De Nieuwe Taalgids. Jaargang 67
(1974)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermdbron
De Nieuwe Taalgids. Jaargang 67. H.D. Tjeenk Willink, Groningen 1974
codering
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
logboek
-
verantwoording
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De Nieuwe Taalgids. Jaargang 67 uit 1974.
De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren beijvert zich voor het verkrijgen van toestemming van alle rechthebbenden; eenieder die meent enig recht te kunnen doen gelden op in dit tijdschrift opgenomen bijdragen, wordt verzocht dit onverwijld aan ons te melden (dbnl.auteursrecht@kb.nl).
redactionele ingrepen
Accolades verspreid over meerdere regels kunnen in deze digitale versie niet weergegeven worden. Daarom worden de accolades hier, indien van toepassing met bijbehorende tekst, op iedere regel herhaald.
p. 6: jou die potten→ jou die potten: ‘ik vind jou die potten erg slordig [vol planten] {zetten}’.
p. 185: ‘ij-zonder-punten → ‘ij-zonder-punten’: ‘voor: ‘ij-met-punten’, ‘ij-zonder-punten’.
p. 96: aileen→ alleen: ‘blijkt alleen nog maar uit zijn daden’.
p. 205: kleinzontje→ kleinzoontje: ‘aan zijn kleinzontje Joannes heeft opgedragen’.
p. 232: Nederlande → Nederlandse: ‘de Nederlandse en de Franse constructie:’.
p. 234: nederlandse→ Nederlandse: ‘Duits in Huygens' Nederlandse oren’.
p. 331: de errata zijn in deze digitale versie doorgevoerd in de lopende tekst. De opgave ervan is verplaatst naar dit colofon.
p. 392: Receptieesthetika→ Receptie-esthetika: ‘In het midden der zestiger jaren werd in West-Duitsland de Receptie-esthetika geïntroduceerd’.
p. 432: van de Veldede Vries→ van de Velde-de Vries: ‘W. van de Velde-de Vries verzorgde een ‘Bibliografie’.
p. 404, 415, 452: voetnoot ‘50’, '3', '12' hebben in de lopende tekst geen nootverwijzing. In deze digitale editie is zijn de noten onderaan de pagina geplaatst.
p. 468: voetnoot ‘31’ heeft in het origineel abusievelijk nootverwijzing ‘30’ gekregen in de lopende tekst. In deze digitale editie is dat verbeterd.
p. 432: bijdraaagt→bijdraagt: ‘Ik verwacht niet dat deze studie [....] veel bijdraagt’.
p. 526: advertenties zijn in deze digitale versie niet opgenomen. De genoemde pagina is hierdoor komen te vervallen.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, VII, VIII) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
DE NIEUWE TAALGIDS
onder redactie van
Prof. Dr. B. VAN DEN BERG
Prof. Dr. A.L. SÖTEMANN
Prof. Dr. W.P. GERRITSEN
en
Prof. Dr. M.C. VAN DEN TOORN
zevenenzestigste jaargang
h.d. tjeenk willink 1974
[pagina 331]
Zullen: modaal of temporeel? RectificatieIn het artikel Zullen: modaal of temporaal? in de vorige aflevering van dit tijdschrift zijn, buiten de schuld van de auteur, op blz. 236 tussen regel 19 en 30 een aantal regels weggevallen. De passage moet luiden:
‘Het temporele karakter van zullen wordt hier dus erkend, maar het accent ligt anders dan bij Niekerk (p. 460 van zijn artikel). Volgens hem wordt de toekomst weergegeven door zullen, maar ook door de OTT “wanneer in de directe context een autonoom futuraal centrum d.m.v. een adverbiaal syntagma wordt gerealiseerd”. Volgens de beschrijving die wij voorstellen wordt de toekomst - modaliteit laten we buiten beschouwing - weergegeven door de OTT van het verbum (Hij gaat morgen naar Brussel.), en alleen in geval van mogelijk misverstand door OTT zullen + infinitief van het verbum (Hij zal naar Brussel gaan.); dit in de veronderstelling dat de context in het presens staat. Is de context in het preteritum gesteld, dan wordt het: mét futuraal centrum OVT van het verbum (Hij ging de volgende dag naar Brussel.); zónder futuraal centrum OVT zullen + infinitief van het verbum (Hij zou naar Brussel gaan.). De spreker/schrijver geeft zich echter niet altijd rekenschap van het al of niet voorhanden zijn van een futuraal centrum; hij kan het toekomstig karakter van de handeling ook met meer of minder emfase willen uitdrukken. Zodoende kan zullen voorkomen waar het strikt genomen niet nodig is (Hij zal volgende week naar Brussel gaan.), en wegblijven waar we het normaal wél zouden verwachten (Hij gaat naar Brussel.). De semantische inhoud van het hoofdwerkwoord en het taaleigen spelen daarbij ook een rol: in het laatste voorbeeld sluit gaan iets toekomstigs in; als hij “bezig is” met naar Brussel te gaan, zeggen we hij is naar Brussel.’
Zetfouten zijn blijven staan op blz. 235, r. 21 (lees: ... analoog is aan die in het Nederlands) en blz. 237, r. 31 (lees: ... komen ook modaal voor ...).
redactie