De Nieuwe Taalgids. Jaargang 67
(1974)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M'n broer heeft het heel erg warmGa naar voetnoot10. InleidingDe grens van het aantal sterren is evenmin te bepalen als die van hun aantal zinnen binnen een idiolekt: het is ontelbaar. Een taalbeschrijver die enkel de ruimte van een tijdschriftartikel heeft, moet dus het geluk hebben dat ie een hoeveelheid zinnen aantreft die binnen die ruimte te beschrijven zijn, en wel min of meer volledig. Het zinstype uit de titel voldoet aan die voorwaarde. Maar wat verstaan we precies onder dat ‘zinstype’? Waarom hoort b.v. de volgende zin er niet bij:
Omdat je naast de titelzin niet kunt zeggen:
M.a.w.: het is in de titelzin onvervangbaar (= paradigmaloos) en om allerlei redenen wil ik me tot zúlke zinnen beperken: neem ik zinnen met dat enz. erbij, dan dijt de beschrijving te veel uit. Bovendien is er een belangrijker argument: neem ik ze erbij, dan krijg ik sterk verschillende types bij mekaar. Begrenzen en beschrijven van een type lijken dus twee verschillende bezigheden, maar in feite zijn ze niet te scheiden. De titel van deel 1 (Begrenzing) betekent dus niet meer als ‘hierin is begrenzing hoofdzaak’; als ik deel 2 en 3 beschrijving noem, dan betekent dat enkel ‘hierin is beschrijving hoofdzaak’. Deel 2 geeft de vormleer, deel 3 de betekenisleer. Allebei vallen ze uiteen in een syntagmatische en een paradigmatische afdeling (resp. 2.1 + 2.2. en 3.1 + 3.2). Syntagmatiek en paradigmatiek zijn enkel twee technieken die in korte bewoordingen grote groepen zinnen samenbundelen. Syntagmatisch is b.v. het feit dat je naast de titelzin ook kunt zeggen:
Een ander soort variant:
De syntagmatiek moet dus b.v. antwoord geven op de vraag: kent ons type beperkingen t.o.v. ‘gewone’ zinnen? Hoe de paradigmatiek bundelt blijkt uit een paar eenvoudige voorbeelden van onmogelijke zinnen:
Na elke vormleer moeten we afwachten of de beschrijving van de betekenisleer op zijn beurt een duidelijke samenhang en een eenheid laat zien; dat staat nooit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van te voren vast. De taalbeschrijver moet zich ver houden van alle teoretische vooroordelen: een klein taalfeit kan een grote taalteorie aan het wankelen brengen! In deel 4 tenslotte (Besluit) geven we ons rekenschap van het bestaan van veel onopgeloste kwesties in onze beschrijving: o.a. de plaats van ons type te midden van eventuele ‘naaste verwanten’: hoort b.v. hij is heel erg arm bij ons type of ‘staat het er dicht bij’? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. BegrenzingMet de paradigmaloosheid van het liggen automatisch ook andere eigenaardigheden vast, bv. de onweglaatbaarheid van heel erg warm:
Want na die weglating is het niet langer paradigmaloos, maar vrijwel onbeperkt vervangbaar. Weinig praktisch lijkt me de vraag of je de begrenzing ook kunt binden aan een andere eigenaardigheid, b.v. aan de paradigmatische beperking van warm (lauw enz. zijn uitgesloten) of aan die van broer (tafel enz. zijn uitgesloten). Andere begrenzingskwesties komen - zoals gezegd - tijdens de beschrijving in de nu volgende onderdelen ter sprake. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Vormleer2.1. SyntagmatiekEen ww-patroon zoals dat uit de titel kun je syntagmatisch op allerlei manieren veriëren: je kunt er bw bepalingen aan toevoegen (en dat verandert aan de mogelijkheden van de al aanwezige zinsdelen meestal niks), je kunt i.p.v. heeft allerlei groepen van ww's maken waarin hebben hoofdww blijft en je kunt ook variëren in het zinstype door b.v. van de voor-pv een achter-pv te maken of door de pv ‘weg te laten’. Tenslotte kun je natuurlijk op allerlei manieren allerlei soorten varianten kombineren:
Hierin zijn bw bep. toegevoegd (natuurlijk, al die tijd en weer), i.p.v. het hoofdww alleen is er een groep van hulpww + hoofdww (blijven hebben), en tenslotte hebben we een zinstype zonder pv. Ik beperk me tot een paar steekproeven met ww-groepen waarin hebben hoofdww blijft:
Er zijn dus wat beperkingen, maar ik wijs erop dat krijgen in tegenstelling tot hebben wel een mogelijkheid geeft bij aan het + ow:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarmee is dan meteen weer duidelijk geworden, hoe sterk ook syntagmatiek en paradigmatiek aan mekaar gebonden zijn, ofwel hoezeer we altijd op de details moeten blijven letten en op ‘onregelmatigheden’ verdacht moeten zijn. Steekproeven bij de ww-patroon-varianten zijn:
Sommige zinstypes geven hier dus soms moeilijkheden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Paradigmatiek2.2.1. Paradigma's binnen het onderwerp
Is een zn-patroon onderwerp dan is daarin het zn-paradigma beperkt: woorden als tafel, boom, ijzer, bank enz, zijn daarin dan uitgesloten. Is een versmelting binnen het zn-patroon onderwerpGa naar voetnoot2, dan zijn daarin paradigmaleden als b.v. iets, niks, alles uitgesloten. Is een ww-patroon onderwerp, dan kan dat wel met wie beginnen maar niet met wat, dat of of om:
2.2.2. Het hoofdww-paradigma
Zoals in zoveel andere types heeft hebben ook hier krijgen als paradigmagenoot (maar niet houden). Maken en doen geven wel een mogelijkheid, maar ... horen die bij ons type?
Zolang de twee het's paradigmaloos zijn, zijn ook de bwbn-paradigma's beperkt, maar die beperking gaat veel verder als die bij hebben/houden:
In de laatste zin is het niet paradigmaloos; het is dus veiliger om maken en doen niet te beschouwen als paradigmagenoot van hebben, al blijft het opvallend dat je bij maken eveneens niet kunt krijgen:
Een zekere verwantschap met maken en doen zou ons type dus wel kunnen hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3. Paradigma's binnen de tweede niet-ww rest
Omdat de eerste niet-ww rest (het) paradigmaloos is, komen we nu meteen bij de tweede niet-ww rest, die in onze titelzin een bwbn-patroon is: heel erg warm. Dat bestaat zoals altijd uit een voorbep. heel erg en een kern warm. Ik ga bij de beschrijving van het geheel, van de kern uit, omdat de beperkingen van de voorbep. daarmee samenhangen, zoals gewoonlijk. Er zijn twee types kern: een bwbn en een sterk beperkt zn-patroon:
We bespreken de paradigma's binnen de kern, en die van de bijbehorende voorbepaling telkens in de twee volgende onderdelen.
2.2.3.1. Het paradigma van het bwbn en dat van z'n voorbep.
Binnen de stell. trap zijn de volgende bwbn's lid van dit paradigma: aardig, akelig, arm, behoorlijk, benauwd, beroerd, breed (?)Ga naar voetnoot3, druk, erg (?), fatsoenlijk, fijn, gezellig, goed, heet, kalm, knus, koud, kwaadGa naar voetnoot4, lastig, leuk, makkelijk, mis (?)Ga naar voetnoot5, moeilijk, naar, onplezierig, plezierig, prettig, redelijk, rustig, uitstekend, slecht, vervelend en warm. In het algemeen hebben al die paradigmaleden alle types van de trappen van vergelijking, maar de onechte overtr. trap schijnt een uitzondering: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat allerwármst hier niet gaat, ligt evenwel niet aan het beschreven syntagma; het is een beperking die ook daarbuiten geldt; vgl. b.v.:
Het kleine aantal bwbn's dat hier dus maar mogelijk is, heeft binnen de trappen van vergelijking juist vrijwel geen beperkingen.
2.2.3.2. De paradigma's binnen het beperkte zn-patroon en dat van z'n voorbep. Paradigmatiek is ondenkbaar zonder syntagmatiek en omgekeerd. Heel erg op z'n gemak, heel erg z'n best zijn net als heel erg aan z'n maag zinsdelen waarvan de kern (op z'n gemak enz.) een paradigmaloos op enz. kan bevatten en een woord z'n dat voorwaardelijk paradigmaloos is:
Anders gezegd: z'n beperkt meestal het onderwerp in getal, persoon en (binnen de derde persoon ev) in sekseGa naar voetnoot6. Het zn-paradigma bevat woorden die hier meestal maar één getal hebben; voor mij zijn de voornaamste leden ervan: alvleesklier, benen, blaas, blindedarm, bloedvaten, gal, hart, ingewanden, keel, knieën, lever, longen, maag, middenrif (?), nieren, ogen, rug, schildklier, twaalfvingerige darm en urinewegen. Ik aarzel of ik daar twee groepjes met linker en rechter aan toe moet voegen: linker been, linker knie, linker long, linker nier, linker oog en rechter been enz. Onmogelijk zijn voor mij altans woorden als buik, darmen (?), haden, hersens, hoofdGa naar voetnoot7, huid, kiezen, nagels, neus, oren, spieren, tanden en zenuwen. Ik geef met opzet die reeks uitzonderingen omdat daar - zover ik zie - een vrij grote systeemloosheid uit blijkt: waarom ogen wel, maar oren niet, waarom rug wel, maar buik niet? Enz. Aan z'n zenwen kan niet, maar op z'n zenuwen wel; op z'n maag is uitgesloten maar in de buurt daarvan vinden we het type dat buiten ons syntagma valt: zenuwen op z'n maag. Bij op zijn blaas twijfel ik; ik ben geneigd om het te verwerpen en om wel te erkennen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat valt natuurlijk opnieuw buiten ons syntagma. Met naar ken ik één geval:
Maar twee feiten manen ons tot grote voorzichtigheid: goed en slecht duiken hier plotseling op als voorbep. (en dat kan in geen enkel ander type binnen ons syntagma):
Bovendien is er geen nevenschikbaarheid met de reeks aan z'n maag, ofschoon weer wel met de bwbn-patronen:
Uit een detailonderzoek zou moeten blijken of we naar z'n zin beter niet bij ons syntagma kunnen zetten; hoort het er wél bij, dan heeft het daarbinnen in elk geval een wat aparte plaats.
De hier besproken beperkte zn-patronen zijn halfvaste uitdrukkingen (niet helemaal vast vanwege de voorwaardelijke paradigmaloosheid van z'n) die ook syntagmatisch heel beperkt zijn: de gebruikelijke voor- en nabepalingen bij maag enz. zijn volkomen onmogelijk hier:
Nevenschikking met z'n gal of met aan z'n gal is mogelijk, net als misschien een enkele nevenschikking met een bwbn:
Die beperkte zn-patronen hebben als geheel evenwel de grammatikale waarde van een bwbn, steel. trap. altans grotendeels omdat ze geen enkele andere voorbep. kunnen krijgen als een stell. trap, ofschoon niet álle voorbep. van een stell. trap:
Zie ik het goed, dan zijn dus alle voorbep. bij aan z'n maag ook mogelijk bij benauwd, maar dan geldt het omgekeerde niet; aan z'n maag gedraagt zich dus als een wat beperkte stell. trap. Dat blijkt ook uit het feit dat benauwd genoeg en te benauwd vrijwel geen pendanten hebben bij aan z'n maag:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wat apart staande gesplitste voorbep. van de stell. trap even ... als ... vinden we bij aan z'n maag evenmin terug:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Betekenisleer3.1. Syntagmatiek(...) (heeft/krijgt) het erg ... betekent ‘het leggen van een verband tussen een mens of dier en een toestand die daaraan toegekend wordt’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Paradigmatiek3.2.1. Paradigma's binnen het onderwerp De vormbeperkingen binnen een zn-patroon (, een vn-patroon) en een ww-patroon als onderwerp hebben allemaal de betekenis-beperking gemeen ‘levend of als levend voorgesteld’. We hadden immers wél broer (maar niet tafel), wél iemand (maar niet iets) en wél wie ... (maar niet wat ...). In sprookjes enz. is natuurlijk heel goed mogelijk:
Hier wordt de kachel als iets levends voorgesteldGa naar voetnoot8.
3.2.2. Het hoofdww-paradigma Als inderdaad alleen hebben en krijgen daarin tuis horen (en niet ook nog maken en doen), dan is de betekenis van het geheel ‘toestandsaspekt’ en die van hebben t.o. krijgen ‘toestandsstabiliteit’ t.o. ‘toestandsverandering’.
3.2.3. Het paradigmaloze het Het paradigmaloze het is ook betekenisloos.
3.2.4. Paradigma's binnen de tweede niet-ww rest Het geheel betekent ‘een toestand’.
3.2.4.1. Paradigma's binnen het bwbn-patroon Bij de voorbep. is er ook semantisch niks biezonders op te merken. Bij het kernparadigma daarentegen des te meer. Bij de bwbn's is het gemeenschappelijke betekenis-element ‘toestand’, maar dan moeten we het formeel twijfelachtige mis (zie noot 5) uitsluiten. Ik laat buiten beschouwing of een verdere verfijning mogelijk is (lichamelijke t.o. geestelijke of financiële t.o. niet-financiële toestand); ik betwijfel het. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de beperkte zn-patronen is het gemeenschappelijke betekenis-element ‘lokalisering van een kwaal’, maar dan valt op z'n zenuwen er min of meer buiten, en naar z'n zin helemaal. Dat laatste was ook formeel het geval: de nevenschikking naar z'n zin of erg slecht wees eerder op verwantschap met de bwbn's. Met dat al liggen die twee ondergropen ook semantisch niet zo dicht bij mekaar, al zijn benauwd en aan z'n maag natuurlijk ook formeel wel min of meer buren:
Formuleren we de twee betekenissen resp. als ‘lichamelijke of niet-lichamelijke toestand’ en ‘lichamelijke ziektetoestand’, dan onstaat er wél iets van een gemeenschappelijk betekenis-element, nl. ‘toestand van mens of dier’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. BesluitWelk syntagma het sterkst met het onze verwant is, heb ik buiten beschouwing moeten laten. Misschien is het ik heb dorst/honger/pijn enz., misschien iets heel anders. Wie die leemte opvult, zal waarschijnlijk ook de betekenisleer van heel erg benauwd/heel erg aan z'n maag door het dan pas ontdekte oppositieelement, scherper kunnen beschrijven. Ook voor de syntaksis geldt dat het detail vaak fundamentele eigenschappen aan het licht brengt. In onze beschrijving zijn dat eens te meer de parallel tussen vorm- en betekenisleer en telkens optredende lichte afwijkingen: krijgen doet iets andere dingen als hebben; maken en doen vallen iets buiten hebben en krijgen in hun eigenaardigheden; heel erg uitstekend kan niet, heel erg goed wél, enz. Honderden andere kleine verrassingen van dit soort kunnen er nog verborgen liggen in het onbeschreven materiaal. Dat is natuurlijk erg omvangrijk. In hoofdlijnen hebben we 5 tot 10 miljard zinnen in dit artikel beschreven, zoals een kleine vermenigvuldiging leert. Maar in feite hebben we ons natuurlijk ‘op goed geluk af’ tot een vrij klein aantal steekproeven beperkt. Er wachten immers nog honderden miljarden andere zinnen op zo'n voorlopige beschrijving?
Eindhoven, juni 1973 p.c. paardekooper Anna van Engelandstraat 27 |
|