Lawaai
In ‘Spel van zinnen, Album A. van Loey’ (1975) ontzenuwt A.P. de Bont z.g. Van Wijks dubieuze etymologie van lawaai. De terughoudendheid van Van Haeringen viel reeds op te maken uit zijn correctie: ‘Wsch.’ lees ‘Misschien’.
De waterdichtheid van De Bonts betoog kan mij niet weerhouden van een interessante toevoeging. Hoewel Van Haeringen zowel als De Vries in zijn lijst van geraadpleegde werken vermeldt: Lokotsch, Etymologisches Wörterbuch der europäischen Wörter orientalischen Ursprungs (Heidelberg, 1927), rept geen van beiden van de verlokkelijke explicatie aldaar: Hebr. lewai: Interjektion des Wunsches, utinam! Da die Juden, wenn sie mit ihrer gewohnten Lebhaftigkeit und ihrem Eifer sprachen, dieses Wort häufig im Munde hatten, entstand hieraus ndl. lawaai ‘Lärm, Geräusch’ in den Ausdrücken: er is groot lawaai und hij maakt veel lawaai.
Tilburg, Stadhuisplein 216
w. sterenborg