de eeuwenlange hinder van de Amsterdamse olievlek. Voor zover mij bekend is het nl. voor het eerst sinds eeuwen dat Amsterdam van de Zaanse en Waterlandse dorpen behalve inwoners en grondgebied nog iets anders overneemt.
Een van de oorzaken van het grote doeg-sukses ligt mijns inziens in het woord zelf. Het gewone Nederlandse groetwoord dag of daag kent, naar het schijnt, geen ‘onbeschaafde’ varianten. Een realisering met een velare klinker, zoiets als daog, is onmogelijk, tenzij ironisch of grappig bedoeld. In een taalgemeenschap nu waar de ‘beschaafde’ aa niet voorkomt (die in Amsterdam b.v.) of aanstellerig gevonden wordt, is het groetwoord daag dus een onbestaanbaar woord. Het nieuwe doeg met zijn evenzeer rekbare klinker is dan een uitermate bruikbaar substituut, vooral ook omdat de uitspraak van de oe geen gradaties in beschaafdheid kent.
Van groot belang voor de expansie van doeg lijken me ook de omstandigheden waarin zo'n groetwoord gebruikt wordt. Dat is nl. de unieke kommunikatieve situatie dat de hoorder horig aan de spreker is, te weten die van de groet. In veel gevallen is men immers gewend of geneigd om het gehoorde groetwoord met hetzelfde te beantwoorden. Wie het eerst groet bepaalt in belangrijke mate wat de ander terug zal zeggen. En als men één keer doeg gezegd heeft, komt men er niet gemakkelijk meer van af.
Toch wordt het (nog) niet door iedereen gebruikt. Doeg is, zou men kunnen zeggen, een ‘volkswoord’. Maar wat veel merkwaardiger is en wat de heer Woudt mij voor de Zaanstreek ook bevestigd heeft, is dat het naar mijn indruk tegenwoordig voornamelijk van vrouwen wordt gehoord, sterker nog, dat het in de kombinatie Nou doe-oeg uitsluitend door vrouwen onderling gebezigd wordt, b.v. ter afsluiting van een buurpraatje. Van de hierboven genoemde korrespondenten zijn er twee die spontaan hebben aangetekend dat doeg een woord van vrouwen resp. van jonge meisjes is. Ik heb het zelf zelden door mannen horen zeggen en dan nog alleen door winkeliers tegen een vertrekkende vrouwelijke klant; in zo'n geval is het trouwens toch meestal de klant die het eerst groet.
Misschien hebben vrouwen voor de rekbare oe een zwak: ik ken tenminste nog een woord met een vooral ‘vrouwelijke’ variant, nl. ja, dat als antwoord op de vraag Kom je? klinkt als joe-oe, wanneer de sprekers zich niet in elkaars nabijheid bevinden.
Landsmeer, Drakenstein 32
jan stroop