De Nieuwe Taalgids. Jaargang 67
(1974)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op je oudste broer op één na na0. InleidingDe twee paradigmaloze elementen op en na vormen hier één insluitend geheel, maar geen vzaz-patroon, al blokkeert op ... na zowel dat patroon als behalve2 (d.w.z. het type in alle jongens behalve Jan). Het veroorzaakt in allerlei verbindingen beperkingen die voor een deel inderdaad gelijk zijn aan die van behalve2. Van die verbindingen kunnen we er hier maar enkele bespreken. Verreweg het frekwenst lijkt mij het type op ... na dat een of meer znpatroondelen insluit:
Omdat ik zoals gezegd niet alle types met op ... na beschrijf, is de indeling van de wél beschreven types voorlopig; verdere studie kan wijzigingen daarin nodig maken. Van die niet beschreven gevallen geef ik in 1.3 en 3.3 een paar voorbeelden. Van wat ik nu wel beschrijf is een eerste indeling als volgt:
De types 1 en 2 lijken op het eerste gezicht onderling al veel sterker verwant als met type 3. De titel van dit artikel is een kombinatie van 1 (of 2) en 3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Op ... na als ww-patroondeelUit het grote aantal types beschrijf ik er nu één; daarvan bevat 1.1 de syntagmatiek en 1.2 de paradigmatiek. Tussen binnen- en buitenbouw heb ik geen al te strak onderscheid gemaakt omdat die vooral bij de syntagmatiek niet zo makkelijk te scheiden zijn. De hele kwestie van de syntagmatische verhoudingen is trouwens erg ingewikkeld; dat komt met name in 2.1 ter sprake. In 1.3 volgt weinig meer als een bloemlezing van andere types op ... na als ww-patroondeel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1. Syntagmatiek van één typeHet gaat hier om het type op ... na dat een sterke band heeft met een onderwerp, lv of soortgelijk zinsdeel. Het vormt met dat onderwerp enz. net niet één zinsdeel; uit de eenzinsdeelproef blijkt dat dat ‘maar één woord scheelt’:
Vanwege die sterke band met een onderwerp enz. kunnen we op ... na ook onmogelijk als bw bep. beschouwen; het is eerder een soort ‘verbonden zinsdeel’. De plaatsmogelijkheden van op ... na in de zin verschillen van die van een zn-patroon als bw bep. doordat nu de aanloop uitgesloten is:
Onderling hebben die boeken en op ... na meestal geen beperkingen in plaats: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een apart geval is:
Zo'n wat gekunsteld zinnetje vereist natuurlijk zoveel plaatsbeperkingen van op ... na, dat ondubbelzinnig blijkt welk op ... na er bij het onderwerp hoort, en welk bij het lv. Ook in z'n binnenbouw heeft het zn-patroon op één na nogal wat beperkingen: de paradigma's tot, een meter voor en heen zijn er onmogelijk, net als ook en behalve, maar zelf kan erin voorkomen, net als een nabep.:
Die nabep. mag dus niet ‘te lang’ zijn, wil ie nog vóór na komen. Van de versmeltingenGa naar voetnoot1 is bijna alleen het pers. en het vra. vn. mogelijk:
In geen geval is naast (of tegenover) op wat na een vra. vn-bw mogelijk:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Paradigmatiek van één typeHet stuk tussen op en na kan - net als het onderwerp - een ww-patroon zijn met wat:
Van dat ww-patroon kunnen we wat tussen op en na zelden door wie vervangen:
Andere types ww-patronen zijn hier tussen op en na uitgesloten. Het ww-patroon met wat tussen op en na mag niet ‘te lang’ zijn:
De ww-patronen tussen op en na betekenen ‘een deel’ (meestal ‘een klein deel’) wat het onderwerp enz. betekent. Zijn onderwerp enz. en op ... na allebei zn-patronen, dan zijn er reeksen be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
perkingen tussen die twee zinsdelen; ik meen dat ik ze het best vanuit het onderwerp enz. kan formuleren.
a. Het onderwerp enz. is een stofnaam:
De regel is: tussen op en na is hoogstens dat mogelijk wat met wijn een verbinding heeft:
Maar niet alles wat met wijn zo'n verbinding heeft is tussen op en na mogelijk, zo bv. geen meervoudige zn's:
Ook geen levert problemen:
De elementen die wél mogelijk zijn tussen op en na hebben in betekenis gemeen dat ze een deel betekenen (meestal een heel klein deel) van wat het onderwerp betekent: één glaasje is een heel klein deel van wijn; één glaasje betekent hier nl. ‘één glaasje wijn’!
b. Het onderwerp enz. is een niet-stofnaam, enkelvoud:
Uitgesloten is tussen op en na alles wat geen zn of geen voorbep. bevat, alles wat een zn bevat en voorbep. bij een zn kan zijn (een stapeltje enz.), maar ook nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere zn's (eksemplaar, slokje enz.) en - niet vermelde - zelfst. bez. vn's: op het jouwe na enz. De elementen die wél mogelijk zijn tussen op en na hebben in betekenis gemeen dat ze een deel (meestal een heel klein deel) betekenen van wat het onderwerp enz. betekent: één bladzij is een klein deel van dat boek enz.
c. Het onderwerp is een niet-stofnaam, meervoud:
Met die drie voorbeelden - telkens het eerste van een blokje voorbeelden onder b - bedoel ik dat vrijwel alle types uit die blokjes hier wél mogelijk zijn.Ga naar voetnoot2 Onmogelijk zijn opnieuw elementen die geen voorbep. bevatten (op bladzijs na) en elementen als slokje, kachel, stoel enz. - Ook zo een, geen e.d. zijn uitg. Het gemeenschappelijke betekenis-element van alles wat wel mogelijk is tussen op en na is gelijk aan dat onder a en b. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. Andere typesDe nu volgende voorbeelden zijn zo maar een bloemlezing die niet volledig kan zijn. Gemeenschappelijk is daarin het steeds aanwezige ‘andere element’ waarmee op ... na duidelijke vorm- en betekeniskontakten heeft. De aard van dat ‘andere element’ brengt een eerste variatie (het gaat nu niet om een onderwerp of een lv), het feit dat het ook in een bijzin kan staan een tweede. Een voorbeeld:
Hier is sekonde enz. niet aan trein gebonden, maar aan missen; vgl.:
Een ander geval:
Nu is er vooral een band met op tijd; vgl.:
Hier is het figuurlijke binnen zijn (‘voldoende geld hebben’) het element waar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mee een halve ton verbonden is. Onmogelijk is een kombinatie als de volgende waarin op tijd afwezig is en waarin sekonde het tijdselement vast houdt:
Een zin met twee plaats-elementen:
Zijn ‘zich bevinden’ (plaats-element) en kilometer beperken mekaar. - Hier kan ook het zo verwante tijds-element natuurlijk aanwezig zijn:
‘Vijf minuten lopen’, ‘vijf minuten rijden’ enz. geven een tijdshoeveelheid die nodig is om een afstand af te leggen.
Een ander type:
Wat verhoging (‘element van ziek-zijn’) is verbonden met ‘beter zijn’. - Ik hoef wel niet telkens met reeksjes verwisselingen te komen, die duidelijk maken dat hier de beperkingen liggen:
Dan komen nu de gevallen die syntaktisch een ander type ‘afwijking’ laten zien: die waarbij één van de twee vergeleken elementen in de bijzin zit:
De betekenis van op ... na is bijna overal ‘ongeveer’, ‘bijna’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Op ... na als zn-patroondeel2.1. SyntagmatiekIk herhaal het zn-patroon uit de inleiding:
Op drie na veroorzaakt in de rest van het zn-patroon twee soorten beperkingen: a. op ... na is hier enkel mogelijk in een van de volgende gevallen: α. er is een zn met al(le), ieder(e), elk(e) hele of geen enkel(e) als voorbep.:
β. er is geen zn, maar een versmelting waar het zn bij betrokken is, en wel een met een van de volgende onbep. woorden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de voorbeelden met ‘vn's’ passen twee opmerkingen: altijd en nooit geven telkens een wat stroeve eenzinsdeelproef. Op zichzelf is dat niet zo erg. Ik heb wel het zinsdeelschap van op ... na als kriterium gekozen om de afdelingen 1 en 2 van deze beschrijving te scheiden, maar ik heb al nadrukkelijk vermeld in de inleiding dat die twee types sterk verwant zijn, - wel te verstaan natuurlijk in zover het stuk waarmee op ... na sterk verbonden is, een zn-patroon zonder vzaz is (of een ww-patroon met wat). Ook in 1.3 kan een lezer al es getwijfeld hebben aan het zinsdeelkarakter van op ... na (is op en sekonde na op tijd misschien één zinsdeel ?) en nu doet zich hier in 2.1 de mogelijkheid van het omgekeerde voor. De tweede opmerking: bij de ‘vn's’ overal en nergens vinden we ‘haplologie’: met opzet heb ik daar plekje gekozen en niet bv. bos; je kunt nl. heel vlot op één plekje zitten (maar niet op één bos). Wel ín één bos, maar dat kan niet tussen op en na zoals we weten:
Vermijding van de ‘haplologie’ is uitgesloten, - alweer i.v.m. het échte vz (op):
γ. er is een groep van al + een ww-patroon met wat:
Al wat daar ligt is misschien wat boekerig (en dan mag het hier weg vallen), maar ook om een andere reden ga ik niet te diep op dit type in: z'n bouw is nl. niet zonder meer duidelijk. Wat er ligt is nl, onweglaatbaar en onafsplitsbaar en het is dus geen nabep. bij al. In dat geval zou al trouwens een variant van alles zijn, en zou dit type onder β tuis horen. Inderdaad kunnen alle vn's en ‘vn's’ daar wel een of meer types nabepalingen krijgen vóór op ... na.
b. bij de beperkingen die op ... na als zodanig veroorzaakt, komen er nog die een gevolg zijn van het woord of van de woorden tussen op en na. Vgl.:
Zover ik zie, zijn die hier precies gelijk aan die van 1.2. Hier is een verontschuldiging op z'n plaats voor het feit dat we in de paradigmatiek verzeild zijn. Dat was nodig voor een goed begrip van de volgende kwestie.
Ik heb in de kop die met 2 begint over op ... na als zn-patroondeel gesproken. Is die benaming wel goed? In beginsel zijn er in het type alle jongens op jouw zoon na vier mogelijkheden: 1. op jouw zoon na is inderdaad een zn-patroondeel, en dan is het een nabep. Maar verreweg de meeste nabepalingen kennen bij splitsing enkel de uitloop als plaatsmogelijkheid; op jouw zoon na kan - zoals we gezien hebben - daarentegen ook op de eerste zinsplaats staan of deel zijn van de middengroep: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen het type nabep. van jouw broer kent buiten de uitloop andere plaatsen, maar die komen evenmin volledig overeen met die van op jouw zoon na, want van jouw broer kan in tegenstelling tot op jouw zoon na ook aanloop zijn:
Op jouw zoon na is dus geen nabep. bij alle jongens.
2. Het kan de helft zijn van een nevenschikking, maar ook van dat type verschillen z'n plaatsmogelijkheden: zo'n helft kan nl. bij splitsing hoogstens uitloop zijn:
Op jouw zoon na is dus evenmin de helft van een nevenschikking.
3. Het zou één - gesplitste - voorbep. bij jongens kunnen vormen, samen met alle, zoals gekkere ... als je dacht één gespliste voorbep. vormt bij jongens in:
De ‘bewijsvoering’ bij gekkere ... als je dacht omvat twee argumenten: ‘zonder gekkere is als je dacht uitgesloten’ en ‘gekker als je dacht is één ww-patroondeel en vrij zeker dus ook wel één zn-patroondeel’. Het laatste argument is bij alle ... op jouw zoon na niet te hanteren omdat dat geen ww-patroondeel kán zijn, het eerste is enkel beperkt te hanteren. Zie 4.
4. De hele bouw van alle jongens op jouw zoon na is overigens zó uniek dat opvatting 3 uiterst onwaarschijnlijk is. We hebben immers binnen dat zn-patroon drie afhankelijkheden:
alle jongens op jouw zoon na
Me dunkt dat hieruit de uniekheid duidelijk genoeg blijkt. Vanzelfsprekend volgt daar ook uit dat de gebruikelijke onleedtekens hier - zoals in andere uitzonderlijke types - tekort schieten om de syntaktische bouw aanschouwelijk te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot slot wijs ik er nog op dat ook de buitenbouw al aangetoond heeft dat we met een heel apart type te maken hadden. Er is inderdaad eens te meer een parallel met de binnenbouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. ParadigmatiekHet ‘eerste zn-patroon’ kunnen we - in tegenstelling tot het onderwerp enz. uit type 1 - nu niet door een ww-patroon vervangen, het tweede wel:
Zover ik zie zijn de beperkingen tussen de twee zn-paradigma's in het type al die jongens op jouw zoon na - zoals al opgemerkt - precies gelijk aan die uit 1.2. - Bij de onbep. woorden zijn er natuurlijk de bijbehorende semantische beperkingen: iedereen enz. ‘alle personen’, niemand ‘geen mens’ enz. Juist hier betekent het stuk tussen op en na natuurlijk ‘een heel klein onderdeel’, maar daar komt nu bij ‘uitzonderlijkheid’:
Bij het pers. vn-paradigma zijn twee types onmogelijk:
Er is bij de niet-ond.-vorm geen twijfel in een lv bv.:
Maar binnen een onderwerp ben ik niet zeker van m'n zaak:
Hier lijkt me behalve ik sterk de voorkeur te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Op ... na als bwbn-patroondeelHier zijn mogelijkheden bij drie types trappen van vergelijking:
Ook hier beschrijf ik maar één type uitvoerig, nl. dat met een overtr. trap. Vanzelfsprekend komt daarin op zeker ogenblik de scheiding tussen bw- en bnpatronen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. Syntagmatiek van groepen met de overtr. trapHet bwbn-patroon met een overtr. trap + op ... na kan zowel ww- als znpatroondeel zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In allebei de types bwbn-patroon kan op ... na dus twee plaatsen krijgen: één voor en één na het bwbn. Uitbreiding van het stuk tussen op en na maakt de plaats van op ... na voor het bwbn onmogelijk: Die tweeplaatsigheid van op ... na is iets unieks, met name natuurlijk die plaats van korte groepen vóór het bwbn. De nabep. van het type van allemaal kent bv. de plaats vóór het bwbn niet:
Maar ook als op ... na op het bwbn volgt, mag het stuk tussen die woorden in niet al te lang zijn, of de eenzinsdeelproef geeft weer moeilijkheden:
De band tussen op ... na en het bwbn blijkt uit z'n onmisbaarheid en uit het feit dat het bijna altijd beperkt is tot een echte overtr. trap. In 3.2 kom ik daar nog op terug.
Het stuk tussen op en na heeft bij het bw-patroon een band met het onderwerp enz. (een ... jongetje en onze Piet); bij het bn-patroon met het zn dat de kern daarbij is (een ... jongetje en leerling). Hier is een beperkte overeenkomst met één type als-groepen bij de vergr. (en stell.) trap:
In de twee zinnen met een bw-patroon treffen we één van de twee vergeleken elementen (een ... jongetje) samen met de eigenschap waarin ze vergeleken worden (het vlugst en vlugger) binnen één zinsdeel aan. Het andere element (onze Piet) vinden we in een ander zinsdeel. In de twee zinnen met een bn-patroon treffen we de twee vergeleken elementen (een ... jongetje en leerling) samen met het bwbn (de eigenschap waarin ze vergeleken worden) binnen één zinsdeel: het vlugst en vlugger. Natuurlijk past daarbij zoals gezegd telkens het voorbehoud dat de eerste zinsplaats geen ál te lange stukken tussen on en na verdraagt.
De splitsbaarheid van op ... na als bwbn-patroondeel is er in beginsel wel, maar het aantal plaatsmogelijkheden van op ... na is veel kleiner als bij het overeenkomstige zn- en ww-patroondeel. Eerst de splitsingen bij het bw-patroon met op ... na:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan de splitsingen bij het bn-patroon met op ... na:
Tegenover dit volledig negatieve resultaat staat dat de niet-ww rest en het iv met een bn-patroon wél een mogelijkheid geven: Verdere biezonderheden laat ik achterwege.
Zoals aan het slot van 2.1 de kwestie aan de orde kwam van de bouw van alle jongens op jouw zoon na, zo moeten we nu wat zeggen over die van de slimste jongen op jouw zoon na.
Bij dit bn-type gelden twee van de drie verhoudingen van 2.1:
Ik wijs weer op de parallel met bepaalde als-groepen:
Dat betekent dat we op ... na en de als-groepen over één kam moeten scheren en ze óf allebei als nabep. moeten zien bij het bn of geen van tweeën. De meeste dingen die we nabep. noemen, bevatten geen element dat de kern van die nabep, beperkt. Hier is dat heel duidelijk wél het geval. Het lijkt me het beste om toch die naam nabep. maar te handhaven bij deze types: een aparte vergelijkende studie moet beslissen hoe we die kwestie in het algemeen het beste op kunnen lossen. Bij het bw-type liggen de verhoudingen natuurlijk anders doordat de drie elementen (Piet, jullie Jan en het hardst) nooit binnen één zinsdeel voor kunnen komen, en soms zelfs binnen drie zinsdelen te vinden zijn:
In veel gevallen is op ... na zoals we weten een apart zinsdeel, zodat we opnieuw het probleem van de inkonsekwentie krijgen: op ... na is dan niet langer bwbn-patroondeel maar ww-patroondeel, zodat het onder 1 tuis hoort. Intussen is wel duidelijk geworden dat ook bij andere types de grens tussen op ... na als zinsdeelstuk en op ... na als zinsdeel niet zo heel scherp te trekken is, en dat de vraag of er al dan niet een bwbn bij de verhoudingen betrokken is, veel meer betekenis heeft. Vanzelfsprekend is op ... na als zinsdeel - óók als het met zo'n bwbn verbonden is - geen bw bep., maar een ‘verbonden’ zinsdeel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Paradigmatiek van de groepen met de overtr. trapZover ik zie is het bwbn-paradigma beperkt tot de echte overtr. trap: zowel het type kleinst als het type állerkleinst zijn hier mogelijk. Ook op z'n laagst is in beginsel wel mogelijk:
Daarentegen wordt de kleinst mogelijke wel heel moeilijk:
De onechte overtr. trap is onmogelijk als vertegenwoordiger van type 3:
Op z'n mooist en zeker op z'n minst geven geen mogelijkheid:
Daarentegen heeft het groepje achterste, binnenste, bovenste, buitenste, enigste, middelste, onderste, uiterste en voorste wel mogelijkheden:
In het algemeen lijken de paradigmatische beperkingen van het element tussen op en na vrij zeker sterk op die van de pendant onder 1.2 en 2.2. Maar een uitvoerig onderzoek van het tweetal types dat hier onder 3.2 tuis hoort (dat bij het bw en dat bij het bn) vergt veel en veel te veel ruimte. Ik heb er al op gewezen dat het type op één na hier ‘een eigen weg’ gaat; daar komt in elk geval nog het probleem bij dat de pendant van het onderwerp enz. soms uit taal- of situatieverband gehaald moet worden:
In het algemeen vergelijken we in dit type twee elementen wat betreft het bezit van een hoedanigheid in de hoogste en in iets minder als de hoogste mate. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Andere types: stell., te + stell. trap enz.Ook hier beperk ik me vrijwel tot het noemen van zulke types; beschrijving en ordening ervan is werk voor een of meer andere artikelen.
Hier volgen eerst enkele voorbeelden met een stell. trap:
De vraag is of andere gevallen zich daar niet heel nauw bij aansluiten:
Het aantal bwbn's is in elk geval vrij klein. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het tweede element van de vergelijking is vaak wat weg gestopt: de andere druppeltjes van de fles, de bekerinhoud zonder het kleine randje, het ene plekje en de rest van de met haar bedekbare schedel enz. Misschien hebben deze types iets ‘perfektiefs’ gemeen: een bijna voltooid legingsproces, vullingsproces, haaruitvalproces, genezingsproces enz.
Bij te + stell. trap krijgen we bv.:
De twee gelijksoortige elementen zijn binnen het bwbn-patroon makkelijk te vinden: sekonde en laat bevatten het element ‘tijd’, meter en kort het element ‘maat’, ons en licht het element ‘gewicht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. BesluitNaar vorm en betekenis vallen de hier beschréven types met op ... na ongetwijfeld in twee groepen uiteen:
In type I kan er al dan niet een speciale band zijn met al(le) enz.; in type II kan van allemaal enz. al dan niet nabep. zijn bij de echte overtr. trap. Naar betekenis bevat op ... na bij type I een - meestal heel klein - deel van wat het andere zn- (ww-) patroon noemt; op ... na bij type II bevat een - meestal heel klein - aantal elementen die het door het andere zn enz. genoemde nog overtreffen in de genoemde eigenschap.
Eindhoven, maart 1974 p.c. paardekooper Anna van Engelandstraat 27 |
|