nog in enkele syntagmata handhaaft a) onmiddellijk gevolgd door een voorzetsel: ik ben al van voor half zes op, b) in het correlatieve van... tot...: van zeven tot negen, c) als achter het eerstvolgend element nog een bijwoord volgt: van toen af.’ Dat over, bij en vanaf niet de constructie voegw. +NC+VC kunnen inleiden, houdt hiermee verband dat deze preposities restricties in combineerbaardheid vertonen met het substantief in de temporele bepaling. Dit kan niet een nominalisatie zijn zoals in de a-versies van de constituenten (5)-(11). Blijkens wat voorafgaat zouden relationeel zijn 1) temporele preposities die een constructie voegwoord + NC + VC kunnen inleiden (sedert/sinds, tot, voor) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2) temporele preposities die een constructie voegwoord + NC + VC inleiden (na, tegen, van) 3) - op semantische gronden - de varianten van deze laatste (over, bij, en vanaf)Ga naar voetnoot3.
De situerende preposities kunnen we negatief bepalen als de preposities die niet (met of zonder een voegwoord) een constructie (NC + VC) kunnen inleiden of een variant zijn van een prepositie die dat kan. Situerende voorzetsels zouden dan zijn de reeds genoemde op, in, tijdens en gedurende. Zoals boven gezegd ziet weijnen (1964: 136) de prepositie om (om één uur) als een syntagmatische variante van op. Verder ziet hij een oppositie tussen enerzijds op en om en anderzijds in, tijdens en gedurende en het nog niet genoemde onder, omdat de eerste groep uitsluitend dient om op een bepaald tijdstip te situeren en de tweede in een bepaalde tijdsruimte. In, onder, gedurende en tijdens noemt hij ‘gedeeltelijk-combinatorische varianten van één lexeem’, wegens hun niet geheel gelijke syntactische verbindbaarheid. Een ietwat afwijkende voorstelling van zaken vinden we bij van langendonck (1974: 19-20), die de betekenis van deze voorzetsels nader typeert aan de hand van het feature [± isolative]. Over dat feature zegt hij: ‘with time denominations [± isol] indicates whether or not the interval in question is brought to the fore: [+ isol] with Temp tends to denote a definite, clear cut point of time; [- isol] rather refers to time-spans which may be vague and constitutes the unmarked value of the feature. (...) the preposition op “on” tends to accompany [+ isol] phrases; with [- isol] we find: in/te/om/met “in, at”, tijdens/onder/gedurende “during, for”, sometimes als van (e.g. van de week “this week”) or no preposition at all (e.g. morgen “tomorrow”).’ Bij wijze van illustratie geeft van langendonck de volgende situerende tijdsbepalingen ter vergelijking
De preposities met en van die van langendonck hier ter sprake brengt, neemt weijnen niet op in zijn lexicale systeem van de temporele preposities. Hij meent ‘dat met niet zonder meer in de temporele laag thuis hoort, omdat men de functie evenzeer als circumstantieel of zelfs als conditioneel (voor de toekomst) of causaal (voor het verleden) kan opvatten: met het aanbreken van de dag, met Pasen krijg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
je een nieuwe jas, ze hebben met Pasen een nieuwe jas gekregen’ (1964: 144). De prepositie van in bv. van de zomer, van 't jaar laat weijnen buiten beschouwing omdat het voorzetsel samen met een ander woord een eenheid vormt die integraal een betekenis heeft en die dan een heel paradigma achter zich kan krijgen. Hier heeft van + lidwoord dezelfde betekenis als het demonstrativium van nabijheid (deze, dit) (1964: 147). Naast de indeling op grond van het feature [± isol] staat de indeling van intern situerende preposities in een groep die betekent ‘op alle momenten van de periode x’ en een groep die betekent ‘op zekere momenten van de periode x’. verkuyl (1970: 16-18) heeft dit betekenisverschil het eerst beschreven voor tijdens en gedurende. van langendonck (1974: 35) meent dat tot de klasse van tijdens ook behoren: met, in, op en onder. Tot de klasse van gedurende behoort o.i. ook door in een zin als: zijn rapporten waren door het jaar heel slecht. Volgens weijnen (1964: 138) wordt er immers enige nadruk gelegd op het feit dat de tijdruimte geheel gevuld is.
Van de temporele preposities zijn nog niet besproken: tussen, omstreeks, omtrent, rond, binnen en buiten.
In de tijdsbepalingen tussen elf en twaalf, tussen Pasen en Pinksteren, tussen licht donker geven elf en twaalf, Pasen en Pinksteren, licht en donker de grenzen van een periode aan, maar die periode wordt niet genoemd. De bedenking dat tussen elf en twaalf betekent ‘na elf en voor twaalf’ doet ons overhellen tot de mening dat tussen relationeel is. Tussen is de enige disjunctieve relationele temporele prepositie. weijnen (1964: 142) noemt o.i. ten onrechte ook omstreeks, omtrent en rond disjunctief. Deze ‘irrelevante varianten van hetzelfde lexeem’ zoals hij (1964: 134) ze noemt, betekenen ‘kort voor of na een bepaald tijdstip’. Tussen situeert tussen twee punten (tijdstip) of intervallen (tijdsperiode) op de tijdslijn en omstreeks, omtrent en rond aan beide zijden van een punt of interval. Dit laatste doet ten slotte ook buiten (buiten de broedtijd) dat kan omschreven worden als ‘voor of na’ en dus in privatieve tegenstelling staat met omtrent/omstreeks/rond. Binnen dient volgens Van Dale ‘ter aanduiding dat iets geschiedt na het begin en voor het einde van een genoemde tijdsduur; gewoonl. met de bet. in minder tijd dan: die afstand heb ik binnen 't uur gelopen; het moet binnen drie dagen betaald worden, vóór die om zijn’. We zijn geneigd tussen, omstreeks/omtrent/rond, binnen en buiten tot de relationele preposities te rekenen op semantische gronden: we kunnen de betekenis ervan immers het best omschrijven met behulp van de relationele preposities voor en na. Schematisch weergegeven:
We kunnen deze preposities dus relationeel noemen op grond van hun betekenis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar komt bij dat tussen, de enige van de drie die geen restricties in combineerbaarheid vertoont met het substantief in de temporele bepaling, ook de constructie voegw + NC + VC kan inleiden: (12) Tussen toen ik hier nog als kind speelde en nu, is er veel veranderd.
Wij besluiten deze paragraaf met twee lijsten temporele preposities: een lijst van de situerende en één van de relationele. In deze lijsten zijn ook opgenomen de preposities waaraan weijnen liever geen temporele betekenis toekent (aan, bij in bv. ‘bij nacht’, met) of die hij terzijde laat wegens de isolering in de syntagma's waarin ze voorkomen (door in bv. ‘door de week’, te in bv. ‘te zijner tijd’, van in bv. ‘van 't jaar’).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Het substantief in situerende temporele bepalingen.Situerende preposities kunnen in de oppervlaktestruktuur van temporele bepalingen worden weggelaten onder bepaalde voorwaarden. verkuyl (1970: 14) zegt hierover: ‘De afwezigheid van prep blijkt te zijn onderworpen aan bepaalde, vrij gecompliceerde condities, die te maken hebben met de aard van het substantief, van de determinator en de aanwezigheid van bepalingen bij het substantief’. Uitgaande van deze vaststelling zullen we in deze paragraaf nagaan welke soorten substantieven in temporele bepalingen voorkomen. In 4 beschrijven we met welke determinators die substantieven kunnen worden gecombineerd. In 5 onderzoeken we in welke mate verschillende soorten bepalingen bij het substantief bepalend zijn voor de weglaatbaarheid van het voorzetsel.
De substantieven die in temporele bepalingen voorkomen zijn volgens verkuyl (1970: 15) gebeursubstantieven. Hij onderscheidt vier soorten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat het onderscheid ook bij de tijdsaanduidingen die een tijdsmoment aangeven een rol speelt, blijkt uit de vergelijking van de volgende zinnen.
verkuyl (1970: 19) laat de tijdsaanduidingen die een tijdsmoment aangeven buiten beschouwing, wellicht omdat hij van mening is dat zij de duur aangeven. Als ze discreet geordende tijdsmomenten noemen is dat inderdaad altijd het geval, maar als ze momenten aangeven die elkaer zonder onderbreking opvolgen, niet. Vergelijk in dit verband zinnen (13a) en (14a) met zinnen (22)-(27).
Bij de gebeursubstantieven die een tijdsduur impliceren komen eventieve en nieteventieve substantieven voor (vergadering, wedstrijd, operatie, les tegenover afwezigheid, jeugd, ziekte, presidentschap). Eventieve gebeursubstantieven die een tijdsduur impliceren noemen perioden die discreet geordend zijn. De onderbreking is niet regelmatig zoals bij middagen, zomers en weekends, maar onregelmatig zoals bij oogwenken en flitsen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De combineerbaarheid met een determinator.Een gedetailleerd overzicht van de soorten substantieven die in temporele bepalingen voorkomen ziet er als volgt uit:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de combineerbaarheid van deze substantieven betreft, kunnen we vier groepen onderscheiden: tot de eerste groep behoren de substantieven sub Ia en IIa; tot de tweede groep de substantieven sub Ib, IIIa en IV, tot de derde de substantieven sub IIIb en tot de vierde die sub IIb. Zuivere tijdsaanduidingen die elkaar zonder onderbreking opvolgende momenten of perioden noemen zijn verbindbaar met een aanwijzend, onbepaald of vragend voornaamwoord en ook met een lidwoord; met dit laatste echter alleen als ze vergezeld zijn van een bepaling.
Zin (21) is welgevormd, maar dag staat er niet voor etmaal, noch in tegenstelling tot nacht. verkuyl (1970: 20) zegt n.a.v. de vergelijkbare zin (29) Op een dag kwam ik Joost tegen in Amsterdam: ‘De bepaling geeft (...) in feite geen enkele informatie en lijkt meer de functie te hebben van een tijdsintrodictie, te vergelijken met eens in Er was eens een koning. Zo zal niemand op de vraag wanneer kwam je hem tegen antwoorden: Ik weet het niet meer precies, maar het was op een dag, terwijl..., maar het was op een avond wel zinvolle infomatie verschaft’. Ook zin (28) is welgevormd, maar de tijdsbepaling drukt er T-duur uit.
Bij zuivere tijdsaanduidingen die discreet geordende perioden aangeven en bij eventieve gebeursubstantieven, die een tijdsduur impliceren is de combineerbaar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid met een determinator dezelfde. De determinator kan zijn: een aanwijzend, bezittelijk, onbepaald of vragend voornaamwoord en ook een lidwoord. Combineerbaarheid met een lidwoord veronderstelt bij deze substantieven niet dat zij vergezeld zijn van een bepaling:
Bij gebeursubstantieven die een tijdsmoment impliceren (botsing, explosie) is de combineerbaarheid met een determinator dezelfde als bij zuivere tijdsaanduidingen die discreet geordende perioden aangeven en bij eventieve gebeursubstantieven die een tijdsduur impliceren. Er dient echter opgemerkt te worden dat in prepositieconstituenten met gebeursubstantieven die een tijdsmoment impliceren alleen de prepositie bij voorkomt.
De niet-eventieve gebeursubstantieven zijn combineerbaar met een aanwijzend, bezittelijk, onbepaald en vragend voornaamwoord. In verbinding met een lidwoord komen ze (vooral?) voor als ze vergezeld zijn van een bepaling.
Pure tijdsaanduidingen die discreet geordende momenten aangeven (oogwenk, tel) zijn slechts combineerbaar met het lidwoord een. We kunnen ze verder buiten be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schouwing laten omdat ze niet voor kunnen komen in intern situerende temporele bepalingen. In een oogwenk, op een tel, in een flits enz. drukken T-duur uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De weglaatbaarheid van het voorzetsel in adverbiale positie.Wij kunnen de deleerbaarheid van de prepositie vatten in een drietal regels. 1o/ Zoals blijkt uit zinnen (15)-(28) is het voorzetsel bij zuivere tijdsaanduidingen die perioden of momenten noemen welke zonder onderbreking op elkaar volgen weglaatbaar ongeacht de determinator waarmee het substantief verbonden is. 2o/ Bij zuivere tijdsaanduidingen die discreet geordende perioden aangeven en bij eventieve gebeursubstantieven die een tijdsduur impliceren is het voorzetsel weglaatbaar behalve wanneer het substantief verbonden is met een bezittelijk voornaamwoord of een lidwoord.
Bij deze regel gelden twee beperkingen. a) Is het substantief verbonden met een lidwoord van onbepaaldheid dan is het voorzetsel soms wel weglaatbaar bij zuivere tijdsaanduidingen die discreet geordende perioden aanduiden: Vergelijk:
Dit verschil in weglaatbaarheid staat in verband met het feature [± isolatief]. Het voorzetsel blijkt alleen weglaatbaar te zijn bij substantieven met het feature [+isol]. Bij eventieve gebeursubstantieven die een tijdsduur impliceren is het voorzetsel niet weglaatbaar, wat we in verband kunnen brengen met de vaststelling van van langendonck (1974: 35) dat de oppositie [± isol] bij gebeursubstantieven geen rol speelt, maar bij tijdsaanduidingen tot op zekere hoogte wel. b) Is het substantief verbonden met een bezittelijk voornaamwoord of een lidwoord dan wordt de weglaatbaarheid van de prepositie soms wel bewerkt door een bepaling bij het substantief. Dit is echter niet in gelijke mate het geval in prepositieconstituenten met verschillende soorten determinators. Is de bepaling vorige of volgende, dan is de prepositie in alle gevallen weglaatbaar:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beperkte weglaatbaarheid doet zich voor in de volgende restrictieve NP's: Als de determinator een possessivum of een lidwoord van bepaaldheid is, bewerkt ook een rangtelwoord of een superlatief weglaatbaarheid van de prepositie:
De superlatief door een stellende trap vervangen is hier nauwelijks of niet mogelijk. Een eventuele stellende trap moet in elk geval opgevat worden als de transformatie van een beperkende betrekkelijke bijzin en drukt dus een tegenstelling uit. Iemand die twee avonden TV gekeken heeft en dat de ene avond boeiend, de andere vervelend vond, kan zeggen:
Is de determinator een lidwoord van onbepaaldheid, dan is een stellende trap lang niet zo ongewoon bij zuivere tijdsaanduidingen die discreet geordende perioden aangeven
Het adjectief drukt hier niet noodzakelijk een tegenstelling uit en hoeft dus niet te worden opgevat als de transformatie van een beperkende betrekkelijke bijzin. Nabepalingen ten slotte maken de weglaatbaarheid van de prepositie maar alleen mogelijk als ze voorkomen bij substantieven die een lidwoord van bepaaldheid als determinator bij zich hebben:
3o/ Is het substantief in een situerende tijdsbepaling een niet-eventief gebeursubstantief of is het een gebeursubstantief dat een tijdsmoment impliceert dan is de prepositie niet weglaatbaar.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Conclusie.Een eerste vaststelling geldt de soorten substantieven die in situerende tijdsbepalingen voorkomen. Van de soorten substantieven in tijdsbepalingen, is er één die niet in de situerende temporele bepaling optreedt, met name de zuivere tijdsaanduiding die al dan niet discreet geordende momenten aangeeft (moment/ogenblik/oogwenk, tel). Een tweede vaststelling geldt de verbindbaarheid van de substantieven in de situerende temporele bepaling, met een determinator. Deze verbindbaarheid blijkt vooral verband te houden met de manier waarop de aangegeven of geïmpliceerde perioden of momenten op elkaar volgen: met of zonder onderbreking. Het feature [± contigu] is dus in verband met de verbindbaarheid belangrijker dan het feature [± duur] en dan het onderscheid tussen zuivere tijdsaanduidingen en zuivere gebeursubstantieven. Immers, voor woorden als uur, week en maand enerzijds en moment, ogenblik anderzijds is de verbindbaarheid dezelfde, voor woorden als middag, weekend en vakantie, vergadering, repetitie en optreden, botsing, explosie en knal eveneens. Een derde en laatste vaststelling houdt verband met de weglaatbaarheid van de prepositie. Van de zes soorten substantieven die in een situerende tijdsbepaling voorkomen, zijn er twee waarbij de prepositie niet weglaatbaar is: het niet telbare gebeurssubstantief en het telbare gebeursubstantief dat een tijdsmoment impliceert. Van de vier overige soorten substantieven die in een situerende tijdsbepaling voorkomen zijn er twee waarbij de prepositie weglaatbaar is, ongeacht de determinator: zuivere tijdsaanduidingen die perioden aangeven en zuivere tijdsaanduidingen die momenten aangeven. Bij de twee overige soorten substantieven die in de situerende temporele bepaling kunnen voorkomen, wordt de weglaatbaarheid van de prepositie bepaald door de aard van de determinator. Als de deletie krachtens de aard van de determinator geblokkeerd wordt, kan ze door sommige soorten bepalingen gedeblokkeerd worden. De soorten bepalingen die hiervoor in aanmerking komen, lijken te verschillen naar gelang van de determinator. De afwezigheid van prep. heeft dus niet alleen met de aard van het substantief en de determinator en met de aanwezigheid van bepalingen te maken zoals verkuyl meent (zie citaat p. 237), maar ook met de aard van de bepalingen. Welke soorten bepalingen bij welke soorten determinators de weglaatbaarheid van de prepositie deblokkeren, zal nog wel nauwkeuriger beschreven kunnen worden dan in dit artikel is gebeurd.
1790 Hekelgem, Blakmeers 104 p. van hauwermeiren
Bibliografie klooster, w.g., verkuyl, h.j. & luif, j.h.j., Inleiding tot de syntaxis. Praktische zinsleer van het Nederlands, Stam-Kemperman, Culemborg/Keulen, 1969. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van langendonck, w., Internally referring prepositions and the subcategorization of space and time denomimantions in a Netherlandic case grammar, Leuvensen Bijdragen 63, 1974, p1. 1-41. verkuyl, h.j., De relevantie van logische operatoren voor de analyse van temporele bepalingen, Studia Neerlandica, 2, 1970, p. 7-33. weijnen, a., De structuur van de temporele laag van de voorzetselbetekenissen, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 80, 1964, p. 133-150. |
|