De Nieuwe Taalgids. Jaargang 69
(1976)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Appositionele NP's in het NederlandsI InleidingEvelyne Delorme en Ray C. Dougherty hebben in hun artikel over Appositive NP Constructions argumenten naar voren gebracht, die, in hun ogen althans, pleiten voor een niet-transformationele aanpak van ‘Appositive NP's’ (Delorme en Dougherty 1972). Het is mijn bedoeling in dit artikel aan te tonen, dat het paradigma van woordgroepen als we men, we, men etc. zoals Delorme en Dougherty dit gepresenteerd hebben, niet geheel juist is (zie II) en dat er goede argumenten zijn om in een grammaticale beschrijving van het Nederlands dit soort constructies af te leiden van onderliggende predicaatzinnen (zie III). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II Het paradigma van woordgroepen als we men, we, men etc.Delorme en Dougherty (1972) vergelijken drie grammatica's: (1) een grammatica van woordgroepen als we men, you policemen etc. van Postal (1966); (2) een grammatica van Smith (1964), waarin John, a good salesman, charmed them immediately wordt afgeleid van John, who was a good salesman, charmed them immediately; en (3) hun eigen voorstel om ‘Appositive NP's’ direct in de basis te genereren (‘the Appositive NP Analysis’). Zij stellen terecht, dat Postal's analyse van woordgroepen als(1)-(3) onjuist is:
Postal (1966) is van mening, dat (1) we men tot dezelfde natuurlijke klasse behoort als the men, m.a.w. hij beschouwt we, you in (1)-(3) als bepaalde lidwoorden. Verder meent Postal dat het paradigma van (1) er als volgt uitziet:
Postal: ‘It is to be taken as a minor, more or less morphophonemic fact that we do not say things like *he boy, *she girl who I like, etc.’ (p. 217). Delorme en Dougherty brengen hiertegen in, dat constructies als we, men en we men tot dezelfde natuurlijke klasse behoren als Bill, the alcoholic, we, the men, we honest policemen en (waarschijnlijk) my brother Bill. Al deze constructies moeten volgens hen altijd ‘appositive’ geïnterpreteerd worden. Op grond hiervan menen zij, dat het juiste paradigma van (1) is als (4a)-(4f):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘The appositive constructions with a plural indefinite article on the appositive NP (e.g. we men from the East Side, we peachpickers, etc.) may be spoken with or without a comma intonation separating the appositive. In this respect they are like the appositive constructions with a definite article on the appositive NP (e.g. we the people of the United States want justice; we the peachpickers, being of sound mind and body, want a union; Bill the alcoholic forgot where he lived)’ (Delorme en Dougherty 1972: 10). Voor het Nederlands liggen de zaken zeker niet zo eenvoudig; vergelijk de volgende zinnen (5a)-(7b):
Het feit dat de b-zinnen van (5)-(7) ongrammaticaal zijn, impliceert, dat voor het Nederlands het tweede gedeelte van het hierboven gegeven citaat (vanaf ‘In this respect...’ tot eind) niet opgaat. Maar de uitspraak die in het eerste gedeelte (‘The appositive constructions’ tot ‘the appositive’) gedaan wordt, verdoezelt vermoedelijk zowel voor het Nederlands als het Engels een belangrijk probleem: waarom corresponderen ‘Appositive NP's’ als (4d) we, men en (4d') we men beide met (4a) I, a man? Men zou verwachten, dat een volledig regelmatig paradigma van dit soort constructies als volgt zou luiden:
Delorme en Dougherty hebben vormen als (8g)-(8i) waarschijnlijk over het hoofd gezien: in hun artikel reppen zij er met geen woord over. Hun grammatica genereert dan wel geen vormen als *I man, *you boyGa naar voetnoot2 zoals Postal's grammatica, maar constructies als (8g)-(8i) kunnen door hun voorstel niet voorkomen worden. Uiteraard is deze correctie op het paradigma dat Delorme en Dougherty voorstellen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog geen argument tegen hun hypothese dat ‘Appositive NP's’ direct in de basis gegenereerd moeten worden. Argumenten tegen dit voorstel zal ik in III behandelen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIa Argumenten voor een transformationele analyse van appositionele NP'sIn dit gedeelte zal ik twee argumenten geven die sterk pleiten voor een transformationele analyse van appositionele NP's en die bovendien aantonen dat de door Delorme en Dougherty voorgestelde analyse tot ad hoc-basisregels leidt. Laten we de volgende twee grammatica's voor appositionele NP's met elkaar vergelijken. G1, een grammatica à la Delorme & Dougherty, ziet er als volgt uit: (9) G1
BASISREGELS
S → NP PRP PRP → AUX VP (Adv) (Adv) (Adv) VP → V (NP) (PP) NP → NP (NP) NP → (DET) N (S) LEXICON
Zelfst. naamw.: Willem, alcoholist, man, ik, jij, hij, zij, wij, etc.
Determinatoren:
TRANSFORMATIES:
De Aspects-Transformaties (zie Chomsky 1965) (inclusief: RELATIVE CLAUSE REDUCTION)
Deze weergave van G1 is een aan het Nederlands aangepaste versie van een grammatica voor appositionele NP's van de hand van Dougherty (1973: 451). Terwille van het betoog heb ik Adv-constituenten toegevoegd. Verder neem ik aan, dat Dougherty's verwijzing naar de Aspects-transformaties impliceert, dat ook zijn grammatica RELATIVE CLAUSE REDUCTION bevat.Ga naar voetnoot3 G2, een grammatica die appositionele NP's transformationeel afleidt van uitbreidende relatieve zinnen, is als volgt opgebouwd: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(10) G2
BASISREGELS
S → NP PRP PRP → AUX VP (Adv) (Adv) (Adv) NP → {(NP) S/(DET) N (S)} VP → {V (NP) (PP)/Cop Predn} Predn → {NP/Adj} LEXICON
Zelfst. naamw.: Willem, alcoholist, man, ik, jij, hij, zij, wij etc.
Determinatoren:
TRANSFORMATIES
De Aspects-transformaties (zie Chomsky 1965) (inclusief: RELATIVE CLAUSE REDUCTION)
Zowel G1 als G2 kunnen zinnen met eenvoudige apposities als in (11) genereren:
(11) Willem, een alcoholist, was vergeten waar hij woonde
G1 kent aan (11) een dieptestructuur toe, die bijna identiek is aan de oppervlaktestructuur:
(12) G2 kent aan (11) een dieptestructuur toe die aanzienlijk verschilt van de oppervlaktestructuur, vergelijk (13): | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van (13) kan nu via RELATIVIZATION (14) afgeleid worden en van (14) door middel van RELATIVE CLAUSE REDUCTION (11):
G1 en G2 blijken dus zin (11) correct te genereren. G1 doet dat evenwel met één regel, terwijl G2 een heel wat groter aantal nodig heeft. Het eerste doelpunt is dus voor G1. Maar bij de volgende zinnen kan G2 naar hartelust scoren; beschouw bijvoorbeeld (15)-(17):
G1 staat bij zinnen als (15)-(17) machteloos buitenspel. G2 kan bijvoorbeeld (16) gemakkelijk genereren: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na RELATIVIZATION kan dit worden:
en na RELATIVE CLAUSE REDUCTION:
Om G1 alsnog in staat te stellen zinnen als (15)-(17) te genereren, zullen Delorme en Dougherty nu ook Adv-constituenten in de regel NP → NP (NP) moeten opnemen; een andere oplossing lijkt mij niet mogelijk. Deze regel zou daardoor als volgt uitvallen:
Het hoeft nauwelijks betoog dat deze oplossing een ad hoc-oplossing is.Ga naar voetnoot4 Een grammatica die toch al RELATIVE CLAUSE REDUCTION bevat (zie voetnoot 3), kan zinnen als (11), (15)-(17) veel gemakkelijker via deze regel van onderliggende uitbreidende relatieve zinnen afleiden. (Deze laatste conclusie is voorlopig: in IIIc zal ik aannemelijk trachten te maken, dat een algemenere CLAUSE REDUCTION-regel bijstellingen afleidt van onderliggende predicaatzinnen.) Er is nog een belangrijk argument om G1 als grammatica voor appositionele NP's te verwerpen. Men beschouwe de volgende zinnen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G2 genereert al deze gevallen op dezelfde wijze: een alcoholist, ziek, gebeten door een hond en in de tuin vormen wat afleiding betreft een natuurlijke klasse in deze grammatica. RELATIVE CLAUSE REDUCTION leidt deze vormen af van resp. die een alcoholist was, die ziek was, die gebeten was door een hond, die in de tuin was. Maar G1 moet voor al deze gevallen afzonderlijke basisregels formuleren: ik veronderstel tenminste niet dat Delorme en Dougherty (21)-(23) wel als gereduceerde vormen willen beschouwen. Hoe dan ook, het is duidelijk dat G1, in tegenstelling tot G2, zinnen als (11), (21)-(23) niet generaliserend kan beschrijven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIb Over ‘appositive excluding environments’Smith (1964: 258, 259) heeft erop gewezen, dat uitbreidende relatieve zinnen in bepaalde omgevingen niet kunnen voorkomen. Zij geeft onder meer de volgende voorbeelden:
Smith: ‘Between certain transformations there is a mutual block: if one is applied the other is not, and vice versa. Such a relationship holds between negation and the A[ppositive] relative transformation. If the object of a verb has an A[ppositive] relative clause the sentence is not negated; and if the subject has undergone negation, A[ppositive] relative clauses are not embedded to subject or adverbial-object noun-phrases. [...] This restriction applies only to object and certain adverbials. Thus the following negated sentences, whose subjects have A[ppositive] relative clauses, are grammatical.
Verder stelt Smith: ‘Certain question transformations and the A[ppositive] relative are also mutually exclusive. [...] The scope of the question transformation extends to an entire sentence if its subject is questioned. If the object is questioned, the subject may have an A[ppositive] relative clause: Did the accident, which was quite serious, upset them?’ (Vergelijk met deze laatste zin met name (26) hierboven.) Smith's verklaring voor de ongrammaticaliteit van (24)-(26) komt dus neer op het volgende: als een zin een negatie-element bevat of vragend is, en bovendien een object of bepaalde bijwoordelijke bepalingen bevat, dan is een uitbreidende relatieve zin bij dat object of bij die bepalingen uitgesloten. Het is voor mijn betoog niet belangrijk in te gaan op de vraag of deze hypothese wel volstrekt juist | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is.Ga naar voetnoot6 Ik kan hier volstaan met de constatering dat uitbreidende relatieve zinnen in bepaalde omgevingen (zgn. ‘appositive excluding environments’) niet kunnen voorkomen. Als nu appositionele NP's wel in deze omgevingen kunnen voorkomen, dan is dat een zeer goed argument tegen de hypothese dat deze NP's in feite gereduceerde relatieve zinnen zijn. Delorme en Dougherty geven een vijftal voorbeelden van dergelijke gevallen (p. 27):
Ook de volgende Nederlandse zinnen, die redelijk vergelijkbaar zijn met die van Delorme en Dougherty zijn beslist ongrammaticaal.
Het is van belang op te merken, dat (34a) en (34b) ambigu zijn. Deze ambiguïteit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt veroorzaaktGa naar voetnoot7 door het aanwijzend voornaamwoord die: dit kan een ‘zuiver’ aanwijzend voornaamwoord zijn, in welk geval een parafrase mogelijk is als die arme jongens daar, maar ook is het mogelijk die op te vatten als een ‘emotioneel’ aanwijzend voornaamwoord (overigens nauwelijks meer ‘aanwijzend’). In dit laatste geval is een parafrase mogelijk als bijv. die arme jongens toch. Ook in de volgende zinnen treft men een soortgelijke appositie aan:
Dit merkwaardige type bijstelling onderscheidt zich van een gewone bijstelling o.a. door een grotere verplaatsingsmogelijkheid. Men vergelijke:
Appositionele constructies als in (34b), (37) en (38) laat ik hier verder buiten beschouwing. In een andere publicatie (Klein, in voorbereiding) zal ik deze apposities nauwkeuriger analyseren. Er bestaan nog andere, mischien nog duidelijker gevallen van apposities die niet corresponderen met uitbreidende relatieve zinnen:
(Vergelijk Motsch 1966: 112 ev.; Klein 1974: 405, 406) Mosch (1966) en Zwaan (1975) verklaren de ongrammaticaliteit van (40a) en (41a) terecht uit het feit dat resp. Irene Vorrink en het rendier geen predicaats- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nomen is, maar subject. De oorzaak van de ongrammaticaliteit van (42a) is, voor mij althans, nog niet geheel duidelijk.Ga naar voetnoot8 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samenvatting van IIIa en IIIbIn IIIa meen ik aangetoond te hebben dat appositionele NP's onmogelijk direct in de basis gegenereerd kunnen worden zonder een geweldig verlies aan generalisatie. In IIIb heb ik gewezen op het feit dat bijstellingen kunnen voorkomen op plaatsen waar uitbreidende relatieve zinnen onmogelijk zijn, zie (32a)-(36b) en (40a)-(42b). De enige juiste conclusie uit de feiten die ik in IIIb presenteerde, is, dat apposities niet door middel van een regel als RELATIVE CLAUSE REDUCTION afgeleid kunnen worden van uitbreidende relatieve zinnen.Ga naar voetnoot9 Deze conclusie wordt ook ondersteund door de volgende zinnen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIc Clause reductionOnder andere op grond van (Duitse) zinnen als (40a)-(42b) heeft Motsch (1966) gewezen op de mogelijkheid apposities af te leiden van ‘parenthetische kopulasätze’. Op deze wijze is het mogelijk alle tot dusver besproken apposities (uitgezonderd bijstellingen als in (37a) en (38a)) op één en dezelfde wijze te beschrijven. Vergelijk de volgende zinnen:
(19a), (16a), (32c), (40c) en (43b) kunnen door middel van een regel die ik CLAUSE REDUCTION zal noemen, omgezet worden in resp. (19), 16), (32b), | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(40b) en (43c). Ook zinnen die niet met behulp van RELATIVE CLAUSE REDUCTION gegenereerd kunnen worden, kunnen dus met deze regel wel voortgebracht worden (bv. (40b) en (43c), zie hierboven). De consequenties voor G2 zijn de volgende. G2 (zie IIIa) behoeft, althans voor de derivatie van appositionele NP's, niet langer RELATIVE CLAUSE REDUCTION te bevatten. Aan de grammatica dient CLAUSE REDUCTION (44) toegevoegd te worden, een optionele transformatie die geordend is voor RELATIVE MARKING (45) en RELATIVIZATION (46):
(‘#’ betekent ‘Chomsky-adjunction’; zie voor motivering Ross 1967: 101) De verandering die CLAUSE REDUCTION teweegbrengt is de volgende: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na pruning levert dit (20) op: Als CLAUSE REDUCTION niet wordt toegepast - de regel is optioneel - dan kunnen RELATIVE MARKING en RELATIVIZATION werken, met als uiteindelijk resultaat (14):
Als RELATIVE MARKING niet wordt toegepast, wordt de oppervlaktestructuur als (19a):
In beginsel geldt dezelfde beschrijving voor bijna alle andere zinnen die ik hier als voorbeeld heb gebruikt (behalve (37a) en (38a)). Toch ontstaan er bij enkele zinnen problemen, en wel omdat RELATIVE MARKING in sommige gevallen niet mag werken. Zolang er geen condities geformuleerd zijn op deze transformatie, kan niet voorkomen worden dat G2 (32a)* Vergat jij mij, die je eigen moeder is/ben? genereert. Als we als onderliggende structuur (32c) Vergat jij mij? ik ben je eigen moeder aannemen, dan kan met CLAUSE REDUCTION (32b) Vergat jij mij, je eigen moeder? worden afgeleid. Als CLAUSE REDUCTION niet wordt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegepast, dan kan (45) RELATIVE MARKING werken, met als uiteindelijk resultaat (32a). Dit probleem zou opgelost zijn, als we precies zouden weten welke omgevingen ‘appositive excluding’ zijn. Op dit moment kan geen enkele grammatica (ook een uitgebreidere G1 niet!) belet worden zinnen als (32a) te produceren (zonder ad hoc-regels uiteraard). Als de notie ‘appositive excluding’ een zinvolle notie is, dan moet het mogelijk zijn haar scherper te definiëren dan thans het geval is. Een ander probleem schept zin (40a) *De minister van milieuzaken, die Irene Vorrink is, gebruikt geen hasj. Ook deze zin wordt nu door G2 gegenereerd. Maar dit probleem is evenmin een specifiek probleem van G2: iedere grammatica, ook G1 dus, moet namelijk de volgende, hier wat losjes geformuleerde conditie op RELATIVE MARKING bezitten:
Motsch (1966) en Zwaan (1975) hebben er, zoals ik hierboven al opmerkte, terecht op gewezen, dat Irene Vorrink in (40a) subject is, en geen predicaatsnomen. Ook in (40b) De minister van milieuzaken, Irene Vorrink, gebruikt geen hasj staat Irene Vorrink in subjectsrelatie tot De minister van milieuzaken. Een wellicht nog overtuigender voorbeeldzin dan (40a), die de juistheid van (48) bevestigt, is (49b):
zij kan alleen maar de vorm voor het subject zijn. Als predicaatsnomen is deze vorm in ieder geval uitgesloten, vergelijk:
(Zie voor uitvoeriger discussie Van den Toorn (1965). De onderliggende structuur van (49b) moet dus iets zijn als (49c):
Een conditie als (48) voorkomt (49b). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIId SamenvattingIn dit artikel heb ik aannemelijk trachten te maken, dat (i) apposities niet direct in de basis gegenereerd kunnen worden, zoals Delorme & Dougherty (1972) hebben voorgesteld, en (ii) dat verscheidene appostitionele constructies niet door een regel als RELATIVE CLAUSE REDUCTION beschreven kunnen worden, maar wel met een regel die ik CLAUSE REDUCTION genoemd heb. Heel wat problemen rond appositionele constructies zijn in dit artikel niet aan bod gekomen. Zo heb ik bijvoorbeeld de relatie tussen het eiland Sicilië en het eiland, Sicilië (of: wij mannen en wij, mannen) nog niet besproken, evenmin als de vraag onder welke voorwaarden bijstellingen verplaatst mogen worden. Op deze problemen hoop ik in een reeks van artikelen over de verschillende soorten predicatieve toevoegingen terug te komen.Ga naar voetnoot11
Leusden-C, Lindenlaan 24 m. klein | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|