H. Junius, de Thesaurus Theutonicae linguae (Antwerpen, 1573), door Plantijn uitgegeven, en de hierboven reeds vermelde uitgave van Kiliaans Etymologicum door L. Potter in 1605.
Andere taalkundigen die Van Hasselt geraadpleegd heeft, zijn Pontus de Heuiter (zestiende eeuw), D. van Hoogstraten (Lijst der gebruikelijkste zelfstandige Naamwoorden, Amsterdam, 1723), B. Huydecoper (Proeve van Taal- en Dichtkunde, Amsterdam, 1730), en verscheidene tijdgenoten uit de tweede helft van de achttiende eeuw: C. van Engelen, A. Kluit, M. Tydeman, C.A. van Wachendorff en E. Zeydelaar.
Van Hasselt verwijst verden naar een aantal literaire werken: van M. Stoke en L. van Velthem uit de veertiende eeuw, van H. Spiegel uit de zestiende eeuw, van Brederode, Cats, Hooft, Vondel, Huygens, Tesselschade, S. Coster, G. Brandt, D. Heinsius, Z. Heyns en A. Pels uit de zeventiende eeuw, alsook naar Vlaerdings Redenrijck-bergh (Amsterdam, 1617) en Nieuwe Bydragen tot opbouw der vaderlandsche letterkunde (Leiden, 1763-1766).
Opmerkelijk is echter vooral het grote aantal historische, geografische en juridische werken dat Van Hasselt in zijn voetnoten vermeldt; blijkbaar heeft hij zijn onderzoek naar bewijsplaatsen in tijd en ruimte over het hele Nederlandse taalgebied willen uitbreiden. Zelf heeft hij trouwens ook heel wat historische werken geschreven, o.a. Stukken voor de Vaderlandsche Historie (4 dln., 1792-1793) en Arnhemsche Oudheden (4 dln., 1803-1804). Van Van Hasselts belangstelling voor geschiedenis getuigen zijn verwijzingen bij het Etymologicum naar middeleeuwse kroniekschrijvers, de Zuidbrabander Jan van Heelu (dertiende eeuw) en de Utrechtenaar Joannes de Beka (veertiende eeuw), maar het meest naar historischgeografische werken uit de zestiende eeuw; hiervan heb ik de volgende werken kunnen terugvinden:
K. van Alkemade, Beschryving van de stad Briele en den Lande van Voorn. Rotterdam, 1729. |
M. Balen, Beschryvinge der Stad Dordrecht. Dordrecht, 1677. |
Beschryving der stadt Delft. Delft, 1729. |
K. Burman, Utrechtsche jaarboeken van de vijftiende eeuw. 1750-1754. |
G. Dumbar, Het Kerkelyk en Wereltlyk Deventer. Deventer, 1732. |
Th.E. van Goor, Beschryving der Stadt en Lande van Breda. 's-Gravenhage, 1744. |
B.J. van Hattum, Geschiedenissen der stad Zwolle. Zwolle, 1767-1773. |
G.R. van Kinschot, Beschrijving der stad Oudewater. Delft, 1747. |
S. van Leeuwen, Korte Besgryving van het Lugdunum Batavorum nu Leyden. Leiden, 1672. |
G. van Loon, Beschryving der aloude Regeeringswyze van Holland. Leiden, 1744-1750. |
F. van Mieris, Beschryving der stad Leyden. Leiden, 1762-1767. |
G.W. van Oosten de Bruyn, De stad Haarlem en haare geschiedenissen. Haarlem, 1765. |
J. van Oudenhoven, Beschryvinge der Stadt Heusden. Amsterdam, 1743. |
D. Paringet, Memoriaal of Beschryving van de Stad Grave en den Lande van Cuyk. Utrecht, 1752. |
J. Reygersbergen en M.Z. van Boxhorn, Chroniick van Zeelandt. Middelburg, 1644. |
J. de Riemer, Beschryving van 's-Gravenhage. Delft, 1730-1739. |
J. Schrassert, Hardervicum Antiquum ofte Beschryvinge der Stadt Harderwyck. Harderwijk, 1730. |
M. van Vaernewijck, Spieghel der Nederlantscher audtheyt. Gent, 1574. |
J. Wagenaar, Amsterdam, in zyne opkomst ... Amsterdam, 1760-1767. |